Categorie: Volwassenen

  • 04 november

    In de vrijheid

    Veel gelovigen gaan helaas nogal gebukt door het leven. Ze denken dat van alles en nog wat niet meer mag omdat er -nu ze eenmaal tot geloof zijn gekomen- een norm zou zijn waaraan voldaan moet worden. Die wordt nooit bereikt en dus voelen ze zich schuldig. Meestal gaan ze met hun schuld naar de Heer, vragen om vergeving en voelen zich daarna even iets minder schuldig. De volgende dag herhaalt zich precies hetzelfde ritueel. Weer tekortgeschoten en weer vergeving gevraagd. Zou dat de bedoeling zijn? Het lijkt zo oprecht, maar het is ongeloof. Twijfel over het verlossingswerk van de Heer. Kennelijk wordt niet aanvaard wat de Bijbel onder andere zegt in:

    Romeinen 6:7
    Want die gestorven is, die is gerechtvaardigd van de zonde.

    God rekent ons rechtvaardig. De bedoeling is nu niet meer onszelf te rechtvaardigen. De straf op de zonde is immers juridisch gezien voltrokken en onze oude mens is met Hem gestorven (Romeinen 6:4: “Wij zijn dan met Hem begraven, door den doop in den dood, …”). In ons rechtssysteem geven we iedereen die ooit is veroordeeld een strafblad, zodat zo iemand ook als hij zijn straf heeft uitgezeten, altijd met zijn verleden wordt geconfronteerd. Bij God werkt dat anders. Hij komt er niet meer op terug. Nooit.

    Als jij gelooft dat de Heer is opgestaan en je daarmee het nieuwe leven hebt gekregen, is het de bedoeling daaruit te leven (Romeinen 6:4: “… opdat, gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden”.).

    Je bent vrijgekocht en daarmee ook vrij om te doen en te laten wat jij wilt. Geloof je dat niet? Lees dan maar eens in 1 Korinthe 10:23: “Alle dingen zijn mij geoorloofd…”. Natuurlijk is dit slechts het eerste deel van dit vers, maar ik stop hier met opzet. Leef jij al met de wetenschap dat alle dingen ook jou geoorloofd zijn? Of ben je stiekem bezig met het opknappen van die oude mens, die al gestorven was?

    Denk daar maar eens over na. Gaan we morgen weer verder.

  • 26 november

    Opvoeding

    Als gelovige ben je een kind van God (1 Johannes 3:1). Net als bij echte kinderen is het de bedoeling dat je als kind van God groeit en uiteindelijk volwassen wordt. Alleen als volwassene kun je Zijn zoon, Zijn erfgenaam zijn. Zoals een vader zijn kinderen opvoedt, voedt God de Vader ons op tot goede erfgenamen.

    Opgevoed worden is niet altijd leuk. Je hebt vroeger vast wel eens een tik op je vingers gekregen. Op het moment zelf ervoer je het misschien als straf of dacht je dat je ouders niet van je hielden. Nu zie je waarschijnlijk het nut er van in en besef je dat je ouders dat juist deden omdat ze van je hielden. En misschien kun je je wel voorstellen hoe je nu zou zijn als je ouders je níet opgevoed hadden…

    Hebreeën 12:5-11 vertelt over op de opvoeding die we van God ontvangen. Het woord “kastijden” wordt daar gebruikt. Dat klinkt nogal eng, maar als je teruggaat naar de grondtekst zie je dat het zoiets betekent als “opvoeden, discipline bijbrengen, leren, instrueren, onderwijzen”.

    Hebreeën 12:6, 7
    (6) Want dien de Heere liefheeft, kastijdt Hij, en Hij geselt een iederen zoon, die Hij aanneemt. (7) Indien gij de kastijding verdraagt, zo gedraagt Zich God jegens u als zonen . . .

    Als de Heer je opvoedt (kastijdt), is dat dus een teken dat Hij je liefheeft! Ga niet bij de pakken neer zitten als je merkt dat de Heer je opvoedt. Integendeel, wees er blij om, want het is een bewijs dat Hij je als Zijn kind ziet en behandelt. Loop niet weg voor moeilijke situaties of moeilijke mensen of je eigen moeilijke vlees, maar ga erin met de Heer, zet door in vertrouwen op Zijn hulp. Opvoeden betekent nieuwe dingen leren, uitproberen en oefenen. Met vallen en opstaan, kun je steeds meer aan en schrik je niet meer zo snel.

    Jouw opvoeding is Gods zorg. Laat het maar over je heen komen, beseffend dat je daardoor “Zijn heiligheid zou deelachtig worden” (Hebreeën 12:10) en dat het “een vreedzame vrucht der gerechtigheid (geeft) aan degenen, die door dezelve geoefend zijn” (Hebreeën 12:11).