Categorie: Jongeren

  • 14 mei

    De woestijnreis

    Exodus 17:6
    Zie, Ik zal aldaar voor uw aangezicht op de rotssteen in Horeb staan; en gij zult op den rotssteen slaan, zo zal er water uitgaan, dat het volk drinke.

    1 Korinthe 10:4
    En allen denzelfden geestelijken drank gedronken hebben; want zij dronken uit de geestelijke steenrots, die volgde; en de steenrots was Christus.

    De weg die Israël gaat vanuit Egypte tot in het beloofde land, zit vol met gebeurtenissen die ons spreken over de betekenis van Christus voor de gelovigen van vandaag, (nog wandelend in de wereld). Het Manna dat uit de hemel neerdaalde, wit en zoet als honing wijst vooruit naar onze Heere Jezus die zei: “Ik ben dat levende Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der eeuwigheid leven.” (Johannes 6:51) Het water dat uit de Rotsteen kwam, nadat deze geslagen werd door Mozes, spreekt ons over het lijden van onze Heiland en de heerlijkheid die daaruit voorkomt. In Jesaja zegt de Messias: “Ik geef Mijn rug dengenen, die Mij slaan, … Want de Heere HEERE helpt Mij, … daarom heb Ik Mijn aangezicht gesteld als een keisteen.” (Jesaja 50:6-7)

    David zegt: “Die den rotssteen veranderde in een watervloed, den keisteen in een waterfontein.” (Psalm 114:8) Deze woorden worden waar in onze Heere Jezus Christus: “Maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven.” (Johannes 4:14) De wolkkolom, het gouden kalf, de bloeiende staf van Aäron, spreken over onze Heere Jezus Christus en over Zijn werk. Wanneer het volk Israël opnieuw klaagt over hun lange reis, zendt de HEERE een plaag van giftige slangen, maar wanneer het volk erkent dat het gezondigd heeft, zorgt God ook voor de uitkomst. Hij laat Mozes een stang oprichten met daarop een koperen slang en een ieder die naar deze slang keek, genas. Zo wordt de slang, die altijd gezien wordt als een beeld van de tegenstander satan, nu gebruikt als beeld van onze Heiland: “En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden. Opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.” (Johannes 3:14)

  • 13 mei

    De wet

    Vele zegeningen heeft Israël ontvangen, maar het eerste en belangrijkste is dat “hun de woorden Gods zijn toebetrouwd“. (Romeinen 3:2) Deze woorden ontving Israël via Mozes van de HEERE in de woestijn bij de berg Horeb en hierin legde God het verbond tussen Hem en het volk vast. Hij zou hen leiden en zegenen boven alle volkeren, wanneer zij zich aan de vastgelegde afspraken zouden houden. Dit verbond wordt beschreven als een huwelijk, “. . . hoewel Ik hen getrouwd had”. (Jeremía 31:32) waarin God zich verbindt met Israël als zijn vrouw. Het volk wilde echter niet zien dat zij van nature zondaren waren zoals alle mensen en dat zij dit verbond met deze Heilige God van hemel en aarde niet zouden kunnen houden. Zij zeiden wel tot Mozes: “Al wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen!” (Exodus 19:8) maar ze zouden dit nooit kunnen waarmaken.

    Zo werd het verbond in plaats van een zegen een vloek voor het volk. “Want er is geschreven: Vervloekt is een ieder, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen”. (Galaten 3:10) In het Nieuwe Testament wordt ons uitgelegd dat de wet, het oude verbond, juist gekomen was om de mens te laten zien dat hij door “de werken der wet” niet gerechtvaardigd kan worden. Er is niets mis met de wet, (deze is heilig en rechtvaardig en goed) maar door de wet leren we dat we zonde hebben en zonden doen. Net als bij Adam blijkt dat wanneer wij horen: “Doe dit” of “doe dat niet”, wij juist het tegenovergestelde doen. Er is maar één manier om van de zonde af te komen en dat is sterven; dat deed de Here Jezus in onze plaats.

    De basis van beide verbonden is echter gelijk: “Liefde”, beschreven in het grote gebod: “Hebt u naaste lief als uzelf”. Onder het Nieuwe Verbond lukt “liefhebben” wel. “Niet als u schrijvende een nieuw gebod, maar hetgeen wij gehad hebben van den beginne, namelijk dat wij elkander liefhebben”. (2 Johannes 5) “De liefde doet den naaste geen kwaad. Zo is dan de liefde de vervulling der wet”. (Romeinen 13:10)

    Gelukkig leert het Oude Testament ons meer dan dat wij van nature zondaars zijn. Het Oude Testament is nadrukkelijk ook een voorafschaduwing met tal van verwijzingen (in beeldspraak) naar het Nieuwe Verbond.