Categorie: Volwassenen

  • 13 juli

    God is Waarachtig. Dat is de kern van Zijn Wezen.

    Romeinen 3:4
    Doch God zij waarachtig, maar alle (elk) mens is leugenachtig.

    Waarheid en leugen staan tegenover elkaar. De Bijbel zegt, dat God niet liegen kan. Dat lezen we in Numeri 23:19: “God is geen man, dat Hij liegen zou, noch eens mensen kind, dat het Hem berouwen zou; zou Hij het zeggen, en niet doen, of spreken, en niet bestendig maken?”

    Wat Hij zegt is Waarheid, want Hij heeft en is de Waarheid.

    Gods tegenstander -de satan- is dé leugenaar. Dat lezen we in Johannes 8:44, waar Jezus tot de joden zei: “Gij zijt uit de vader de duivel, en wilt de begeerten van uw vader doen; die was een mensenmoordenaar van den beginne, en is in de waarheid niet staande gebleven; want geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zo spreekt hij uit zijn eigen; want hij is een leugenaar, en de vader van de leugen.”

    De satan is niet in de waarheid staande gebleven, want er is in hem geen waarheid meer. Hij spreekt alleen de leugen, want hij is in zijn wezen leugenachtig. In Romeinen 1:18b lezen we: “… mensen, die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden”. De goddeloze mensen willen de waarheid niet kennen; zij houden die waarheid onder de tafel. Zij hebben de Waarheid Gods veranderd (lees: vervangen) door de leugen, en het schepsel geëerd en gediend boven de Schepper, Die te prijzen is in der eeuwigheid (Romeinen 1:25).

    Wij zouden de Waarheid geloven. Jezus zegt: “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven.” (Johannes 14:6). Hij is de ware levende Weg tot God. Wie in Christus Jezus gelooft, krijgt deel aan de Waarheid, aan Gods Wezen. Paulus zegt tot de gelovigen: “Daarom legt af de leugen, en spreekt de waarheid, een ieder met zijn naaste; want wij zijn elkanders leden.” (Éfeze 4:25).

    Gelovigen zijn elkaars naasten. Zij zouden met elkaar (over) de Waarheid spreken. Zij zijn leden van hetzelfde Lichaam. Zij zijn verbonden met Jezus Christus, Die de Waarheid is.

  • 04 augustus

    Handelingen 1:8
    Maar gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u komen zal; en gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem, als in geheel Judea en Samaria, en tot aan het uiterste der aarde. 

    Deze woorden sprak de Heer tot de discipelen, vlak voor Zijn Hemelvaart. Het moet voor de discipelen een heel bijzondere tijd geweest zijn, die periode tussen Zijn opstanding en Zijn Hemelvaart! De Heer heeft met hen, na Zijn Opstanding, 40 dagen lang gesproken over de dingen van het Koninkrijk. Handelingen 1:3: “…veertig dagen lang, zijnde van hen gezien, en sprekende van de dingen die het koninkrijk Gods aangaan.”

    Tijdens Zijn leven op aarde heeft Hij hen menigmaal de Schriften geciteerd, die zij toen nog niet verstonden. Lukas 24:44: “Dit zijn de woorden, die Ik tot u sprak, als Ik nog met u was …” Lukas 24:45: “Toen opende Hij hun verstand, opdat zij de schriften verstonden.” Ook heeft de Here Jezus hen voorbereid op de taak die hen wachtte, namelijk: Zijn getuigen zijn! Johannes 15:16: “Gij hebt Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u … gesteld, …” Matthéüs 28:19: “… gaat dan henen, onderwijst al de volken, … lerende hen onderhouden…”

    Daar sta je dan, als discipel! Je Meester heeft Zijn Hemelvaart aangekondigd, wat nu? Laat de Heer hen dan helemaal alleen met deze opdracht? Gelukkig niet. Want de Heer heeft Zijn belofte gegeven. Zijn belofte van een andere Trooster! Dat kunnen we lezen in het evangelie van Johannes. Lees zelf maar hoofdstuk 14. De Heer had kort voor Zijn dood al tot Zijn discipelen gezegd dat Hij zou weggaan. Anders kon de Trooster niet komen. Lees Johannes 16:7. Die Trooster is de Geest der waarheid (Johannes 14:16, 17) en de discipelen kennen deze Geest, zegt de Heer in dit laatste vers. En lees eens door in vers 18: “Ik kom weder tot u”.

    Het is de Heer Zelf! Hij is de Weg, en de Waarheid, en het leven (Johannes 14:6). Hij komt Zelf bij hen terug als Geest! Dat is de vertroosting die de Heer aan Zijn discipelen wil geven! 

    Johannes 14:1
    Uw hart worde niet ontroerd; gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij.