Categorie: Volwassenen

  • 26 augustus

    Romeinen 8:15-17
    (15) Want gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming (aanstelling) tot zonen, door Welken wij roepen: Abba, Vader! (16) Dezelve Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn. (17) En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen van God, en medeërfgenamen van Christus; zo wij anders met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden. 

    Gisteren hebben we gelezen dat we de Geest als onderpand voor onze erfenis hebben ontvangen. Daaruit blijkt dat we dus erfgenamen zijn, anders valt er niets te erven! Nou is het zo dat als je een erfenis wilt ontvangen, je volwassen moet zijn. In de Bijbel wordt er in dat geval over zonen gesproken. Je moet een zoon zijn, wil je die erfenis ontvangen.

    In Galaten 4:1 staat: “Doch ik zeg, zo langen tijd als de erfgenaam een kind is, zo verschilt hij niets van een dienstknecht, hoewel hij een heer is van alles”.

    In de Bijbel betekent “zoon” niet alleen mannelijke afstammeling, (via vader en moeder) maar ook erfgenaam. Dat lezen we bijvoorbeeld in Genesis 15:3: “Voorts zeide Abram: Zie, mij hebt Gij geen zaad gegeven, en zie, de zoon van mijn huis zal mijn erfgenaam zijn!” De knecht van Abraham was, als Abraham geen zoon had gekregen, erfgenaam geworden van Abraham.

    De Bijbel leert dat het met ons ook zo gaat. Bij onze wedergeboorte zijn we als pasgeboren baby’s. We willen de Heere Jezus en het Plan van God leren kennen, we zijn dus hongerig! We krijgen nog melk, ander voedsel kunnen we nog niet verdragen. Lees maar in:

    1 Petrus 2:2
    En, als nieuwgeborene kinderkens, zijt zeer begerig naar de redelijke onvervalste melk, opdat gij door dezelve moogt opwassen (opgroeien). 

    Maar je zult steeds meer willen (w)eten en langzamerhand ga je ook brood eten… of vaste spijs, zoals de Bijbel het noemt, zodat je steeds meer begrijpt van de geestelijke zaken en er ook naar gaat leven.

  • 27 augustus

    Galaten 3:29
    En indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen. 

    Gisteren lazen we dat een kind (dienstknecht) moet opgroeien tot zoon (erfgenaam) wil het kunnen erven. Zo gaat het ook met een kind van God, hebben we gezien. Galaten 4:7: “Zo dan, gij zijt niet meer een dienstknecht, maar een zoon; en indien gij een zoon zijt, zo zijt gij ook een erfgenaam van God door Christus”. Het is de bedoeling dat wij Geestelijk toegroeien (net als een baby groeit naar zijn volgende levensfase) naar onze aanstelling tot zonen. Opgroeien gaat niet zonder vallen en opstaan, zo is het ook met ons. Zoals een vader zijn kind uit liefde kastijdt (= corrigeren), zo kastijdt onze hemelse Vader ons.

    Hebreeën 12:6-7
    (6) Want dien de Heere liefheeft, kastijdt Hij, en Hij geselt een iedere zoon, die Hij aanneemt. (7) Indien gij de kastijding verdraagt, zo gedraagt Zich God jegens u als zonen; (want wat zoon is er, dien de vader niet kastijdt?) 

    Als wij het lijden van deze tegenwoordige tijd aanvaarden als opvoedkundige maatregel (en speciaal wanneer we worden gesmaad om Christus) en vasthouden aan Christus’ beloften (dat Hij ons verzorgt) dan wordt ons geloof sterker. Zo wordt ons vertrouwen getest en gesterkt. Zo worden we volwassen.

    Wij zijn dus “als zoon” rechtmatige erfgenamen van God door Christus. We zullen delen in de heerlijkheid van Christus in de hemel, omdat wij met Hem mede-erfgenamen zijn!

    Kolossenzen 3:4
    Wanneer nu Christus zal geopenbaard zijn, Die ons leven is, dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid. 

    Hoeveel heerlijkheid, hangt van onze trouw af. Maar wat erven wij dan met Christus? Dat staat in Hebreeën 1:1-2: “God, voortijds veelmaal en op velerlei wijze, tot de vaderen gesproken hebbende door de profeten, heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door den Zoon; Welken Hij gesteld heeft tot een Erfgenaam van alles, door Welken Hij ook de wereld gemaakt heeft…”.