Categorie: Jongeren

  • 26 juni

    Wij willen graag vrij zijn. Vrijheid kan alleen maar worden gegeven aan mensen die verantwoordelijkheid kunnen dragen. Verantwoording wil zeggen dat je een antwoord kunt geven op de vraag: “Waarom heb je zo en zo gedaan?” Je moet het kunnen motiveren. Op dit antwoord volgt dan een beoordeling. Kinderen handelen zoals het in hun opkomt. Zij doen de dingen gewoon omdat het leuk is; of ze slaan erop los omdat ze kwaad zijn. Maar ze kunnen de consequenties van hun doen en laten niet overzien. Dus zijn er ouders en onderwijzers die kinderen leren om volwassen te worden. Zolang het kind niet volwassen is, staat het onder de wet (voogdij) van de ouders. Lees onder andere Galaten 4:13.

    Kinderen leren van de ouders hoe het leven in elkaar zit en hoe je in allerlei situaties moet of kunt handelen. Het kind vraagt: “Mag dit?” en “Hoe moet dit?” Van volwassenen wordt verwacht dat ze dit weten. Hebreeën 5:14 zegt dat volwassenen hun zinnen (het vermogen om te kunnen beoordelen) hebben geoefend, zodat ze goed en kwaad kunnen onderscheiden. Als je dit niet kunt, ben je een kind. En een kind heeft regels nodig totdat hij goed en kwaad kan onderscheiden. Zo is het ook als je gelovig wordt. Je begint als kind (onder de wet). Je bent nog met je zelf bezig. Christus, inclusief de Gemeente, staat niet centraal. Het is de bedoeling dat je volwassen wordt en in de vrijheid komt te staan, zodat je Christus kunt dienen. Belangrijke teksten in dit verband zijn:

    Johannes 8:32, 36
    (32) Gij zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken.
    (36) Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn.
    Lees ook 2 Korinthe 3:17

    Galaten 5:18
    Maar indien gij door den Geest geleid wordt, zo zijt gij niet onder de wet.
    Lees ook Romeinen 8:14.

    Volwassen en vrij zijn wil zeggen dat je de waarheid verstaat. Niet alleen weten, maar begrijpen. Als je begrijpt waar het om gaat, dan pas kun je vrij worden. Dit kan alleen als jij je door de Geest laat leiden. De Geest leidt je in al de Waarheid (Johannes 16:13). De Geest maakt je vrij. Echte vrijheid is God dienen en wandelen in het nieuwe leven, dat wij uit genade van Christus hebben ontvangen.

  • 27 juni

    In de tijd na de opstanding van de Heere Jezus Christus, ontstaan door de prediking van de apostelen en evangelisten (onder andere door Paulus en Timótheüs) diverse plaatselijke gemeenten. Paulus geeft aan Timótheüs de opdracht om oudsten in deze gemeenten aan te stellen (Titus 1:5). Hebreeën
    13 vers 7 en 17 spreken over de aanwezigheid van voorgangers.

    Een voorganger is iemand die geestelijke leiding geeft aan gelovigen. Het Griekse woord dat vertaald is met “voorganger” betekent “de weg zoeken voor iemand”, “de weg wijzen” of “leiden”. Voorganger wil zeggen “voorgaan”, zoals een herder voor zijn schapen uitgaat om hen naar het weiland of op de heide te brengen. De voorganger zoekt het beste voor zijn schapen en de schapen volgen de herder. En als de schapen achterblijven heeft de herder een stok, een slinger en een steen of een hond die de schapen bij de herder houdt.

    In Éfeze 4:11 zien we dat de Heere Jezus naast apostelen, profeten en evangelisten, de herders en leraren heeft aangesteld. Hebreeën 13:17 geeft aan dat wij als gelovigen de voorgangers zouden gehoorzamen en onderdanig zijn, omdat zij rekenschap moeten afleggen aan de Grote Herder der schapen (vers 20).

    Petrus noemt de herders “oudsten”. Hij zegt tegen de oudsten: “Weidt de kudde Gods, die onder u is, hebbende opzicht.” Zij moeten niet heersen, maar voorbeelden voor de kudde zijn.

    Paulus zegt tegen de oudsten van de gemeente te Éfeze: “Zo hebt dan acht op uzelven, en op de gehele kudde, over dewelke u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft, om de Gemeente Gods te weiden, welke Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed.” (Handelingen 20:28). Ook uit dit Bijbelgedeelte blijkt dat de oudsten “herders” zijn. Zij zijn door de Heilige Geest aangesteld om de Gemeente van God (schapen) te weiden. Dit wil zeggen dat de oudsten de gelovigen het goede voedsel geven (het Woord van God) en met hun leven voor hen instaan.

    De gelovige hoeft alleen maar deze oudste of herder te volgen; behalve als deze een valse herder (leraar) blijkt te zijn. Van de gelovige wordt verwacht dat hij de herder onderdanig is en van de herder wordt verwacht dat deze de Grote Herder, Jezus Christus, onderdanig is. En zo is er éénheid in de Gemeente, tot lof van Christus.