Categorie: Jongeren

  • 10 juni

    Israël had de macht van de Heer gezien in de plagen die henzelf, en de Egyptenaren, overkwamen. Alle reden dus om vertrouwen te hebben dat God hen in leven zal houden. Maar als de Faraö hen najaagt, is het vertrouwen ver te zoeken. Het gaat niet zoals ze zichzelf voorgesteld hadden. Zij zijn bevrijd en dus moet alles voor de wind gaan. Maar als ze de vijand zien, worden ze bang. Ze zeggen dat ze liever in Egypte zouden zijn gebleven om de Egyptenaren te dienen, dan om in de woestijn te sterven. Ze geloven meer in de macht van de Faraö (die zichtbaar is) dan in de macht van God (die nog niet zichtbaar is). Wat God in Egypte gedaan heeft, zijn ze blijkbaar al weer vergeten.

    Nadat God hen door de Rode Zee naar de overkant gebracht heeft en de Faraö en de zijnen verdronken zijn, gaan ze de woestijn in. Voordat zij bij de berg Sinaï komen moeten ze eerst vechten tegen Amalek, die zich vijandig opstelt tegenover Israël. (Amalek is een kleinzoon van Ezau Genesis 36:12 de oudere broer van Jakob, en deze is uitgegroeid tot een volk.) Als Mozes zijn handen opheft naar God is Israël aan de winnende hand. Maar zakken zijn handen, dan heeft Amalek de overhand. Doordat Aäron en Hur de handen van Mozes steunen, is de overwinning aan Israël.

    Als jouw handen in afhankelijkheid naar God gericht zijn, dan is er overwinning. Zo niet dan heeft de tegenstander de overhand.

    Als het volk bij de berg Sinaï komt, beloven ze de Heer dat ze alles zullen doen wat de Heer gesproken heeft (Exodus 19:8). Mozes gaat dan de berg op om de tien geboden in ontvangst te nemen. Als hij echter niet snel genoeg terug is, denken ze dat Mozes dood is en maken ze hun eigen god in de vorm van een gouden kalf. Het blijkt moeilijk te zijn om gezag te erkennen en daarbij te blijven, ook als het langer duurt of anders gaat dan je denkt. Zie Israël.

    Zo lang God handelt zoals jij denkt dat Hij zou moeten doen, ben je vol vertrouwen (geloof). Maar hoe is het als God anders handelt? Blijf je dan Hem vertrouwen of slaat vertrouwen (geloof) om in twijfel? Velen willen God aanpassen aan hun eigen normen en hun eigen niveau. Maar God is God en Hij doet wat Hij wil. Jij mag bij Hem behoren uit genade, Hem volgen en vertrouwen in wat Hij doet.

  • 09 juni

    Het volk Israël riep in hun verdrukking tot God. (Exodus 2:23-24) Men erkende blijkbaar dat God macht had om hen te verlossen.

    Het is gemakkelijk om als je in de problemen zit tot God te roepen. Maar ben je ook bereid om gehoorzaam de weg van God te gaan om uit de problemen te komen? Ook als je deze weg niet ziet zitten?

    Als we naar de geschiedenis van Israël kijken, zien we dat dit volk hier veel moeite mee had en regelmatig protesteerde. Mozes wordt door God, nadat hij Egypte verlaten had, (Hebreeën 11:24-27) geroepen om naar Egypte terug te gaan en het volk eruit te halen. Hij erkent het gezag van God en gaat gehoorzaam terug, ondanks dat hij zich er niet geschikt voor acht. Aäron, zijn oudere broer, krijgt hij naast zich. (Later wordt Aäron de hogepriester.) Hij en Aäron gaan naar Egypte en daar gaan ze eerst naar het volk Israël. Het volk gelooft Mozes (Exodus 4:29-31).

    Hierna gaat Mozes naar de Faraö. Deze wil niet luisteren en maakt het leven van het volk Israël zwaarder. Dan slaat het geloof van het volk om en zijn ze kwaad op Mozes. Zij willen graag bevrijd worden, maar niet als het eerst zwaarder wordt. Ze weten echter niet dat God dit toelaat om Zijn macht aan de Faraö te tonen (Exodus 5:21-24) en de verdrukten, die in Hem geloven, aan Zich te binden. Dit geldt niet alleen voor Israël maar ook voor ons.

    Als Mozes deze dingen aan Israël wil uitleggen, geloven zij hem niet. Zij willen niet luisteren. Ondanks dit alles gaat God rustig door Zijn plannen te verwezenlijken. Zo is het ook met ons. God voert Zijn plannen uit, niet dankzij ons, maar meestal ondanks ons. God laat Zijn macht zien in de tien plagen die over Egypte komen. Drie hiervan komen ook over het volk Israël. Misschien vanwege hun ongeloof, maar dat wordt niet vermeld.

    De tiende plaag houdt in dat alle eerstgeborenen in Egypte (ook die van Israël) gedood worden. De Israëlieten kunnen door geloof voorkomen dat hun eerstgeborenen gedood worden. Dit geloof blijkt uit het aanbrengen van het bloed van een lam aan de deurposten. Dit geldt vandaag ook voor ons. Als wij geloven dat het bloed van Jezus Christus (het Lam) ons verlost, dan krijgen wij eeuwig leven.

  • 12 juni

    Er wordt door Samuël, in opdracht van God, een koning aangesteld, genaamd Saul. Echt een koning naar de mens. Hij is namelijk groot van gestalte. Het is echter niet de koning die door God bedoeld is, ook al is hij door God verkoren. Men had God als koning moeten blijven aanvaarden. Maar de dingen gaan zoals ze gaan en God volbrengt toch wel Zijn plannen. En Hij gebruikt zelfs het kwade voor Zijn doel. Maar wee degene die het kwade bewerkt (Johannes 5:29; Romeinen 2:9). De Here Jezus moest sterven om ons te verlossen uit de macht van satan en uit de macht van de dood. Maar wee de mens door wie Hij verraden werd. Judas dus (Lukas 22:22).

    Niet alles wat God toestaat en eventueel mogelijk maakt, is ook Zijn wil. God wil dat alle mensen behouden worden; maar als mensen niet willen geloven in de Zoon van God, Jezus Christus, gaan ze verloren. Is dit Gods wil? Nee. Doch de mens heeft zelf de keuze.

    Een ander voorbeeld is Hizkia, koning van Juda (Lees 2 Koningen 20). Hizkia werd ziek en het was Gods wil (en hij liet dit weten door de profeet Jesaja) dat hij zou sterven. Toen bad Hizkia om genezing en God verhoorde zijn gebed. Hij vroeg en kreeg een teken ter bevestiging. Hij vroeg om de schaduw op de zonnewijzer tien graden terug te laten gaan, en het gebeurde. Een groot wonder dus. Er werden vijftien jaar aan zijn leven toegevoegd. Helaas liep dit niet goed af. Hij liet een gezantschap uit Babel al zijn schatten en al zijn rijkdom zien. Dit voor eigen roem. Dit had nogal wat gevolgen. Je moet dit zelf maar eens gaan lezen in 2 Koningen 20 en 2 Kronieken 32:24-33.

    God weet wat voor ons het beste is. Wij zouden er goed aan doen om ons aan Zijn gezag te onderwerpen, ook als dit, naar onze gedachte, niet in ons voordeel is. Ik wil hier niet zeggen dat wij de Heer niet om genezing mogen bidden. Natuurlijk mag dat. Trouwens, God verhoort alle gebeden die naar Zijn wil zijn. En dat kan eventueel ook genezing zijn.

    1 Johannes 5:14
    En dit is de vrijmoedigheid, die wij tot Hem hebben, dat zo wij iets bidden naar Zijn wil, Hij ons verhoort.

    Wil je dat je gebeden verhoord worden, leer dan Zijn wil kennen. Lees dus Zijn Woord de Bijbel want dáárin leer je Hem kennen.

  • 13 juni

    Saul wordt door Samuël tot koning aangesteld. Samuël doet dit in opdracht van God. Saul is niet de hoogste, maar de laagste van de drie. Wel is hij de hoogste onder het volk Israël. Hierover moet hij echter wel verantwoording afleggen aan God.

    God spreekt via Samuël tot Saul. Saul is vrij om te doen wat hij wil, maar binnen de grenzen die God aan zijn koningschap gesteld heeft. In 1 Samuël 13 lezen we dat er strijd is tussen Israël en de Filistijnen. Saul wacht op Samuël. Deze zal, voordat de strijd begint, een offer aan God brengen en bidden om de overwinning. Samuël is er echter niet op de afgesproken tijd. Omdat de soldaten beginnen weg te lopen en Saul niet de strijd wil beginnen zonder gebed en offer, brengt hij dit offer zelf. Dan verschijnt Samuël en zegt dat Saul zich niet heeft gehouden aan het gebod van God en dat daarom het koninkrijk naar een ander zal gaan.

    In 1 Samuël 15 lezen we dat Saul weer ongehoorzaam is. Hij krijgt van God de opdracht om Amalek uit te roeien. Hij mag niemand in leven laten, ook de dieren niet. De reden van deze opdracht staat vermeld in Exodus 17:8-16. Saul verslaat Amalek, maar laat koning Agag en het beste onder het vee in leven (vers 9). Het vee wil hij aan God offeren. Saul vindt dit in overeenstemming met Gods wil (1 Samuël 15:20, 21). Samuël zegt dat dit ongehoorzaamheid is aan God en dat gehoorzamen belangrijker is dan offers brengen.

    Exodus 17:23
    Want wederspannigheid (ongehoorzaamheid tegen God) is een zonde der toverij, en wederstreven is afgoderij en beeldendienst. Omdat gij des HEEREN woord verworpen hebt, zo heeft Hij u verworpen, dat gij geen koning zult zijn.

    Uit bovenstaande mogen we leren dat gehoorzaamheid, dus het erkennen van het gezag van God in wat Hij gesproken heeft, op de eerste plaats komt. Onze christelijke activiteiten (Saul offerde) mogen niet tegen Gods wil ingaan. Het offer in bovenstaand gedeelte (1 Samuël 13) was heel belangrijk. Alleen Samuël mocht dit doen, niet Saul. Daarom is het heel belangrijk dat je eerst de Bijbel, Gods Woord, leert kennen, zodat je weet wat gehoorzaamheid aan God is. Want de Heer wil jou in Zijn dienst gebruiken, maar alleen in dat wat Hij wil.

  • 15 juni

    David wordt door God uitgekozen om de nieuwe koning te zijn. Maar eerst gaat hij gewoon terug naar zijn vader en de schapen. Dan komt er oorlog met de Filistijnen. De drie oudste broers van David worden opgeroepen om te vechten (Lees 1 Samuël 17). De Filistijnen hebben echter de reus Goliath bij zich, die onoverwinnelijk lijkt te zijn. Goliath heeft, omdat hij zo groot is, gezag. Hij wil een tweegevecht, maar niemand durft het tegen hem op te nemen. 40 dagen lang daagt Goliath Israël, en dus de God van Israël, uit. Dan komt David in het legerkamp van Saul. Isaï heeft hem gestuurd om zijn broers eten te brengen. David hoort de uitdaging van Goliath en ziet dat niemand het gevecht tegen Goliath aandurft. Dan biedt David aan om degene die God bespot, te bevechten en te verslaan. Saul en de anderen lachen hem uit. David zegt in:

    1 Samuël 17:37
    De HEERE, Die mij van de hand des leeuws gered heeft, en uit de hand des beers, Die zal mij redden uit de hand van dezen Filistijn.

    Dit is geloof in God. Als God hem beschermt tegen de leeuw en de beer, zodat hij niet sterft, dan zal Hij David zeker beschermen tegen Goliath, de vijand van God en Zijn volk. Hier staat niet dat David niet kan sterven, maar dat God hem beschermd heeft. Zo kan God ook ons, als gelovigen, beschermen in ons dagelijks leven, maar Hij beschermt ons zeker in de strijd tegen de duivel (Éfeze 6:10-20). Wij mogen weten dat Jezus Christus heeft overwonnen en ons de overwinning geeft (Romeinen 8:37).

    David neemt zijn slinger en zoekt vijf stenen. Deze stenen spreken van Christus en de Gemeente. Dit kan ik hier helaas niet nader uitleggen. David gaat in geloof de strijd aan. David zegt tot Goliath: “Gij komt tot mij met een zwaard, en met een spies, en met een schild; maar ik kom tot u in den Naam van den HEERE der heirscharen, den God der slagorden van Israël, Dien gij gehoond hebt.” David weet dat de Heer met hem is. Met één steen verslaat hij deze, naar aardse normen, onoverwinnelijke reus Goliath. Die steen is een beeld is van de Here Jezus Christus, de Rots Die vast staat.

    David weet dat God sterker en machtiger is dan welk mens ook. Hij gelooft en vertrouwt die God van Israël. Jij ook? Hoe bedreigend het leven soms kan zijn; in Christus ben je altijd overwinnaar.

  • 14 juni

    Saul raakte zijn koningschap kwijt (1 Samuël 15:23). Adam raakte zijn leven kwijt toen hij zondigde. Het duurde alleen nog een tijdje. Hij werd 930 jaar. Ook bij Saul duurt dit nog een aantal jaren.

    Intussen moet Samuël David tot koning gaan zalven. God zegt van David dat hij beter is dan Saul (1 Samuël 15:28) en in 16:1 staat dat God voor Zichzelf een koning heeft uitgezocht. Het gaat nu niet om de wil van het volk, maar om Gods wil.

    Samuël gaat naar Bethlehem om een koning te zalven en hij nodigt Isaï (en zijn zonen) uit bij hem te komen. David, de jongste, blijkt er niet bij aanwezig te zijn. Hij is bij de schapen. Als Samuël een koning wil gaan zalven, laat hij de zonen van Isaï bij hem langs komen. Bij de eerste zoon denkt Samuël: “Dit is hem!”. Maar God zegt: “Zie zijn gestalte niet aan, noch de hoogte zijner statuur, want Ik heb hem verworpen; want het is niet gelijk de mens ziet; want de mens ziet aan, wat voor ogen is, maar de HEERE ziet het hart aan.” Niet één van de aanwezige zonen blijkt tot koning uitgekozen te zijn.

    Als jij je afvraagt of je God wel zou kunnen dienen, hoef je alleen maar in je hart te kijken of je bereid bent God te willen volgen en gehoorzamen. God kijkt namelijk ook in je hart en niet naar je menselijke geschiktheid of intelligentie. Iedereen die zich aan Hem wil onderwerpen kan Hij gebruiken in Zijn dienst en op Zijn tijd.

    Het blijkt dat David, de jongste, waar niemand aan dacht, door God was uitgekozen. Want als David opgehaald wordt en langskomt, zegt God: “Sta op, zalf hem, want deze is het.” Daarna staat er in vers 13 en 14 dat de Geest op David komt en Saul verlaat.

    David is echter in de praktijk nog geen koning. David wordt nog een aantal jaren beproefd, voordat hij daadwerkelijk op de troon zit. Als Saul erachter komt dat God David, in zijn plaats, als koning gezalfd heeft, probeert hij David te doden. Erg dwaas overigens om te denken dat je Gods plannen kunt verhinderen ten voordele van jezelf. De satan en de leiders van het Joodse volk dachten ook te kunnen blijven regeren als de Here Jezus maar dood zou zijn. En zoals het Saul niet lukte om David te doden, lukte het de satan niet om de Here Jezus in de dood te houden. Jezus leeft; halleluja.

  • 18 juni

    Tot nu toe hebben we een beetje gezien hoe in het Oude Testament gezagsverhoudingen lagen. God blijkt steeds de Gezaghebbende te zijn, Die ook de macht heeft te maken, te breken, te geven en te nemen.

    Jesaja 14:27
    Want de HEERE der heirscharen heeft het in Zijn raad besloten, wie zal het dan verbreken? en Zijn hand is uitgestrekt, wie zal ze dan keren?

    Niemand kan het van Hem winnen. Het is dus verstandig om je aan die God te onderwerpen, zodat Hij je voor Zijn doel kan gebruiken. Hij is niet afhankelijk van ons, maar wij van Hem. Als Hij deze schepping vernietigt, heeft Hij alle recht hiertoe, omdat Hij deze schepping geschapen heeft. Als God een nieuwe schepping maakt, kan Hij bepalen wie daar wel en niet deel van uit gaan maken. Hij heeft dat recht omdat alles uit Hem is voortgekomen, zoals Romeinen 11:36 zegt.

    Als God iemand stuurt om namens Hem te spreken, dan is het alsof God spreekt. De profeten, zoals deze mensen genoemd worden, vertegenwoordigen God, zoals ook een ambassadeur zijn land vertegenwoordigt. De ambassadeur spreekt met het gezag van het land en zo spreken de profeten met het gezag van God. In het Oude Testament ging dit vaak met wonderen en tekenen gepaard. Ook de Here Jezus deed wonderen en tekenen. Hij deed deze wonderen en tekenen om te vervullen wat de profeten in het Oude Testament voorspeld hadden (zie onder andere Matthéüs 12:15-21) Daardoor bewees Hij dat Hij door God gezonden was. Als dan ook iemand de Here Jezus verwierp, verwierp hij dus God (Lukas 10:16).

    God heeft ons als gelovigen in Zijn dienst genomen. Hij heeft ons Zijn Woord toevertrouwd. Het is dan ook heel belangrijk om Zijn Woord te spreken. 1 Petrus 4:11 zegt: “Indien iemand spreekt, die spreke als de woorden Gods.” Zijn Woord is Leven. Wij zijn zeer bevoorrechte mensen. God heeft tot ons gesproken. Wij geloofden Hem en kregen uit genade nieuw leven. Wij mogen Zijn Woord van genade weer doorgeven, opdat ook anderen een nieuw leven mogen ontvangen. Een leven dat niet meer sterfelijk is.

  • 19 juni

    Vandaag gaan we naar het Nieuwe Testament en komen we terecht in de Evangeliën. En dus bij de Here Jezus en het Jodendom.

    Er is een gevestigde orde in Israël. Ten eerste is er de bezettingsmacht van de Romeinen, vertegenwoordigd door Pilatus. Daarnaast is er een zekere Herodus, koning over Judea. Dan hebben we nog de geestelijke overheid, namelijk de grote Raad (het Sanhedrin) in Jeruzalem. De Raad bestond uit twee partijen, namelijk Farizeeën en Sadduceeën. De Farizeeën geloofden in de opstanding der doden, in engelen en geesten. De Sadduceeën geloofden dit niet (Handelingen 23:8).

    De Raad telde 71 leden, bestaande uit Schriftgeleerden, oudsten, vooraanstaande leden van de hogepriesterlijke families (dezen worden in de Statenvertaling “overpriesters” genoemd) en de hogepriester, de voorzitter van de vergadering. De meest belangrijke zaken werden voor deze rechtbank gebracht. De Romeinen hadden deze bevoegdheid bij het Sanhedrin gelaten. Zij mochten ook het doodvonnis uit spreken, maar dit had alleen geldigheid als het bevestigd werd door de Romeinse procurator. Staat en godsdienst waren dus niet gescheiden, zoals bij ons wel het geval is.

    De Here Jezus was tijdens zijn leven hier op aarde telkens in gesprek met (Schriftgeleerden uit) de Farizeeën en Sadduceeën. Beide groepen hadden hun eigen geloof en aanhangers. Samen vormden zij het volk Israël. De Schrift (de Bijbel) had in de loop van tijd een eigen uitleg gekregen (Judaïsme genoemd). Hun gezag berustte op kennis van de Schrift. De Here Jezus bestrijdt deze kennis vanuit Diezelfde Schrift. En met succes. Hij heeft op twaalfjarige leeftijd al meer kennis van de Schrift dan deze geleerden. Hij wordt door hen dan ook als een bedreiging gezien en zij proberen Hem telkens onderuit te halen.

    De Here Jezus wordt onder andere door de Sadduceeën aangevallen over de opstanding der doden. Als zij dit niet kunnen winnen, komen de Farizeeën met een vraag over het grootste gebod (Matthéüs 22:24-40) De Here Jezus antwoordt met de Schrift en blijkt steeds onoverwinnelijk. Hij spreekt met gezag (Markus 1:22). Dit Woord van God spreekt ook tot ons. Onderwerpen wij ons aan dit Woord en spreken wij dit Woord, dan zijn ook wij onoverwinnelijk.

    Lees Éfeze 6:10-20 en in het bijzonder vers 17.

  • 17 juni

    Wij zijn vandaag terecht gekomen bij de geschiedenis van Elia in 1 Koningen 17. Elia zegt, in opdracht en met het gezag van God, tegen koning Achab dat het niet regenen zal, dan alleen op zijn woord. En zo gebeurt het. Elia vlucht naar de beek Krith, met de belofte van God dat Deze Elia zal onderhouden. In geloof gaat Elia. Als het water in de beek op is, stuurt God hem naar Zarfath, waar een weduwe woont. Deze weduwe is net bezig hout te sprokkelen. Ze heeft nog een beetje meel in de kruik en een beetje olie in de fles. Ze kan daarmee een laatste maaltijd klaarmaken voor zichzelf en haar zoon. Dan vraagt Elia om eerst voor hem een koek te bakken. Er zal daarna meer dan genoeg over zijn voor haar en haar zoon.

    1 Koningen 17:14
    Zo zegt de HEERE, de God Israëls: Het meel van de kruik zal niet verteerd worden, en de olie der fles zal niet ontbreken, tot op den dag, dat de HEERE regen op den aardbodem geven zal.

    Deze vrouw gelooft Elia en ziet hem als een knecht van God. Het gevolg is dat haar geloof niet beschaamd wordt. Want er staat in:

    1 Koningen 17:16
    Het meel van de kruik werd niet verteerd, en de olie van de fles ont­brak niet, naar het woord des HEEREN, dat Hij gesproken had door den dienst van Elia.

    Elia gelooft God en spreekt tegen de koning van het land. Daar was veel lef voor nodig, want de koning had de macht om je ter dood te brengen. Je neemt een groot risico. De weduwe gelooft Elia. Je laatste eten weggeven, op grond van wat een vreemde zegt, spreekt van een groot geloof. Na drie en een half jaar zegt God dat Hij regen gaat geven en Hij geeft Elia de opdracht om Achab en de 450 profeten van de afgod Baäl naar de berg Karmel te laten komen (1 Koningen 18). Elia en de priesters van Baäl bouwen elk een altaar. Elia en de priesters zullen elk hun God aanroepen en de God Die met vuur het altaar aansteekt, is de Enige en echte God. De god Baäl kan dit niet, maar wel de God van Elia. Deze steekt het offeraltaar aan met vuur uit de hemel. Daarna worden de priesters van Baäl gedood. En God geeft regen. Elia waagde zich temidden van de vijand, maar hij wist in Wie hij geloofde. Door geloof mogen wij Zijn Woord vertrouwen en weten dat Hij voor ons zorgt, midden tussen de vijanden in deze wereld.

  • 16 juni

    Wij zien in het leven van David bepaalde gezagsverhoudingen duidelijk naar voren komen. Bij de vorige dag zagen we dat David het hoogste gezag aan God toekende. Hij stelde zich in Gods dienst en als Gods vertegenwoordiger stond hij boven Goliath. Goliath werd dan ook verslagen.

    1 Johannes 4:4 zegt dat God, Die door Zijn Geest in de gelovige woont, meer is dan die in de wereld is. Dat wist David dus ook. Als David meer eer van het volk krijgt dan Saul, wordt deze jaloers en kwaad (1 Samuël 18:7, 8). In hoofdstuk 19 zien we dat Saul David wil doden. David vlucht. Hij had ook een volksopstand kunnen ontketenen en zich als koning kunnen laten uitroepen. God had hem immers als koning aangesteld. David doet dit niet. Hij wacht tot God Zelf ingrijpt. Saul probeert David te grijpen, maar God voorkomt dit (Lees 1 Samuël 19:18-24).

    In hoofdstuk 24 lezen we dat koning Saul David weer eens achterna zit. David heeft ondertussen 400 man om zich heen verzameld (1 Samuël 22:2). Saul gaat rusten in een spelonk, niet wetende dat David en zijn mannen ook in die spelonk zijn. De mannen van David adviseren hem om af te rekenen met Saul. David zegt echter: “Dat late de HEERE ver van mij zijn, dat ik die zaak doen zou aan mijn heer, den gezalfde des HEEREN, dat ik mijn hand tegen hem uitsteken zou; want hij is de gezalfde des HEEREN!” (24:7). David erkent het gezag van Saul, zolang God dit niet aan Saul ontneemt. David wil zich niet vergrijpen aan een gezalfde van de Heer.

    Als Saul weer eens achter David aan zit, zien we dezelfde situatie weer (1 Samuël 26:79). Weer krijgt hij het advies om Saul te doden en David zegt: “Verderf hem niet; want wie heeft zijn hand aan den gezalfde des HEEREN gelegd, en is onschuldig gebleven?” De boodschap is af te blijven van degene die God boven je gesteld heeft, ook al doet deze jou kwaad. God heeft hem aangesteld en God alleen is Degene Die hem ter verantwoording kan roepen en oordelen. Dit is niet aan ons. Wij zouden zelfs onze medebroeders en zusters niet oordelen (niet boven hen gaan staan). “Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt” (Matthéüs 7:1). Heb elkaar lief en vergeef elkaar, dan doe je Gods wil (lees Éfeze 4:32 en 5:1).