Categorie: Jongeren

  • 08 december

    Joël 2:1-14 (Niet alles van deze aanhaling is hier uitgeschreven)
    (1) Blaast de bazuin te Sion , en roept luide op den berg Mijner heiligheid; laat alle inwoners des lands beroerd zijn, want de dag des HEEREN komt, want hij is nabij. (2) Een dag van duisternis en donkerheid, een dag van wolken en dikke duisterheid, als de dageraad uitgespreid over de bergen; een groot en
    machtig volk, desgelijks van ouds niet geweest is, en na hetzelve niet meer zal zijn tot in jaren van vele geslachten. (3) Voor hetzelve verteert een vuur, en achter hetzelve brandt een vlam; het land is voor hetzelve als een lusthof, maar achter hetzelve een woeste wildernis, en ook is er geen ontkomen van hetzelve. (10) De aarde is beroerd voor deszelfs aangezicht, de hemel beeft; de zon en maan worden zwart, en de sterren trekken haar glans in. (11) En de HEERE verheft Zijn stem voor Zijn heir henen; want Zijn leger is zeer groot, want Hij is machtig, doende Zijn woord; want de dag des HEEREN is groot en zeer vreselijk, en wie zal hem verdragen?

    Die dag van de Heer komt. Dat kondigden alle profeten al aan. En die dag heeft een aantal kenmerken. Die vind je steeds bij elke profetie omschreven. Ook Joël 2 schrijft daarover. Het is een dag van duisternis en donkerheid, een dag van dikke wolken, zegt vers 2. En ook zoals vers 10 beschrijft, een dag dat de aarde beroerd wordt, de hemel beeft. Dit zijn uitdrukkingen van wat er gebeuren zal, namelijk een aardbeving. Ook zal de zon en maan zwart worden, en de ster­ren trekken hun glans in. Als er ergens een vulkaanuitbarsting is geweest, dan komen er zoveel donkere wolken in de lucht dat de zon en de maan verduis­terd worden. Dat betekent dat er weinig licht is op die dag des Heeren. Deze kenmerken vind je steeds genoemd in de Bijbel. En als je daarover leest, dan moet je direct denken aan deze dag. Deze verschijnselen zijn onlosmakelijk verbonden met deze dag des Heeren. Iedere keer roept de profeet op tot bekering, want die dag is heel belangrijk en tegelijk een vreselijke dag. Dan kun je je niet anders voordoen dan je bent. God ziet daar dwars doorheen. Doen alsof je je bekeerd hebt, heeft geen nut. Je kleren scheuren als teken van rouw is niet genoeg. De Heere ziet het hart aan. En als je je oprecht tot Hem keert, zal blijken dat Hij een genadige en barmhartige God is. Hij is lankmoedig (dat wil zeggen: Hij heeft veel geduld) en is rijk aan genade. Dat is Hij nu ook voor ons, maar dan zal Hij dat ook aan Zijn volk Israël laten zien.

     

  • 07 december

    Joël 1:15-20
    (15) Ach, die dag! want de dag des HEEREN is nabij, en zal als een verwoesting komen van den Almachtige. (16) Is niet de spijze voor onze ogen afgesneden? Blijdschap en verheu­ging van het huis onzes Gods? (17) De granen zijn onder hun kluiten verrot, de schathuizen zijn ver­woest, de schuren zijn afgebroken, want het koren is verdord. (18) O, hoe zucht het vee, de runderkudden zijn bedwelmd, want zij heb­ben geen weide, ook zijn de schaapskudden verwoest. (19) Tot U, o HEERE! roep ik; want een vuur heeft de weiden der woestijn verteerd, en een vlam heeft alle bomen des velds aangestoken. (20) Ook schreeuwt elk beest des velds tot U; want de waterstromen zijn uitgedroogd, en een vuur heeft de weiden der woestijn verteerd.

    De profeet Joël klaagt hier over de verwoesting die de dag des Heeren met zich mee zal brengen. Het is een dag van oordelen. Daarom komen er ook zoveel profeten erop terug. Het oordeel begint bij het huis van God. Het (be)oordelen van de Gemeente van Christus, heeft vóór het begin van de 70e week van Daniël al plaats gehad. En nu volgt het oordeel over Israël aan het einde van die week. Aan het einde van die week zal er geen voedsel meer in het land zijn. Alles is vernietigd. Alle vijandige legers zijn opgetrokken naar Jeruzalem. En bij hun tocht laten ze niets heel of met rust. Voor de ogen van het volk gebeurt het en ze kunnen er niets tegen doen. Alles wordt in de brand gestoken (daarom is vuur ook een uitbeelding van oordeel). Een oordeel dat de Heer Zelf voltrekt door middel van vijandige legers.

    Dat oordeel heeft maar één doel: om de mens te behouden, zalig te maken. Dat hij erkent dat er maar één God is die verlossen kan. Dat de mens roept tot de Heere zijn Schepper. Hem erkent als zijn Schepper. Alleen wie de Naam des Heeren aanroept zal verlossing vinden! Dat geldt nu, maar ook straks voor het volk Israël.

     

     

  • 12 december

    Matthéüs 24:29, 30
    (29) En terstond na de verdrukking dier dagen, zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven, en de sterren zullen van den hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen bewogen worden. (30) En alsdan zal in den hemel verschijnen het teken van den Zoon des mensen; en dan zullen al de geslachten der aarde wenen, en zullen den Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels, met grote kracht en heerlijkheid.

    Ook de Here Jezus spreekt over die dag des Heeren, nadat de discipelen gevraagd hadden wanneer de verwoesting van de tempel zou plaats vinden. En dan legt de Here Jezus Zelf uit wat er allemaal gebeuren zal in de 70-ste week van Daniël. Dan heeft Hij het over de grote verdrukking, die over Israël komen zal. Wat er allemaal gebeuren zal in die 3,5 jaar van de grote verdruk­king, die over Israël zal komen. En dan zegt Hij in vers 29 dat direct na die ver­drukking de zon verduisterd zal worden en de maan geen licht meer zal geven en de sterren verdwijnen zullen en dat de aarde zal beven. Alle kenmerken van die dag des Heeren noemt de Here Jezus Zelf op, zonder die dag met name te noemen.

    En dan midden in die donkere wereld zal Hij verschijnen aan al de geslachten der aarde, staat er. Hij zal verschijnen aan al de gelovigen, die in Jeruzalem als ratten in de val zitten en de Naam de Heeren aangeroepen hebben. Zij zitten daar in het pikkedonker en weten geen uitkomst en dan plotseling breekt die donkere lucht open en verschijnt de Zoon des Mensen op de wolken. En zij zul­len Hem (h)erkennen en dan wenen over het feit dat zij Hem, toen Hij voor de eerste keer kwam, gekruisigd hadden. Maar Hij is gekomen om hen te verlos­sen en dat doet Hij dan ook met grote kracht en heerlijkheid.

  • 11 december

    Ezechiël 30:1-3
    (1) Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: (2) Mensenkind! profeteer, en zeg: Zo zegt de Heere HEERE: Huilt: Ach die dag! (3) Want de dag is nabij, ja, de dag des HEEREN is nabij, een wolkige dag, het zal der heidenen tijd zijn.

    Obadja 1:15-17
    (15) Want de dag des HEEREN is nabij, over al de heidenen; gelijk als gij gedaan hebt, zal u gedaan worden; uw vergelding zal op uw hoofd wederkeren. (16) Want gelijk gijlieden gedronken hebt op den berg Mijner heiligheid, zo zullen al de heidenen geduriglijk drinken; ja, zij zullen drinken en inzwelgen, en zullen zijn alsof zij er niet geweest waren. (17) Maar op den berg Sions zal ontkoming zijn, en hij zal een heiligheid zijn; en die van het huis Jakobs zullen hun erfgoederen erfelijk bezitten.

    Deze twee profeten kondigen ook de dag des Heeren aan. Een dag waarop wolken de hemel bedekken zullen. Een dag die ook voor de heidenen belangrijk is. Een dag waarop ook zij geoordeeld worden, beginnend met Edom, zegt Obadja. Want de Heer zal de heidense volkeren mede beoordelen, op wat zij het volk van Israël aangedaan hebben. Zij zullen vergelding ontvangen.

    De Heer heeft tot nog toe Zijn oordeel uitgesteld. Nu leven wij in de bedeling van de genade. Dat betekent dat God nu niet ingrijpt in het wereldgebeuren. In deze tijd straft Hij de goddeloosheid niet. Als de bedeling van de genade afgelopen is, dan wordt Zijn toorn openbaar. Eerst over Israël en daarna over de wereld. Want het is de bedoeling dat alle volkeren aan de Here Jezus onderworpen worden. Dat uiteindelijk de gehele schepping onderworpen wordt aan de Zoon. Want dat heeft God beloofd in Psalm 2. De Zoon heeft Zijn recht nog niet opgeëist, daarom was er dat uitstel van het oordeel van God. Maar op de dag des Heeren (dag van de Wederkomst) wordt een begin gemaakt met de onderwerping van de schepping aan de Zoon. Er wordt een begin gemaakt met de vervulling van die belofte. Aangezien het niet goedschiks is gebeurd, wordt het nu met de oordelen van God afgedwongen.

     

  • 10 december

    Maleachi 4:1-6
    (1) Want ziet, die dag komt, brandende als een oven, dan zullen alle
    hoogmoedigen, en al wie goddeloosheid doet, een stoppel zijn, en de
    toekomstige dag zal ze in brand zetten, zegt de HEERE der heirscharen, Die hun noch wortel, noch tak laten zal. (2) Ulieden daarentegen, die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder Zijn vleugelen; en gij zult uitgaan, en toenemen, als mestkalveren. (3) En gij zult de goddelozen vertreden; want zij zullen as worden onder de zolen uwer voeten, te dien dage, dien Ik maken zal, zegt de HEERE der heirscharen. (4) Gedenk der wet van Mozes, Mijn knecht, die Ik hen bevolen heb op Horeb aan gans Israël, der inzettingen en rechten. (5) Ziet, Ik zende ulieden den profeet Elia, eer dat die grote en die vreselijke dag des HEEREN komen zal. (6) En hij zal het hart der vaderen tot de kinderen wederbrengen, en het hart der kinderen tot hun vaderen; opdat Ik niet kome, en de aarde met den ban sla.

    Ook de profeet Maleachi heeft over deze dag geprofeteerd. Want, zegt hij, die dag komt, brandende als een oven. Een oven is de plaats waarin een vuur gestookt wordt. Hoe heter de oven, hoe meer alles verbrandt. Dan blijft er niets over van alles wat erin gaat. Dat zegt Maleachi ook. Al wie hoogmoedig is, alle goddelozen, zullen in vlam gezet worden. En dan blijft er niets over, noch hun wortel, noch hun tak. Dat doet mij denken aan de oven van Nebukadnezar in Daniël 3. Daar werden drie jongelingen in de oven gegooid. Daarvoor werd de oven nog eens flink opgestookt, zodat de drie jonge mannen zeker zouden verbranden in de oven, en dat er niets van ze zou overblijven. Maar wat zag de koning tot zijn verbazing? Dat hun niets overkomen was! En toen ze uit de oven kwamen, hadden ze zelfs hun haren nog en hun kleding rook niet naar het vuur. Dat kwam omdat zij hun vertrouwen stelden op de Heere. Hij heeft hen gered. Zo zal de Heere ook degenen die Zijn Naam vrezen, verlossen uit hun benauwdheid aan het eind van de grote verdrukking. Maar voordat die dag aanbreekt, zal de Heere Elia zenden. En dat gebeurt op het moment dat de Gemeente met haar Heer verenigd wordt. Dan wordt Elia als teken gestuurd naar het volk Israël, omdat die dag des Heeren eraan komt.

  • 09 december

    Jesaja 13:6-13
    Niet alles van deze aanhaling is hier uitgeschreven
    (8) En zij zullen verschrikt worden, smarten en weeën zullen hen aangrijpen, zij zullen bang zijn als een barende vrouw; een ieder zal over zijn naaste verbaasd zijn; hun aangezichten zullen vlammende aangezichten zijn. (9) Ziet, de dag des HEEREN komt, gruwelijk, met verbolgenheid en hittigen toorn, om het land te stellen tot verwoesting, en deszelfs zondaars daaruit te verdelgen. (10) Want de sterren des hemels en zijn gesternten zullen haar licht niet laten lichten; de zon zal verduisterd worden, wanneer zij zal opgaan, en de maan zal haar licht niet laten schijnen. (11) Want Ik zal over de wereld de boosheid bezoeken, en over de goddelozen hun ongerechtigheid; en Ik zal den hoogmoed der stouten doen ophouden, en de hovaardij der tirannen zal Ik vernederen. (13) Daarom zal Ik den hemel beroeren, en de aarde zal bewogen worden van haar plaats, vanwege de verbolgenheid des HEEREN der heirscharen, en vanwege den dag Zijns hittigen toorns.

    De profeet Jesaja kondigt hier de dag des Heeren aan. Een gruwelijke dag. Een dag van totale verwoesting. Zelfs de zondaren worden uit het land verwijderd. Er is dus dan in het land geen levende ziel meer. Alle mensen die daar wonen, Joden, Palestijnen, Arabieren, alle leden van de diverse groeperingen (zoals Hamas, El Fatah) zullen worden weggevaagd uit dat land. En ook de profeet Jesaja noemt de kenmerken van die dag op: de zon zal verduisterd worden, en de maan zal geen licht meer geven en de sterren des hemels zullen niet meer schijnen (vers 10). Het gaat onmiskenbaar over dezelfde dag. Die dag waarop het huis van Israël geoordeeld zal worden. Maar die dag zal ook het begin zijn van het oordeel over de wereld. Dat blijkt uit vers 11 t/m 13. De dag des Heeren is dus niet slechts een dag van 24 uur, maar een langere periode. De dag des Heeren begint met de kenmerken van verduistering, die we steeds tegenkomen. Als het oordeel over het volk Israël voltrokken is en het overblijfsel gered is, zal het oordeel van God over deze wereld verder gaan en dan volgen de oordelen zoals die in Openbaringen 8 genoemd worden. Maar ook dan is er nog steeds de mogelijkheid om gered te worden. Want daarvoor treffen deze oordelen de mensheid op aarde. Zij zijn er tot de bekering van de zondaar.

  • 15 december

    Zacharia 14:5, 9
    (5) Dan zult gijlieden vlieden door de vallei Mijner bergen (want deze vallei der bergen zal reiken tot Azal), en gij zult vlieden, gelijk als gij vloodt voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, den koning van Juda; den zal de HEERE, mijn God, komen, en al de heiligen met U, o HEERE!
    (9) En de HEERE zal tot Koning over de ganse aarde zijn; te dien dage zal de HEERE een zijn, en Zijn Naam een.

    Jesaja 63:1-4 (niet alles van deze aanhaling is hier uitgeschreven)
    (1) Wie is Deze, Die van Edom komt met besprenkelde klederen, van Bozra? Deze, Die versierd is in Zijn gewaad? Die voorttrekt in Zijn grote kracht? Ik ben het, Die in gerechtigheid spreek, Die machtig ben te verlossen.
    (3) Ik heb de pers alleen getreden, en er was niemand van de volken met Mij; en Ik heb hen getreden in Mijn toorn, en heb hen vertrapt in Mijn grimmigheid; en hun kracht is gesprengd op Mijn klederen, en al Mijn gewaad heb Ik bezoedeld.

    We hebben tot nog toe gezien dat de dag des Heeren begint aan het einde van de verdrukking voor het volk Israël. Dat voor die dag kenmerkend is: de verduistering van de zon, maan en de sterren. Dat die dag verlossing brengt voor het gelovig overblijfsel uit Israël, en dat het oordeel over de wereld doorgaat. Die verlossing komt omdat de Here Jezus met Zijn voeten terugkeert op de aarde. Dat is het begin dat Hij Zijn rechten op deze wereld ten uitvoer brengt. Daarvoor voert Hij een gedeelte van Zijn volk naar Azal. Azal betekent: een gereserveerde plaats. Dit herinnert aan de tweede bok op grote Verzoendag, die de woestijn in gestuurd werd. Men moet Jeruzalem verlaten en dan komt men bij de Jordaan. Daar gaat men dan doorheen, naar het zuiden over de koninklijke weg. Het is dezelfde weg die Jozua ging met het volk Israël, maar dan in omgekeerde richting. Men zal naar Sela/Petra/Bozra (in het tegenwoordige Jordanië) geleid worden. Maar daarna zal de Here Jezus Christus, de Messias, de Zoon van David, de Koning Zijn volk leiden naar het beloofde land. Over dezelfde weg als Jozua het volk leidde naar het beloofde land. En bij Gilgal zullen ze de Jordaan oversteken en zo het beloofde land binnengaan. Maar dat land is nog steeds verwoest door het oordeel van God (vers 3). Men gaat dan achter de IK BEN (Jehova) aan, die hen met grote kracht zal leiden, en hen als verlosten in het land Kanaän zal brengen. Zij zullen beginnen met de opbouw van het Koninkrijk.

  • 13 december

    Amos 9:11-15
    (11) Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten, en Ik zal haar reten vertuinen, en wat aan haar is afgebroken, weder oprichten, en zal ze bouwen, als in de dagen van ouds; (12) Opdat zij erfelijk bezitten het overblijfsel van Edom, en al de heidenen, die naar Mijn Naam genoemd worden, spreekt de HEERE, Die dit doet. (13) Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat de ploeger den maaier, en de druiventreder den zaadzaaier genaken zal; en de bergen zullen van zoeten wijn druipen, en al de heuvelen zullen smelten. (14) En Ik zal de gevangenis van Mijn volk Israël wenden, en zij zullen de verwoeste steden herbouwen en bewonen, en wijngaarden planten, en derzelver wijn drinken; en zij zullen hoven maken, en derzelver vrucht eten. (15) En Ik zal ze in hun land planten; en zij zullen niet meer worden uitgerukt uit hun land, dat Ik hunlieden gegeven heb, zegt de HEERE, uw God.

    Waarom komt die dag des Heeren wanneer de Here Jezus terugkomt? Waarom die donkere dag, waar op er geen licht meer schijnt en het oordeel van God over deze wereld begint? Vanwege de belofte aan David, Abraham, Noach en Adam, dat God deze wereld onder het gezag zal plaatsen van de Enige Erfgenaam. Deze Erfgenaam is de Zoon van David, de Zoon des mensen (eigenlijk de Zoon van Adam), de Zoon van God. Hij zal als Koning heersen over deze wereld, zoals God dat bedoeld had in Genesis 1, toen Hij Adam schiep. De basis voor deze aanstelling was gelegd op Golgotha (kruis) en in de hof van Jozef van Arimathea (opstanding). De Here Jezus was gestorven en op de derde dag opgestaan uit de dood. Hij was de Zoon die God had aangesteld tot Koning, vanwege zijn gehoorzaamheid. Alleen heeft die Koning niet direct Zijn Koninkrijk opgeëist, maar dat doet Hij op de dag des Heeren wel. En daarom worden alle vijanden aan Hem onderworpen. Dan wordt het Koninkrijk van David weer opgericht. Dat Koninkrijk dat in verval was gekomen, omdat het volk Israël en zijn konin­gen niet luisterden naar de Heere. Daarom wordt hier ook gesproken over een vervallen hut. Een ruïne is het. En de komst van de Here Jezus op die dag des Heeren is het begin van het herstel van het koningschap over Israël. Maar al het oude moet eerst weggedaan worden en dan begint God met de opbouw. Het land wordt verwoest, maar alles zal herbouwd worden. Het land zal zijn opbrengst weer geven en het overblijfsel (dat de Naam des Heeren aangeroepen had) zal de steden en dorpen weer bouwen en veilig in het land wonen.

     

  • 14 december

    1 Thessalonicenzen 5:1-5
    (1) Maar van de tijden en de gelegenheden, broeders! hebt gij niet van node, dat men u schrijve. (2) Want gij weet zelven zeer wel, dat de dag des Heeren alzo zal komen, gelijk een dief in de nacht. (3) Want wanneer zij zullen zeggen: Het is vrede, en zonder gevaar; dan zal een haastig verderf hun overkomen, gelijk de barensnood een bevruchte vrouw; en zij zullen het geenszins ontvlieden; (4) Maar gij, broeders, gij zijt niet in duisternis, dat u die dag als een dief zou bevangen. (5) Gij zijt allen kinderen des lichts, en kinderen des daags; wij zijn niet des nachts, noch der duisternis.

    Ook de apostelen van het Nieuwe Verbond spreken over de dag des Heeren. Zo ook Paulus hier in dit gedeelte. Hij zegt dat de gelovigen uit Thessalonica wisten hoe het Plan van God met deze schepping in elkaar steekt. Wanneer welke tijden gelden. Toch zet hij de gebeurtenissen nogmaals op een rijtje. Want hij heeft in het voorgaande gedeelte gesproken over de opname, de wegrukking van de Gemeente. Hij heeft ze dat uitgelegd en vertelt dan wat er daarna staat te gebeuren. De wereld, inclusief Israël, zal zeggen dat het vrede is. Want er is een verbond gesloten over de stad Jeruzalem, het hete hangijzer. Er is geen gevaar voor oorlog meer, omdat Israël en het wereldrijk (dat bestaat uit tien staten) een verdrag hebben getekend. Maar dat verdrag wordt na 3,5 jaar opgezegd en dan begint de verdrukking voor het volk Israël. Die verdrukking duurt ook 3,5 jaar en die begint plotseling. Niemand had dat verwacht. Als een dief in de nacht overvalt het hen. Vluchten kan dan ook niet meer. Niemand kan het land meer uit. En als de vijand van het volk Israël denkt heel het volk bijna uitgeroeid te hebben, komt daar die dag des Heeren. Ook voor hen komt die dag onverwachts.

    Maar, zegt Paulus, voor ons gelovigen komt die dag niet plotseling. Wij wandelen in het Licht en niet in de duisternis. Wij weten wat er komen gaat. Wij, gelovigen in deze genadetijd, zijn dan al met Christus verenigd. Wij moeten, als het Lichaam van Hem, deze oordelen helpen uitvoeren. Dat geeft ons een grote verantwoordelijkheid!

  • 19 december

    Psalm 2:1-12 Niet alles van deze aanhaling is hier uitgeschreven
    (1) Waarom woeden de heidenen, en bedenken de volken ijdelheid? (2) De koningen der aarde stellen zich op, en de vorsten beraadslagen te zamen tegen den HEERE, en tegen Zijn Gezalfde, zeggende: (3) Laat ons hun banden verscheuren, en hun touwen van ons werpen. (4) Die in den hemel woont, zal lachen; de HEERE zal hen bespotten. (5) Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, en in Zijn grimmigheid zal Hij hen verschrikken. (6) Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion, den berg Mijner heiligheid. (7) Ik zal van het besluit verhalen: de HEERE heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd. (8) Eis van Mij, en Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel, en de einden der aarde tot Uw bezitting.
    (11) Dient den HEERE met vreze, en verheugt u met beving. (12) Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden. Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen.

    In Psalm 2 wordt ook gesproken over dat feit dat er straks één Koning zal zijn. De Heere heeft Zijn Erfgenaam, Zijn Zoon, aangesteld. De koningen op aarde en de leiders van de volkeren kunnen het daarmee oneens zijn, maar het besluit staat vast. Ze kunnen samen een plan gesmeed hebben om Gods besluit tegen te gaan en in opstand te komen tegen de Heere en tegen Zijn Messias, de Gezalfde, de Christus, maar daarom moet de Heere alleen maar lachen. Want de mens denkt dat hij tot veel in staat is, en sommige leiders denken dat ze alle macht in handen hebben. Maar er komt een moment, dat is wanneer de Messias terugkomt, dat God tot hen spreekt in Zijn toorn. En vanaf dat moment gaat alles zoals Hij dat heeft bepaald. En als men zich niet wil onderwerpen aan de Zoon, dan wordt men verpletterd met een ijzeren scepter. Een scepter is meestal van goud als teken van koninklijke waardigheid, maar deze staf is van ijzer. IJzer is een uitbeelding van kracht. Gods Koning zal met kracht bevestigd worden, omdat men Hem bij voorbaat al niet accepteert. God weet dat het zo zal gaan, en daarom zegt Hij het van te voren al. Maar degenen die wel hun vertrouwen op de Zoon gesteld hebben, die zijn welgelukzalig. Zij zullen de zaligheid verkrijgen. Zij onderwerpen zich wel aan de Koning, die de Heere aangesteld heeft. En die aanstelling vond plaats op de dag dat de Here Jezus Christus opstond uit de dood.