Categorie: Jongeren

  • 14 december

    1 Thessalonicenzen 5:1-5
    (1) Maar van de tijden en de gelegenheden, broeders! hebt gij niet van node, dat men u schrijve. (2) Want gij weet zelven zeer wel, dat de dag des Heeren alzo zal komen, gelijk een dief in de nacht. (3) Want wanneer zij zullen zeggen: Het is vrede, en zonder gevaar; dan zal een haastig verderf hun overkomen, gelijk de barensnood een bevruchte vrouw; en zij zullen het geenszins ontvlieden; (4) Maar gij, broeders, gij zijt niet in duisternis, dat u die dag als een dief zou bevangen. (5) Gij zijt allen kinderen des lichts, en kinderen des daags; wij zijn niet des nachts, noch der duisternis.

    Ook de apostelen van het Nieuwe Verbond spreken over de dag des Heeren. Zo ook Paulus hier in dit gedeelte. Hij zegt dat de gelovigen uit Thessalonica wisten hoe het Plan van God met deze schepping in elkaar steekt. Wanneer welke tijden gelden. Toch zet hij de gebeurtenissen nogmaals op een rijtje. Want hij heeft in het voorgaande gedeelte gesproken over de opname, de wegrukking van de Gemeente. Hij heeft ze dat uitgelegd en vertelt dan wat er daarna staat te gebeuren. De wereld, inclusief Israël, zal zeggen dat het vrede is. Want er is een verbond gesloten over de stad Jeruzalem, het hete hangijzer. Er is geen gevaar voor oorlog meer, omdat Israël en het wereldrijk (dat bestaat uit tien staten) een verdrag hebben getekend. Maar dat verdrag wordt na 3,5 jaar opgezegd en dan begint de verdrukking voor het volk Israël. Die verdrukking duurt ook 3,5 jaar en die begint plotseling. Niemand had dat verwacht. Als een dief in de nacht overvalt het hen. Vluchten kan dan ook niet meer. Niemand kan het land meer uit. En als de vijand van het volk Israël denkt heel het volk bijna uitgeroeid te hebben, komt daar die dag des Heeren. Ook voor hen komt die dag onverwachts.

    Maar, zegt Paulus, voor ons gelovigen komt die dag niet plotseling. Wij wandelen in het Licht en niet in de duisternis. Wij weten wat er komen gaat. Wij, gelovigen in deze genadetijd, zijn dan al met Christus verenigd. Wij moeten, als het Lichaam van Hem, deze oordelen helpen uitvoeren. Dat geeft ons een grote verantwoordelijkheid!

  • 19 december

    Psalm 2:1-12 Niet alles van deze aanhaling is hier uitgeschreven
    (1) Waarom woeden de heidenen, en bedenken de volken ijdelheid? (2) De koningen der aarde stellen zich op, en de vorsten beraadslagen te zamen tegen den HEERE, en tegen Zijn Gezalfde, zeggende: (3) Laat ons hun banden verscheuren, en hun touwen van ons werpen. (4) Die in den hemel woont, zal lachen; de HEERE zal hen bespotten. (5) Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, en in Zijn grimmigheid zal Hij hen verschrikken. (6) Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion, den berg Mijner heiligheid. (7) Ik zal van het besluit verhalen: de HEERE heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd. (8) Eis van Mij, en Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel, en de einden der aarde tot Uw bezitting.
    (11) Dient den HEERE met vreze, en verheugt u met beving. (12) Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden. Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen.

    In Psalm 2 wordt ook gesproken over dat feit dat er straks één Koning zal zijn. De Heere heeft Zijn Erfgenaam, Zijn Zoon, aangesteld. De koningen op aarde en de leiders van de volkeren kunnen het daarmee oneens zijn, maar het besluit staat vast. Ze kunnen samen een plan gesmeed hebben om Gods besluit tegen te gaan en in opstand te komen tegen de Heere en tegen Zijn Messias, de Gezalfde, de Christus, maar daarom moet de Heere alleen maar lachen. Want de mens denkt dat hij tot veel in staat is, en sommige leiders denken dat ze alle macht in handen hebben. Maar er komt een moment, dat is wanneer de Messias terugkomt, dat God tot hen spreekt in Zijn toorn. En vanaf dat moment gaat alles zoals Hij dat heeft bepaald. En als men zich niet wil onderwerpen aan de Zoon, dan wordt men verpletterd met een ijzeren scepter. Een scepter is meestal van goud als teken van koninklijke waardigheid, maar deze staf is van ijzer. IJzer is een uitbeelding van kracht. Gods Koning zal met kracht bevestigd worden, omdat men Hem bij voorbaat al niet accepteert. God weet dat het zo zal gaan, en daarom zegt Hij het van te voren al. Maar degenen die wel hun vertrouwen op de Zoon gesteld hebben, die zijn welgelukzalig. Zij zullen de zaligheid verkrijgen. Zij onderwerpen zich wel aan de Koning, die de Heere aangesteld heeft. En die aanstelling vond plaats op de dag dat de Here Jezus Christus opstond uit de dood.