Categorie: Jongeren

  • 08 mei

    Juda

    Genesis 49:8,10
    (8) Juda! gij zijt het, u zullen uw broeders loven; uw hand zal zijn op den nek uwer vijanden; voor u zullen zich uws vaders zonen nederbuigen. (10) De schepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Denzelven zullen de volken gehoorzaam zijn.

    De vierde zoon van Jakob, Juda, is de stamvader die het koningschap over het volk Israël zou beërven. Juda is het begin van de koninklijke familie onder Israël. Toch komt Juda zelf in het begin van het verhaal in Genesis niet erg koninklijk naar voren. Hij is het immers die aan zijn broers voorstelt om Jozef te verkopen als slaaf aan kooplieden uit Midian? Slechts een paar zilverlingen is Jozef waard, terwijl hij later, op de Farao na, de machtigste man van de wereld zou worden. Later in de geschiedenis gedraagt Juda zich, zoals van een koning verwacht mag worden. Juda had het verdriet van zijn vader gezien en later vader Jakob ervan overtuigd dat Benjamin mee moest naar Egypte, omdat ze anders geen eten zouden kunnen kopen in Egypte. Hij neemt zijn verantwoordelijkheid zodra de onderkoning van Egypte dreigt om Benjamin niet te laten gaan. Hij biedt aan om, in de plaats van zijn jongste broertje, in Egypte als slaaf achter te blijven. Dit is het moment dat Jozef zich bekend maakt aan zijn broers; wanneer hij ziet hoe zijn broer veranderd is. Wat zal Juda opgelucht geweest zijn toen Jozef hem en zijn broers alles vergaf wat zij hem aangedaan hadden en hun vertelde dat God juist hun kwaad gebruikt had ten goede. God had het verraad van de broers van Jozef gebruikt om het volk te verlossen en te behouden.

    Afstammelingen van Juda worden later “Joden” genoemd en uit deze stam wordt onze HEERE geboren. Hij zal niet alleen Koning over Israël worden, maar Koning over alle volkeren en heel de schepping.

    Net als Jozef werd de Heere Jezus ook verraden en verkocht voor een paar zilverlingen door zijn eigen broers (zijn eigen volk). Judas was de aanstichter van het kwaad tegen Jezus, zoals Juda dat was bij Jozef. Opnieuw gebruikt onze God het kwaad om tot het goede te komen. Door dood en opstanding werd de Heere Jezus uiteindelijk door God verhoogd. Hij is als Koning aangesteld in de hemel. Hoewel het nog onzichtbaar is, is Hij al onze Redder en Koning.

  • 07 mei

    Levi

    Deuteronomium 10:8-9
    (8) Ter zelver tijd scheidde de HEERE den stam Levi uit, om de ark des verbonds des HEEREN te dragen, om voor het aangezicht des HEEREN te staan, om Hem te dienen, en om in Zijn Naam te zegenen, tot op dezen dag. (9) Daarom heeft Levi geen deel noch erve met zijn broederen; de HEERE is zijn Erfdeel, gelijk als de HEERE, uw God, tot hem gesproken heeft.

    Jakob kreeg twaalf zonen en deze zouden elk op zich een stam, een familie, binnen Israël vormen. Eén zou echter een uitzondering zijn en dat was de stam van Levi. In de familie van Levi worden namelijk later zijn kleinzonen Mozes en Aäron geboren. En Aäron kreeg een bijzondere roeping van de HEERE. Hij, zijn zonen en de volgende generaties uit zijn stam, zouden de HEERE dienen en onder de andere stammen de wet leren, die zij van Mozes gekregen hadden. Dit wordt “het priesterambt” genoemd, oftewel zij zijn aangesteld om het werk dat in de Tabernakel gedaan moest worden uit te voeren. De Levieten zouden zorg dragen voor de Tabernakel en al het werk dat daarbij hoort, zoals het offeren. Levi krijgt daarom in het beloofde land ook geen plaats toegewezen om te wonen. Zij zouden onder de andere stammen wonen, zodat zij hun dienstwerk goed konden doen. Daarnaast was het niet de bedoeling dat zij ander werk zouden doen dan het dienen van de HEERE. Speciaal hiervoor werd door de wet geregeld dat de Levieten delen mochten in “de tienden”, die door alle stammen aan de HEERE gegeven werd. Deze “tienden” zijn het tiende deel, 10%, van alles (vee, landbouwproducten) wat men als zegen van de HEERE ontving. Deze zou men aan de Levieten geven, opdat zij hiermee de HEERE zouden dienen en daarvan konden leven.

    Dat het beloofde land toch onder twaalf stammen verdeeld kon worden, komt door de zonen van Jozef: Manasse en Efraïm. In plaats van Jozef en Levi worden zij als stammen van Israël aangesteld. Ook hier wordt de tweede die geboren wordt (Efraïm), de eerstgeborene. Deze bijzondere stam in het Oude Testament beeldt de speciale positie uit van de Gemeente nú, onder het Nieuwe Testament: “Zo wordt gij ook zelven, als levende stenen, gebouwd tot een geestelijk huis, tot een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus.” (1 Petrus 2:5)