Categorie: Jongeren

  • 13 mei

    De wet

    Vele zegeningen heeft Israël ontvangen, maar het eerste en belangrijkste is dat “hun de woorden Gods zijn toebetrouwd“. (Romeinen 3:2) Deze woorden ontving Israël via Mozes van de HEERE in de woestijn bij de berg Horeb en hierin legde God het verbond tussen Hem en het volk vast. Hij zou hen leiden en zegenen boven alle volkeren, wanneer zij zich aan de vastgelegde afspraken zouden houden. Dit verbond wordt beschreven als een huwelijk, “. . . hoewel Ik hen getrouwd had”. (Jeremía 31:32) waarin God zich verbindt met Israël als zijn vrouw. Het volk wilde echter niet zien dat zij van nature zondaren waren zoals alle mensen en dat zij dit verbond met deze Heilige God van hemel en aarde niet zouden kunnen houden. Zij zeiden wel tot Mozes: “Al wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen!” (Exodus 19:8) maar ze zouden dit nooit kunnen waarmaken.

    Zo werd het verbond in plaats van een zegen een vloek voor het volk. “Want er is geschreven: Vervloekt is een ieder, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen”. (Galaten 3:10) In het Nieuwe Testament wordt ons uitgelegd dat de wet, het oude verbond, juist gekomen was om de mens te laten zien dat hij door “de werken der wet” niet gerechtvaardigd kan worden. Er is niets mis met de wet, (deze is heilig en rechtvaardig en goed) maar door de wet leren we dat we zonde hebben en zonden doen. Net als bij Adam blijkt dat wanneer wij horen: “Doe dit” of “doe dat niet”, wij juist het tegenovergestelde doen. Er is maar één manier om van de zonde af te komen en dat is sterven; dat deed de Here Jezus in onze plaats.

    De basis van beide verbonden is echter gelijk: “Liefde”, beschreven in het grote gebod: “Hebt u naaste lief als uzelf”. Onder het Nieuwe Verbond lukt “liefhebben” wel. “Niet als u schrijvende een nieuw gebod, maar hetgeen wij gehad hebben van den beginne, namelijk dat wij elkander liefhebben”. (2 Johannes 5) “De liefde doet den naaste geen kwaad. Zo is dan de liefde de vervulling der wet”. (Romeinen 13:10)

    Gelukkig leert het Oude Testament ons meer dan dat wij van nature zondaars zijn. Het Oude Testament is nadrukkelijk ook een voorafschaduwing met tal van verwijzingen (in beeldspraak) naar het Nieuwe Verbond.

  • 19 mei

    Samuël

    1 Samuël 1:20
    En het geschiedde, na verloop van dagen, dat Hanna bevrucht werd, en baarde een zoon, en zij noemde zijn naam Samuël: Want, zeide zij, ik heb hem van den HEERE gebeden.

    In de geschiedenis van Elkana, zijn twee vrouwen en hun kinderen wordt ons opnieuw voorgehouden dat het voortbrengen van nieuw leven niet vanzelfsprekend is. Wij kennen deze waarheid al langer, want zij werd ons al eerder voorgehouden in onvruchtbare vrouwen als Sara, Rebekka, Rachel (en de vrouw van Manoach). Het gebed van vader en moeder om het schenken van een nieuwe generatie leidt tot de tussenkomst van God en Izak, Jakob, Ezau, Jozef en Simson worden zo alsnog geboren. Verderop in de Bijbel vinden we nog een soortgelijke geschiedenis, namelijk de bijzondere geboorte van Johannes de Doper. Allen zijn ze een verwijzing naar de schepping. De schepping is een vrouw (vrouwelijk ten opzichte van God). Zij heeft door de zondeval geen gemeenschap met God (de man) en daardoor is zij van nature onvruchtbaar. Door het ingrijpen van God ontvangt de wereld alsnog leven, dat tot op dit moment nog steeds groeit en dat straks geboren gaat worden: een nieuwe schepping. “Wie is gelijk de HEERE, onze God?… Die de onvruchtbare doet wonen met een huisgezin, een blijde moeder van kinderen. Hallelujah!” (Psalm 113:5, 9)

    Weinig mannen en vrouwen in de Bijbel blijken zo trouw te zijn als Samuël in zijn dienst. Van jongs af aan heeft hij de HEERE gediend en hij leerde het volk “Den goeden en rechten weg” (1 Samuël 12:23) te volgen. Ook in de woorden: “En de jongeling Samuël nam toe, en werd groot en aangenaam beide bij den HEERE en ook bij de mensen” (1 Samuël 2:26) en “de HEERE was met hem, en liet niet één van al Zijn woorden op de aarde vallen”, (1 Samuël 3:19) verwijst deze richter en profeet ons naar onze Heiland . De Heere Jezus leert ons immers ook “de weg…, die tot het leven leidt”. (Matthéüs 7:14) Hij nam ook “toe in wijsheid, en in grootte, en in genade bij God en de mensen” (Lukas 2:52) en Hij sprak tot Zijn Vader: “De woorden, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven”. Net als Samuël, de Leviet, volbrengt nu de opgestane Heer “de Hogepriester naar de ordening van Melchizédek” (Hebreeën 5:10) de priesterlijke dienst van het bewaren en onderwijzen van Gods Woord aan ons “zijn broederen“. (Hebreeën 2:11)