Categorie: Jongeren

  • 16 mei

    Jozua

    Numeri 13:16
    . . . en Mozes noemde Hoséa, den zoon van Nun, Jozua.

    Deuteronomium 34:9
    Jozua nu, de zoon van Nun, was vol van den Geest der wijsheid; want Mozes had zijn handen op hem gelegd; zo hoorden de kinderen Israëls naar hem, en deden gelijk als de HEERE Mozes geboden had.

    Jozua wordt de opvolger van Mozes als leidsman. Hij wordt aangesteld om het volk Israël het land Kanaän binnen te leiden en alle volken die daar wonen te verdrijven. Zijn oorspronkelijke naam wordt veranderd van Hoséa, wat “hulp” of “helper” betekent, in Jozua; wat betekent: De HEERE redt. De jongeling, zoals hij genoemd wordt, was al vroeg in dienst van Mozes, hij was de aanvoerder in de strijd tegen aartsvijand Amalek en ging met Mozes mee de berg Horeb op. Zijn hart lag in het kennen en dienen van de HEERE, want van hem staat: “De jongeling week niet uit het midden der tent der samenkomst”. (Exodus 33:11) Ook was hij één van de twaalf verspieders. Samen met Kaleb waren zij de enige twee die op het Woord des HEEREN vertrouwden dat het land Kanaän door Israël veroverd kon worden. Toen zij het volk wilden overtuigen, “de HEERE is met ons; vreest hen niet!” (Numeri 14:9), werden zij beide bijna gestenigd.

    In de geschiedenis van Jozua zien we een voorafschaduwing van de Heere Jezus. In de kracht van de HEERE brengt hij het volk in het beloofde land en geeft hen rust na de woestijnreis en na de strijd die om Kanaän gevoerd moest worden. Alleen al het feit dat Jozua en de Heere Jezus dezelfde naam dragen is een verwijzing, maar met name de trouw en volharding in het werk dat hun gegeven werd, bindt deze twee samen. Tweemaal wordt Jozua genoemd in het Nieuwe Testament; in de grote rede van Stefanus over de geschiedenis van Israël in Handelingen en in de brief aan de Hebreeën. In Hebreeën, waar ons zoveel zaken uit het Oude Testament verklaard worden, wordt de Heere Jezus vergeleken met Jozua: “Want indien Jozua hen in de rust gebracht heeft, zo had Hij daarna niet gesproken van een anderen dag“. (Hebreeën 4:8) Jozua had Israël in een tijdelijke rust gebracht, maar “de Zoon, de Erfgenaam van alles…den Apostel en Hogepriester onzer belijdenis, Christus Jezus”. (Hebreeën 1: 1-2; 3:1) brengt een ieder die in Hem gelooft in de blijvende rust van het beloofde land.

  • 15 mei

    De tabernakel

    Hebreeën 8:5
    Gelijk Mozes door Goddelijke aanspraak vermaand was, als hij den tabernakel volmaken zou: Want zie, zegt Hij, dat gij het alles maakt naar de afbeelding, die u op den berg getoond is.

    De brief aan de Hebreeën is voor het begrijpen van de wetten, die het volk Israël van de HEERE ontvangt, van groot belang. In dit boek wordt ons uitgelegd waartoe al deze regels, die tot in het kleinste detail worden beschreven, nu eigenlijk dienen. We leerden al dat de wet het volk zou leren dat zij van nature zondaars zijn die verzoening nodig hebben, net als alle mensen. Onder het Nieuwe Verbond worden echter onze ogen geopend en schijnt de Heilige Geest, die in ons woont, met Zijn Licht over en in de boeken van Mozes. Wat we dan te zien krijgen is een schaduw, een beeld van het Nieuwe Verbond en gaan we begrijpen wat de uitspraak van de Heere Jezus betekent: “Meent niet, dat Ik gekomen ben, om de wet of de profeten te ontbinden;Ik ben niet gekomen, om die te ontbinden, maar te vervullen.” (Matthéüs 5:17)

    Dit is een belangrijk beginsel in het lezen van het Oude testament. Wat je ook leest kan op één of andere wijze spreken over onze Heere Jezus Christus en het werk dat Hij gekregen heeft om te vervullen. Zonder de aanwijzingen in het Nieuwe Testament zouden we veel dingen nooit gezien hebben, maar na het bestuderen van de uitleg die gegeven wordt, blijkt het achteraf vaak best simpel te begrijpen. De Tabernakel is hier een mooi voorbeeld van. In Hebreeën hoofdstuk 9:1-12, 24 wordt ons verteld dat dit Heiligdom een beeld is van de schepping. Het Heilige der Heiligen is een schaduw, een beeld van de Hemel de Hemelen en de ark des verbonds, is de troon waarop God zetelt. We leren verder dat het voorhangsel tussen het Heilige der Heiligen en het Heilige, een beeld is van de Heere Jezus en dat de scheiding tussen het Oude en Nieuwe Verbond, tussen God en de mensen, weggenomen werd toen Hij stierf. “En het voorhangsel des tempels scheurde in tweeën”. (Matthéüs 27:51) Nu is de weg naar het binnenste heiligdom open en leidt de Heere Jezus als de “verse en levende weg” ons de hemel binnen. (Hebreeën 10:19-20) Sinds Hij het verzoendeksel is, is er verzoening door Gods genade. Daarom wordt de Troon van hemel en aarde ook genoemd: De Genadetroon. (Hebreeën 4:16)