Categorie: Volwassenen

  • 23 november

    Loopbaan

    Hebreeën 12:1
    Daarom (…) laat ons afleggen alle last, en de zonde, die ons lichtelijk omringt, en laat ons met lijdzaamheid lopen de loopbaan, die ons voorgesteld is.

    De verlamde man van een paar dagen geleden, was, nadat zijn zonden vergeven waren en hij was opgestaan, weer in staat om te lopen. Zo is het ook bij jou en mij. Zodra we tot geloof gekomen zijn en de Nieuwe Mens aangetrokken hebben, stelt de Heer ons een loopbaan voor, een bepaalde taak of weg in ons leven hier op aarde, waarin we Hem kunnen dienen. Een job in dienst van de Heer.

    Die loopbaan ziet er voor iedereen anders uit. De taak en de verantwoordelijkheid die je van de Heer krijgt, hangen af van wat je aankan, net zoals in de gelijkenis van de talenten.

    Matthéüs 25:15
    En den ene gaf hij vijf talenten, en den ander twee, en den derden één, een ieder naar zijn vermogen (= naar wat zij konden).

    Naar de mate waarin we onze loopbaan lopen, zullen we straks loon ontvangen, namelijk een onverderfelijke kroon (1 Korinthe 9:25).

    Moet je nu heel actief gaan zoeken en allerlei gaventests in gaan vullen om erachter te komen hoe jouw loopbaan er uitziet? Nee, gelukkig niet! De Heer zal je dat Zelf laten zien. Het enige dat Hij van je vraagt, is dat je je beschikbaar stelt en bereid bent om Hem te dienen als Hij dat van je vraagt. Als gelovigen zijn we als het ware allemaal stukken gereedschap, die in de werkplaats liggen te wachten op gebruik. Het enige dat we hoeven te doen, is voor het grijpen liggen, zodat de Grote Timmerman ons direct ter hand kan nemen op het moment dat Hij ons nodig heeft. “En al wat gij doet met woorden of met werken, doet het alles in den Naam van den Heere Jezus, dankende God en den Vader door Hem” (Kolossenzen 3:17).

    Heer ik kom met lege handen, en wil voor U beschikbaar zijn.

  • 15 november

    De verhoogde slang

    “En niemand is opgevaren in den hemel, dan Die uit den hemel neder gekomen is, namelijk de Zoon des mensen, Die in den hemel is. En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden; Opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeu­wige leven hebbe.” (Johannes 3:13-16)

    Bekend Schriftgedeelte, met name het laatste vers. Het spreekt uiteraard over de Heer die is nedergedaald en opgestaan. Als we de verwijzing naar de verhoogde slang eens opzoeken, komen we terecht in Numeri 21:5-8. Daar vinden we de geschiedenis waarbij het volk Israël zich beklaagt bij God en Mozes:
    “Waarom hebt gijlieden ons doen optrekken uit Egypte, opdat wij sterven zouden in de woestijn? Want hier is geen brood, ook geen water, en onze ziel walgt over dit zeer lichte brood. Toen zond de HEERE vurige slangen onder het volk, die beten het volk; en er stierf veel volks van Israël. Daarom kwam het volk tot Mozes, en zij zeiden: Wij hebben gezondigd, omdat wij tegen den HEERE en tegen u gesproken hebben; bid den HEERE, dat Hij deze slangen van ons wegneme. Toen bad Mozes voor het volk. En de HEERE zeide tot Mozes: Maak u een vurige slang, en stel ze op een stang en het zal geschieden, dat al wie gebeten is, als hij haar aanziet, zo zal hij leven”.

    Hij zei niet: probeer nu eerst maar eens zelf die slangen om zeep te helpen. Het volk hoefde alleen omhoog te kijken en men stierf niet meer. Daar was geloof voor nodig: omhoog kijken terwijl je weet dat giftige slangen langs je benen krioelen! Bij ons is het net zo. Onze slangen (zonden) blijven gedurende ons hele leven. Het bestrijden daarvan betekent geestelijk sterven. Zolang wij echter omhoog blijven kijken, naar de verhoogde slang (nee dat was niet Zijn kruisiging, maar Zijn opstanding!) worden wij niet door de zonden bevangen en leven wij.

    Romeinen 6:11
    Alzo ook gijlieden, houdt het daarvoor dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus, onzen Heere.