Categorie: Jongeren

  • 05 mei

    Israël

    De naam of het woord Israël in het Hebreeuws bestaat uit twee delen: Isra en El. Het woord El betekent: “God”. Het komt apart voor en in heel veel verschillende samenstellingen, zoals in Beth-El (Huis van God) en Elia (Mijn God is Jehovah). Het woord “God” wordt omschreven in een Nederlands woordenboek als: “het Opperwezen, de Schepper, de Geest waardoor en waarin alles is”. Isra betekent zoveel als “overwinnen”, “kracht hebben” zoals een “strijder” of “heerser” en komt voor in de naam Serajah: de HEERE is Heerser. Samen vormen Isra en El dus Heerser God, maar heers je met of over iemand? Strijden tegen God of met God?

    Wanneer we de geschiedenis van Genesis 32 lezen, zien we dat Jakob in die nacht strijdt tegen God. De dageraad gaat op, de dag begint en Jakob zegt tot de man waarmee hij strijdt: “Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij mij zegent.” Waarop de man antwoordt: “Uw naam zal voortaan niet Jakob heten, maar Israël; want gij hebt u vorstelijk gedragen met God en met de mensen, en hebt overmocht.” Nu weet Jakob dat hij met God gestreden heeft, want hij noemt die plaats bij de beek de Jabbok: “Pniël”, gezicht (Pni) van God (El). Jakob hoort nu ook dat hij bijzonder gezegend gaat worden. Dat hij en zijn nageslacht uitgekozen zijn om “samen met God te strijden” en “met God te regeren”. Profetisch: Eerst strijdt Jakob (ongelovig Israël) tegen de HEERE, maar in de toekomst zal zij heersen met de HEERE. Zo werd aan Jakob de naam voor zijn nageslacht gegeven. Zijn nieuwe naam ging over op het volk, dat we kennen als Israël.

    Jakob, en na hem het volk Israël, wilde, net als alle mensen, heersen als een god in hun eigen leven. Zelf de dienst uitmaken en denken dat je door je eigen sterkte of slimheid zegen kunt afdwingen. Dat is wat mensen graag willen; kunnen zeggen: “Wat ben ik goed!” Jakob heeft veel moeten verdragen, maar heeft zo wel geleerd op de HEERE te vertrouwen en daarin is hij ons tot voorbeeld.

    2 Timótheüs 2:12
    Indien wij verdragen, wij zullen ook met Hem heersen; indien wij Hem verloochenen, Hij zal ons ook verloochenen; …

    God zegt tegen ons dat wij, niet nu, maar in de toekomst, zullen heersen als koningen. Uit Zijn genade. Met Hem.

  • 11 mei

    Mozes

    Deuteronomium 18:15
    Een Profeet, uit het midden van u, uit uw broederen, als mij, zal u de HEERE, uw God, verwekken; naar Hem zult gij horen.

    Zo voorzegt Mozes aan het volk Israël dat niet hij, maar “een Profeet als mij” (= Christus) uiteindelijk Degene is waarnaar het volk zou luisteren. Van onze Heiland werd immers gezegd: “Deze is waarlijk de Profeet.” (Johannes 7:40) Daaruit leren we dat ook het leven van Mozes vergeleken kan worden met de omwandeling van de Heere Jezus op aarde. Mozes wordt als kind op wonderbaarlijke wijze behouden als de Farao van Egypte beslist om alle jongetjes die geboren worden te doden. Ook Jezus ontsnapt als kind aan de dood wanneer de koning van Israël, Herodes, alle jongetjes in Bethlehem laat doden. In de zogenaamde “verzoeking in de woestijn” biedt de satan de Heere Jezus de koninkrijken van de wereld aan. Hij probeert Hem te verleiden met macht en rijkdom in deze wereld. De Heere Jezus liet zich niet verleiden, net als Mozes. “Door het geloof heeft Mozes…. geweigerd een zoon van Farao’s dochter genoemd te worden; Verkiezende liever met het volk van God kwalijk gehandeld te worden, dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben; Achtende de versmaadheid van Christus meerderen rijkdom te zijn, dan de schatten in Egypte; want hij zag op de vergelding des loons.” (Hebreeën 11:24-26)

    Zo is Mozes een voorbeeld van geloof en daarmee een uitbeelding van onze Heere Jezus, de Gelovige. Onze Heer liep een loopbaan van geloof en door zijn vasthoudendheid heeft hij de weg geopend die tot het leven leidt. Zoals de HEERE door Mozes de weg door de Schelfzee opende en Israël uit Egypte verloste, zo geeft God Zijn Zoon als “de ware levende weg”, die, dwars door de dood heen, verlost.

    Wij, die “gedoopt zijn in Christus”, zijn de Here Jezus gevolgd en hebben in de dood onze oude mens achtergelaten en zijn met Hem opgestaan, opdat: “Ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden”. (Romeinen 6 : 4) Israël is ons tot waarschuwend voorbeeld op deze nieuwe weg die wij gaan. Wij zouden niet klagen en terugverlangen naar vroeger. Laat ons in deze woestijn waarin wij wandelen geleid worden door de Profeet als Mozes, onze Here Jezus Christus.