Categorie: Jongeren

  • 22 juni

    De Here Jezus is onze Verlosser en Heer. Ook is Hij ons Voorbeeld. Dit wil niet zeggen dat wij precies hetzelfde moeten doen als de Here Jezus. Dit kunnen wij ook niet. De Here Jezus was zonder zonde en wij niet (Romeinen 3:9-18 en Hebreeën 4:15). Maar de Here Jezus laat wel zien, en adviseert ons, hoe het leven van een gelovige het beste tot zijn doel komt.

    Over Zijn relatie tot Zijn Vader zegt Hij in Johannes 5:19 dat Hij alleen maar kan doen, wat Hij Zijn Vader ziet doen. En wat de Vader doet, doet Hij (de Zoon) ook. In vers 30 zegt de Here Jezus: “Ik zoek niet Mijn wil, maar den wil van de Vader, Die Mij gezonden heeft.” De Here Jezus stelt Zich ondergeschikt op ten opzichte van Zijn Vader.

    Dit blijkt ook uit Markus 14:36. Daar noemt de Here Jezus Zijn kruisiging en sterven een drinkbeker, die Hij moet drinken. Hij vraagt Zijn Vader of deze drinkbeker aan Hem voorbij mag gaan. Maar, zegt Hij: “Niet wat Ik wil, maar wat Gij wilt.” Als Zijn vriend Lazarus gestorven is (Johannes 11) gaat Hij naar het graf van Lazarus om hem weer levend te maken. Hij zegt in vers 41 en 42: “Vader, Ik dank U, dat Gij Mij gehoord hebt. Doch Ik wist, dat Gij Mij altijd hoort.” Hoe de Here Jezus dit wist, lezen wij in 1 Johannes 5:14. Daar staat: “En dit is de vrijmoedigheid, die wij tot Hem hebben, dat zo wij iets bidden naar Zijn wil, Hij ons verhoort”. En we hebben gelezen dat de Here Jezus de wil van Zijn Vader deed.

    Het is dus heel belangrijk om te weten wat de wil van God is. Hoe kun je Gods wil doen als je niet weet wat Hij wil. Dus is het bestuderen van de Bijbel heel belangrijk. De Here Jezus kende de Bijbel heel goed (De Bijbel bestond in de tijd van de Here Jezus alleen nog uit het Oude Testament). De Here Jezus was gehoorzaam aan God, Zijn Vader (Filippenzen 2:8 en Hebreeën 5:8). Hij stierf, omdat Hij gehoorzaam was en God gaf Hem eeuwig leven (Hij stond op uit de dood). Wat vraagt God van ons? Om dit samen te vatten in één tekst, citeer ik:

    1 Johannes 3:23
    Dit is Zijn gebod, dat wij geloven in den Naam van Zijn Zoon Jezus Christus, en elkander liefhebben.

    Wij worden opgeroepen om elkaar te dienen door de liefde. En ons geloof, door de liefde werkende, heeft kracht (Galaten 5:6, 13).

  • 23 juni

    Eén van de laatste dingen die de Here Jezus, voor zijn dood, met de discipelen heeft gedaan, is het eten van het Pascha. Het Pascha was aan Israël gegeven toen zij uit Egypte verlost werden (Exodus 12).

    Tijdens deze maaltijd neemt de Here Jezus een linnen doek en een schaal met water. Dan begint Hij de voeten van Zijn discipelen te wassen. De Here Jezus doet dit werk, “. . . wetende, dat de Vader Hem alle dingen in de handen gegeven had” (Johannes 13:3). De Here Jezus wist wat Zijn roeping in deze wereld was. Hij had Zijn godheid vrijwillig afgelegd en deed het werk dat God, Zijn Vader, Hem gegeven had om te doen. Hij is gehoorzaam geweest tot de dood aan het kruis, zegt Filippenzen 2:8.

    Tijdens deze paasmaaltijd wil de Here Jezus Zijn discipelen leren de minste te zijn en elkaar te dienen. Dit is voor de mens heel moeilijk. De mens wil liever meer zijn dan de ander. Als de Here Jezus bij Petrus komt, zegt deze: “Gij zult mijn voeten niet wassen in der eeuwigheid!” De Here Jezus zegt: “Indien Ik u niet wasse, gij hebt geen deel met Mij.”

    Het dienstwerk dat de Here Jezus hier doet, is in opdracht van Zijn Vader. Wil je daar deel aan hebben, dan moet jij jouw voeten door Hem laten wassen; anders kan de Heer Zijn werk niet doen en blijf jij smerig. De Here Jezus dient Zijn Vader en wij dienen de Here Jezus door Hem Zijn werk aan ons te laten doen. Zo geeft de Here Jezus in Johannes 13:14 en 15 ons de opdracht om elkaar de voeten te wassen (elkaar te dienen).

    Wat is ‘voeten wassen’? Je leeft in deze wereld, ook al hoor je er als gelovige niet meer bij. Je wordt er echter wel door besmet (je zondigt), zoals de voeten (bij ons zijn het de schoenen) smerig worden als je buiten loopt. Als iemand smerig wordt (zondigt), kom dan niet met verwijten, maar maak hem of haar schoon (vergeven), zoals de Here Jezus Christus ons gewassen en dus vergeven heeft (lees Éfeze 4:32).

    Hoewel de Here Jezus de Meester was (Johannes 13:13), waste Hij toch de voeten van Zijn discipelen. Door elkaar te vergeven en voor elkaar te bidden dienen wij Christus en elkaar. Dit is het nieuwe leven, dat Christus ons heeft gegeven.

  • 21 juni

    In Matthéüs 20:20-34 lezen we dat een moeder en haar twee zonen (twee leerlingen van de Here Jezus) bij de Here Jezus komen. Zij vraagt Hem of haar twee zonen elk aan een kant van de Here Jezus mogen zitten in Zijn koninkrijk.

    Zij vraagt nogal wat. De Here Jezus vraagt dan ook of haar zonen de weg kunnen gaan, die Hij moet gaan. De zonen antwoorden dat zij dit kunnen. Dan zegt de Here Jezus dat zij die weg zullen gaan, maar dat niet de Here Jezus bepaalt wie naast Hem komt te zitten, maar dat Zijn Vader dat bepaalt. Daarna zegt Hij dat de leiders van de volken heerschappij en macht uitoefenen over de volken. Maar zo zal het onder de gelovigen niet zijn. Wil je de eerste, de voorganger, de leider zijn, dan moet je de dienstknecht (van het Griekse woord voor diaken) van de medegelovigen zijn. Dit wil zeggen: God dienen ten behoeve van de medegelovigen. Want, zegt de Here Jezus in:

    Matthéüs 20:28
    Gelijk de Zoon des mensen niet is gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen.

    Het woord ‘rantsoen’ betekent: losgeld betalen om iemand vrij te kopen.

    Jezus Christus diende God en had de opdracht om te sterven voor de mensheid, om zo de mensheid vrij te kopen. Of de mens hiervan gebruik wil maken, moet hij zelf beslissen. Wie gelooft in de Here Jezus, in wie Hij is en wat Hij doet of gedaan heeft, die zal door Hem vrijgemaakt worden.

    De vraag is: Waarvan vrijgemaakt? De Bijbel leert dat de mens gevangen zit. Hij staat onder de macht van de duivel en hij is ten dode opgeschreven omdat hij zondigt. De Here Jezus is gekomen om de werken van de duivel te verbreken (1 Johannes 3:8). De dood heerst wel over de mens, maar niet meer over de Here Jezus Christus (Romeinen 6:9). De Here Jezus is opgestaan uit de dood en heeft de dood overwonnen. Hij sterft niet meer en is dus vrij. Deze vrijheid wil Hij aan ons geven. Wie in Hem gelooft heeft eeuwig leven (Johannes 3:36). Je wordt Zijn eigendom en Hij geeft je Zijn Geest. Die Geest leeft eeuwig en dus jij ook. “Wie oren heeft om te horen, die hore, wat de Geest tot de Gemeenten zegt” (Openbaring 2:7). De Geest zal je dan leren om Christus Jezus in vrijheid te dienen.

  • 20 juni

    De Here Jezus werd uit de Heilige Geest (God) en Maria (mens) geboren (Matthéüs 1:20, 21). Hij wordt dan ook door God “Mijn geliefde Zoon” genoemd (Matthéüs 3:17). Je zou dan ook zeggen dat Hij dezelfde macht heeft als God. Maar dit blijkt anders te zijn.

    Filippenzen 2:5-11 zegt dat Jezus Christus zijn goddelijke macht heeft afgelegd. Hij heeft zichzelf leeggemaakt, de gestalte van een dienstknecht aangenomen en is de mens gelijk geworden. Hij noemt Zichzelf bijna altijd “Zoon des Mensen” (Erfgenaam van Adam). Als mens kon Hij zondigen, de zonde op Zich nemen en sterven. Als God had de Here Jezus dit niet gekund. God kan niet zondigen en niet tot zonde gemaakt worden en Hij kan niet sterven.

    Satan, één van de machtigste engelen, weet dit. Hij probeert de Here Jezus over te halen te zondigen. Bij Adam en Eva was dit ook gelukt en nu probeert hij dit ook bij de Zoon (Erfgenaam) van Adam. Eva zag dat de boom (der kennis des goeds en des kwaads) begeerlijk was om verstandig te maken, en zij at. En Adam at ook. De satan houdt de Here Jezus drie dingen voor, die alle drie verleidelijk en verstandig lijken om aan toe te geven. Lees Matthéüs 4:1-11.

    Als de Here Jezus 40 dagen niet gegeten heeft, zegt de duivel tegen Hem: “Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg, dat deze stenen broden worden.” Satan noemt Hem de Zoon van God. Jezus ontkent dit niet. Hij is echter gehoorzaam aan God, Zijn Vader, en Hij spreekt dan ook de Woorden Gods. Hij zegt: “Er is geschreven: De mens zal bij brood alleen niet leven, maar bij alle woord, dat door den mond Gods uitgaat.” Hij zegt “de mens” zal, enzovoorts, niet “de Zoon van God zal …”. Hij heeft immers Zijn goddelijke macht afgelegd en is de mens gelijk geworden. Kon Hij dan van stenen brood maken? Ik neem aan van wel, anders had de satan hem dit niet voorgesteld. Maar de Here Jezus gebruikt niet zijn macht, maar is gehoorzaam aan Gods Woord.

    De satan probeert de Here Jezus hierna nog twee keer te verleiden, maar de Heer Jezus blijft gehoorzaam aan het Woord van God. Het Woord dat Hij zo goed kent. Hij bleef gehoorzaam tot in de dood, in de zekerheid dat God Hem uit de dood zou opwekken (Hebreeën 12:2). Jakobus 4:7 zegt: “Zo onderwerpt u dan Gode; wederstaat den duivel, en hij zal van u vlieden,” (= vluchten). Dat is overwinning.

  • 26 juni

    Wij willen graag vrij zijn. Vrijheid kan alleen maar worden gegeven aan mensen die verantwoordelijkheid kunnen dragen. Verantwoording wil zeggen dat je een antwoord kunt geven op de vraag: “Waarom heb je zo en zo gedaan?” Je moet het kunnen motiveren. Op dit antwoord volgt dan een beoordeling. Kinderen handelen zoals het in hun opkomt. Zij doen de dingen gewoon omdat het leuk is; of ze slaan erop los omdat ze kwaad zijn. Maar ze kunnen de consequenties van hun doen en laten niet overzien. Dus zijn er ouders en onderwijzers die kinderen leren om volwassen te worden. Zolang het kind niet volwassen is, staat het onder de wet (voogdij) van de ouders. Lees onder andere Galaten 4:13.

    Kinderen leren van de ouders hoe het leven in elkaar zit en hoe je in allerlei situaties moet of kunt handelen. Het kind vraagt: “Mag dit?” en “Hoe moet dit?” Van volwassenen wordt verwacht dat ze dit weten. Hebreeën 5:14 zegt dat volwassenen hun zinnen (het vermogen om te kunnen beoordelen) hebben geoefend, zodat ze goed en kwaad kunnen onderscheiden. Als je dit niet kunt, ben je een kind. En een kind heeft regels nodig totdat hij goed en kwaad kan onderscheiden. Zo is het ook als je gelovig wordt. Je begint als kind (onder de wet). Je bent nog met je zelf bezig. Christus, inclusief de Gemeente, staat niet centraal. Het is de bedoeling dat je volwassen wordt en in de vrijheid komt te staan, zodat je Christus kunt dienen. Belangrijke teksten in dit verband zijn:

    Johannes 8:32, 36
    (32) Gij zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken.
    (36) Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn.
    Lees ook 2 Korinthe 3:17

    Galaten 5:18
    Maar indien gij door den Geest geleid wordt, zo zijt gij niet onder de wet.
    Lees ook Romeinen 8:14.

    Volwassen en vrij zijn wil zeggen dat je de waarheid verstaat. Niet alleen weten, maar begrijpen. Als je begrijpt waar het om gaat, dan pas kun je vrij worden. Dit kan alleen als jij je door de Geest laat leiden. De Geest leidt je in al de Waarheid (Johannes 16:13). De Geest maakt je vrij. Echte vrijheid is God dienen en wandelen in het nieuwe leven, dat wij uit genade van Christus hebben ontvangen.

  • 27 juni

    In de tijd na de opstanding van de Heere Jezus Christus, ontstaan door de prediking van de apostelen en evangelisten (onder andere door Paulus en Timótheüs) diverse plaatselijke gemeenten. Paulus geeft aan Timótheüs de opdracht om oudsten in deze gemeenten aan te stellen (Titus 1:5). Hebreeën
    13 vers 7 en 17 spreken over de aanwezigheid van voorgangers.

    Een voorganger is iemand die geestelijke leiding geeft aan gelovigen. Het Griekse woord dat vertaald is met “voorganger” betekent “de weg zoeken voor iemand”, “de weg wijzen” of “leiden”. Voorganger wil zeggen “voorgaan”, zoals een herder voor zijn schapen uitgaat om hen naar het weiland of op de heide te brengen. De voorganger zoekt het beste voor zijn schapen en de schapen volgen de herder. En als de schapen achterblijven heeft de herder een stok, een slinger en een steen of een hond die de schapen bij de herder houdt.

    In Éfeze 4:11 zien we dat de Heere Jezus naast apostelen, profeten en evangelisten, de herders en leraren heeft aangesteld. Hebreeën 13:17 geeft aan dat wij als gelovigen de voorgangers zouden gehoorzamen en onderdanig zijn, omdat zij rekenschap moeten afleggen aan de Grote Herder der schapen (vers 20).

    Petrus noemt de herders “oudsten”. Hij zegt tegen de oudsten: “Weidt de kudde Gods, die onder u is, hebbende opzicht.” Zij moeten niet heersen, maar voorbeelden voor de kudde zijn.

    Paulus zegt tegen de oudsten van de gemeente te Éfeze: “Zo hebt dan acht op uzelven, en op de gehele kudde, over dewelke u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft, om de Gemeente Gods te weiden, welke Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed.” (Handelingen 20:28). Ook uit dit Bijbelgedeelte blijkt dat de oudsten “herders” zijn. Zij zijn door de Heilige Geest aangesteld om de Gemeente van God (schapen) te weiden. Dit wil zeggen dat de oudsten de gelovigen het goede voedsel geven (het Woord van God) en met hun leven voor hen instaan.

    De gelovige hoeft alleen maar deze oudste of herder te volgen; behalve als deze een valse herder (leraar) blijkt te zijn. Van de gelovige wordt verwacht dat hij de herder onderdanig is en van de herder wordt verwacht dat deze de Grote Herder, Jezus Christus, onderdanig is. En zo is er éénheid in de Gemeente, tot lof van Christus.

  • 25 juni

    Als wij gezag tegenkomen denken wij eigenlijk altijd aan de wet. Of het nu de wetten in ons land zijn of de wet die Mozes aan Israël gaf. En als we denken aan vrijheid, denken wij dat we niets meer met gezag en wet te maken hebben. Niets is minder waar. Wat is wet? Wet is eigenlijk “onderwijs”. En bij onderwijs is het de bedoeling dat je iets leert en dit in de praktijk brengt.

    1 Thessalonicenzen 4:9
    Van de broederlijke liefde nu hebt gij niet van node, dat ik u schrijve; want gij zelven zijt van God geleerd om elkander lief te hebben.

    De Heere Jezus zegt: “Dit is Mijn gebod, dat gij elkander liefhebt, gelijkerwijs Ik u liefgehad heb.” (Johannes 15:12; 1 Johannes 3:23). De Heere Jezus geeft het voorbeeld en zegt ons Hem te volgen.

    Door elkaar lief te hebben doen wij wat de wet vraagt (Romeinen 13:8-10). Leven wij dan nog onder de wet? Gelukkig niet! Wij staan niet meer onder het gezag van de wet! Christus heeft hier een eind aan gemaakt. Want wij kunnen de wet niet houden. Daarom hebben wij van Christus, toen wij tot geloof kwamen, een nieuw leven gekregen. Omdat wij Christus willen volgen, die niet meer onder de wet staat, zijn wij ook niet meer onder de wet. De Bijbel noemt dit genade. Romeinen 6:14 zegt: “Gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade“. Dit wil zeggen dat wij niet geoordeeld worden en geen straf krijgen als wij de wet overtreden. Die straf heeft Christus al gehad toen Hij stierf aan het kruis voor de zonden voor de hele wereld, dus ook voor jou en mij. Wij zijn niet meer onder het gezag van de wet. Wij zijn nu gekomen onder het gezag van de genade.

    Mogen wij nu maar raak zondigen? “Beslist niet” (Romeinen 6:1-2). Wij hebben genade gekregen omdat wij Christus willen volgen. Daar hoort zonde niet bij. Maar als wij zondigen, vallen wij onder het gezag van “de genade”, dus krijgen wij vergeving (1 Johannes 1:9). God vraagt van ons om deze genade ook aan onze medegelovige te geven als hij tegen ons iets verkeerds doet. Dit heet liefde. Elkaar niet benadelen wordt ook liefde genoemd (Romeinen 13:8-10). Jakobus 2:11-12 noemt dit de wet der vrijheid. Door genade kun je God en de naaste liefhebben en als je onder het gezag van de genade en de liefde kunt leven, dan ben je vrij, echt vrij (Galaten 5:13).

  • 24 juni

    1 Petrus 2:13-16
    (13) Zijt dan alle menselijke ordening onderdanig, om des Heeren wil; hetzij den koning, als de opperste macht hebbende; (14) hetzij den stadhouderen, als die van hem gezonden worden, tot straf wel der kwaaddoeners, maar tot prijs dergenen, die goed doen. (15) Want alzo is het de wil van God, dat gij, weldoende, den mond stopt aan de onwetendheid der dwaze mensen; (16) Als vrijen, en niet de vrijheid hebbende als een deksel der boosheid, maar als dienstknechten van God.

    Lees Romeinen 13:17 en Titus 3:1.

    Hier staat dat de regering en ook de lagere overheden, boven je gesteld zijn, en dat je hen onderdanig moet zijn. Je bent een onderdaan van het koninkrijk. De regering stelt de regels op, het volk moet deze regels gehoorzamen. Ben je een kwaaddoener, dus overtreed je de wet, dan word je gestraft en doe je goed, dan krijg je een goedkeuring. Het is de wil van God dat wij de overheden onderdanig zijn. Waarom? Opdat de wereld die nu kwaad van ons spreekt, op de dag van Gods oordeel onze goede werken zal erkennen (1 Petrus 1:12). De wereld zal dan God de eer geven. Daarom zijn wij dus onderdanig.

    Er staat: “Als vrijen“. Het woord ‘vrijheid’ spreekt ons erg aan. Dan mag je immers doen wat je wilt. Dan hoef jij je van God niet meer aan regels te houden. Als je dan straf krijgt van de overheid, heb je pech gehad. Je zult de volgende keer wel zorgen dat je niet gepakt wordt. De Bijbel noemt je dan een boosdoener. Wat houdt die vrijheid dan in, als je toch niet mag doen wat je wilt? Als je bovenstaande teksten goed leest, dan staat het antwoord er al. Je bent vrij, maar niet om deze vrijheid te gebruiken als een dekmantel om maar alles te doen wat je wilt, of het goed is of niet. God heeft jou vrijgemaakt om Hem te dienen. En Hij wil dat je het goede doet, zodat God verheerlijkt wordt op de dag der bezoeking (vers 12). Het woord “bezoeking” betekent ‘onderzoek’, of ‘controle’.

    Het gaat niet om ons, maar om God. Als Hij wil dat wij de overheid gehoorza­men, zodat God verheerlijkt wordt, is dat ook onze wens. Hoe kan ik God die­nen? Door te doen wat Hij zegt! Goed doen hoort bij de Geest. God heeft mij vrijgemaakt van de macht der zonde. Er is niemand die goed doet (Romeinen 3:12). Als ik als gelovige God kan gehoorzamen, dan ben ik vrij.

  • 29 juni

    Vandaag gaat het over de gezagsverhouding tussen ouders en kinderen.

    De Bijbel leert dat het Gods wil is dat de kinderen de ouders gehoorzaam zouden zijn in alles (Kolossenzen 3:20). Deze tekst geeft vaak problemen. Een voorbeeld: Jij maakt graag muziek en via een medegelovige word je gevraagd om in een praiseband mee te draaien. Drie keer in de week oefenen/optreden. Je ouders vinden dit niet goed, omdat je bijvoorbeeld nog studeert. Hoe los je dit conflict op?

    Aan de ene kant moet jij je ouders gehoorzamen en aan de andere kant denk jij dat je de Heer moet dienen in de muziek. Jij kunt tegen je ouders ingaan en in de band gaan spelen, want jij hebt in Handelingen 5:29 gelezen dat jij God meer gehoorzaam moet zijn dan de mensen (in dit geval dus jouw ouders), of jij gehoorzaamt jouw ouders, zoals dit staat in Kolossenzen 3:20. Laat de Bijbel altijd het beslissende antwoord geven.

    In Handelingen 5:29 wordt het de discipelen verboden om te getuigen van hun gelóóf in Jezus Christus. In dat geval moet je God meer gehoorzamen dan mensen. Als je ouders jou dus zouden verbieden te geloven en je geloof uit te dragen, is dus de opdracht van de Heere Jezus hoger. In het geval van de praiseband gaat dit niet op. Er blijft dan alleen gehoorzaamheid aan je ouders over. Als je zeker denkt te weten dat God jou wil gebruiken in de muziek en dat je ouders een foute keuze maken, dan kun jij dit alleen maar in gebed aan God voorleggen. Als het Gods wil is dat jij Hem gaat dienen in de muziek, kan God ervoor zorgen dat jouw ouders toestemming geven. Want als God jou iets zegt, dan kan Hij dit ook aan je ouders duidelijk maken. Dan weet je ook zeker dat de opdracht van de Heer komt.

    De Bijbel zegt dat gehoorzamen beter is dan offeren (1 Samuël 15:22). Als je de Heer wilt dienen, doe dit dan in overeenstemming met de Bijbel. Het gaat anders om jezelf en niet om de Heer. Het is dan niet Gods werk, maar jouw werk. Je kunt God alleen dienen door gehoorzaamheid. Hij wil jou daarin onderwijzen. Weet je niet wat je moet doen, vraag het aan de Heer. Hij wil je wijsheid geven om de juiste beslissing te nemen. Hij weet hoe je Hem het beste kunt dienen.

  • 28 juni

    Vandaag willen we even stilstaan bij de verhoudingen binnen de Gemeente van Jezus Christus.

    In 1 Korinthe 11:3 staat dat God het hoofd is van Christus, Christus het hoofd van de man en de man het hoofd van de vrouw. Het gaat hier over een algemene rangorde in de Gemeente. Oudsten worden hier niet genoemd en ook de kinderen niet. Oudsten worden uit de broeders aangesteld om de Gemeente te dienen.

    In vers 9-11 staat dat de vrouw om de man geschapen is, maar dat zij “in Christus” niet zonder elkaar kunnen. Beide zijn zij nodig. Het gaat hier niet over het huwelijk, maar over de gelovigen in de Gemeente. In de Gemeente is God de hoogste, daarna Christus, daarna de man en daarna de vrouw. Kinderen hebben nog geen inbreng. Éfeze 5:21 zegt dat wij elkaar onderdanig zouden zijn. En in Filippenzen 2:3 staat dat wij de ander hoger zouden achten dan onszelf.

    Het lijkt dat er nu een conflict ontstaat. De man staat boven de vrouw en toch zouden in Christus (de Gemeente) de mannen en de vrouwen elkaar onderdanig moeten zijn. Zij zouden elkaar hoger achten dan zichzelf. Niemand moet denken dat hij of zij beter is dan de ander. De gelovige moet zichzelf kunnen vernederen en luisteren naar de ander. Samen ben je één in Christus. Het maakt niet uit of je man of vrouw bent. Maar omdat de mannen door God boven de vrouwen gesteld zijn, zijn de mannen verantwoordelijk voor het wel en wee in de gemeente en is het aan hen om beslissingen te nemen. Uit de broeders worden plaatselijk de oudsten aangesteld. Oudsten zijn broeders die geestelijk het oudst zijn. Er wordt van de oudsten verwacht dat zij de plaatselijke gemeente kunnen leiden. Dit alles onder de leiding van de Heilige Geest (Christus). Een oudste is er om de gemeente te dienen, ook al is hij een voorganger (Lukas 22:26).

    De Bijbel roept de gelovige op om Christus te volgen en naar Hem te luisteren. Daarom hebben wij het Woord van God (de Bijbel). Het Woord leren kennen, is Christus leren kennen. Als je dan in de Gemeente van Christus denkt iets te moeten zeggen, laat dan Gods Woord spreken. Luister dan naar elkaar. De Gemeente wordt dan door Gods Woord (door Christus dus) opgebouwd.