Categorie: Volwassenen

  • 19 november

    Goed werk

    Vraag jij je ook wel eens af wat je nou eigenlijk voor de Heer doet? Je leven als gelovige lijkt aan de buitenkant zo vaak op dat van ongelovigen. Je zou wel meer voor de Heer willen doen, maar op de een of andere manier komt het er niet van. Je zou er bijna een schuldgevoel van krijgen. Bijna.

    De Bijbel leert dat God ons hart aanziet. Hij is niet zozeer geïnteresseerd in wat wij doen, maar waarin wij geloven. Of beter gezegd, in Wie wij geloven. En als het daarover gaat, zijn we heel zeker van “onze” zaak. Het Evangelie is voor ons, als het goed is, een blijde boodschap. We weten dat de Bijbel het geïnspireerde Woord van God is (2 Timótheüs 3:16). Hij is onze Vader en wij zijn Zijn kinderen. Hij wil ons laten opgroeien tot Zijn zonen (= erfgenamen).

    Hoe geef je die overtuiging nou handen en voeten? Dat is echt niet zo moeilijk. Wat dacht je ervan om God te danken voor Zijn Verlossingswerk. Om Hem te danken dat je Zijn kind mag zijn. Dat het je verlangen is om voor Hem beschikbaar te zijn. Dat je uitzicht hebt op eeuwig, onvergankelijk leven. Dat de dood is overwonnen. Dat je je mag voeden met Zijn Woord en erop mag vertrouwen dat Hij, die in jou een goed werk begonnen is, dat zal voleindigen tot op de dag van Jezus Christus (Filippenzen 1:6). Een andere mooie tekst in dit verband is:

    Éfeze 6:12
    Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht.

    Onze opdracht is niet om onze medemensen te overtuigen van ons geloof. Als gelovigen zijn we (hoe dan ook) Zijn getuigen. De Geest van Christus woont in ons en voor de overheden en machten in de lucht is dat o zo zichtbaar! Over getuigenis gesproken…

  • 15 december

    Zacharia 14:5, 9
    (5) Dan zult gijlieden vlieden door de vallei Mijner bergen (want deze vallei der bergen zal reiken tot Azal), en gij zult vlieden, gelijk als gij vloodt voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, den koning van Juda; den zal de HEERE, mijn God, komen, en al de heiligen met U, o HEERE!
    (9) En de HEERE zal tot Koning over de ganse aarde zijn; te dien dage zal de HEERE een zijn, en Zijn Naam een.

    Jesaja 63:1-4 (niet alles van deze aanhaling is hier uitgeschreven)
    (1) Wie is Deze, Die van Edom komt met besprenkelde klederen, van Bozra? Deze, Die versierd is in Zijn gewaad? Die voorttrekt in Zijn grote kracht? Ik ben het, Die in gerechtigheid spreek, Die machtig ben te verlossen.
    (3) Ik heb de pers alleen getreden, en er was niemand van de volken met Mij; en Ik heb hen getreden in Mijn toorn, en heb hen vertrapt in Mijn grimmigheid; en hun kracht is gesprengd op Mijn klederen, en al Mijn gewaad heb Ik bezoedeld.

    We hebben tot nog toe gezien dat de dag des Heeren begint aan het einde van de verdrukking voor het volk Israël. Dat voor die dag kenmerkend is: de verduistering van de zon, maan en de sterren. Dat die dag verlossing brengt voor het gelovig overblijfsel uit Israël, en dat het oordeel over de wereld doorgaat. Die verlossing komt omdat de Here Jezus met Zijn voeten terugkeert op de aarde. Dat is het begin dat Hij Zijn rechten op deze wereld ten uitvoer brengt. Daarvoor voert Hij een gedeelte van Zijn volk naar Azal. Azal betekent: een gereserveerde plaats. Dit herinnert aan de tweede bok op grote Verzoendag, die de woestijn in gestuurd werd. Men moet Jeruzalem verlaten en dan komt men bij de Jordaan. Daar gaat men dan doorheen, naar het zuiden over de koninklijke weg. Het is dezelfde weg die Jozua ging met het volk Israël, maar dan in omgekeerde richting. Men zal naar Sela/Petra/Bozra (in het tegenwoordige Jordanië) geleid worden. Maar daarna zal de Here Jezus Christus, de Messias, de Zoon van David, de Koning Zijn volk leiden naar het beloofde land. Over dezelfde weg als Jozua het volk leidde naar het beloofde land. En bij Gilgal zullen ze de Jordaan oversteken en zo het beloofde land binnengaan. Maar dat land is nog steeds verwoest door het oordeel van God (vers 3). Men gaat dan achter de IK BEN (Jehova) aan, die hen met grote kracht zal leiden, en hen als verlosten in het land Kanaän zal brengen. Zij zullen beginnen met de opbouw van het Koninkrijk.