Categorie: Volwassenen

  • 18 december

    Éfeze 1:10
    Om in de bedeling van de volheid der tijden, wederom alles tot een te vergaderen in Christus, beide dat in den hemel is, en dat op de aarde is;

    In de periode na de grote verdrukking voor Israël begint de wederopbouw van het land. Men heeft eerst al zeven maanden nodig om de doden te begraven en het land te reinigen. Daarna kan de opbouw beginnen. Men heeft brandstof genoeg voor de volgende zeven jaar. Deze periode duurt 33 jaar. Dit staat nergens in de Bijbel letterlijk zo beschreven. Maar aan de hand van de typologie kun je dit concluderen.

    In deze periode gaan de oordelen van God over de wereld door. Deze periode wordt hier in de Éfezebrief door Paulus de “bedeling van de volheid van de tijden” genoemd. En het is de bedoeling van deze periode dat “het al”, dus alles wat geschapen is, de gehele schepping onder één gezag geplaatst wordt. En dat gezag is Christus. En “het al” houdt dus in: alles wat in de hemel is en alles wat op aarde is. Satan en zijn handlangers erkenden Christus’ macht niet en worden daarom uit de hemel geworpen. Dat gebeurt wanneer de Gemeente opgenomen wordt. Daarmee wordt alles wat er in de hemel is, onderworpen aan Christus.

    Het volgende dat onderworpen moet worden, is de aarde. Dat begint met het volk Israël en daarna de rest van de wereld. En dat moet aan het einde van deze periode gebeurd zijn. En als dat niet vrijwillig gebeurt, dan moet het onder dwang. Daarvoor komen de oordelen van God over deze wereld. Dat geldt voor het volk Israël, maar ook voor de overige volken. Gelukkig hebben wij, als gelovigen van deze bedeling van de genade, ons vrijwillig onderworpen aan het gezag van de Here Jezus Christus en treffen deze oordelen ons niet.

     

  • 19 december

    Psalm 2:1-12 Niet alles van deze aanhaling is hier uitgeschreven
    (1) Waarom woeden de heidenen, en bedenken de volken ijdelheid? (2) De koningen der aarde stellen zich op, en de vorsten beraadslagen te zamen tegen den HEERE, en tegen Zijn Gezalfde, zeggende: (3) Laat ons hun banden verscheuren, en hun touwen van ons werpen. (4) Die in den hemel woont, zal lachen; de HEERE zal hen bespotten. (5) Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, en in Zijn grimmigheid zal Hij hen verschrikken. (6) Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion, den berg Mijner heiligheid. (7) Ik zal van het besluit verhalen: de HEERE heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd. (8) Eis van Mij, en Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel, en de einden der aarde tot Uw bezitting.
    (11) Dient den HEERE met vreze, en verheugt u met beving. (12) Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden. Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen.

    In Psalm 2 wordt ook gesproken over dat feit dat er straks één Koning zal zijn. De Heere heeft Zijn Erfgenaam, Zijn Zoon, aangesteld. De koningen op aarde en de leiders van de volkeren kunnen het daarmee oneens zijn, maar het besluit staat vast. Ze kunnen samen een plan gesmeed hebben om Gods besluit tegen te gaan en in opstand te komen tegen de Heere en tegen Zijn Messias, de Gezalfde, de Christus, maar daarom moet de Heere alleen maar lachen. Want de mens denkt dat hij tot veel in staat is, en sommige leiders denken dat ze alle macht in handen hebben. Maar er komt een moment, dat is wanneer de Messias terugkomt, dat God tot hen spreekt in Zijn toorn. En vanaf dat moment gaat alles zoals Hij dat heeft bepaald. En als men zich niet wil onderwerpen aan de Zoon, dan wordt men verpletterd met een ijzeren scepter. Een scepter is meestal van goud als teken van koninklijke waardigheid, maar deze staf is van ijzer. IJzer is een uitbeelding van kracht. Gods Koning zal met kracht bevestigd worden, omdat men Hem bij voorbaat al niet accepteert. God weet dat het zo zal gaan, en daarom zegt Hij het van te voren al. Maar degenen die wel hun vertrouwen op de Zoon gesteld hebben, die zijn welgelukzalig. Zij zullen de zaligheid verkrijgen. Zij onderwerpen zich wel aan de Koning, die de Heere aangesteld heeft. En die aanstelling vond plaats op de dag dat de Here Jezus Christus opstond uit de dood.