Categorie: Jongeren

  • 15 november

    De verhoogde slang

    “En niemand is opgevaren in den hemel, dan Die uit den hemel neder gekomen is, namelijk de Zoon des mensen, Die in den hemel is. En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden; Opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeu­wige leven hebbe.” (Johannes 3:13-16)

    Bekend Schriftgedeelte, met name het laatste vers. Het spreekt uiteraard over de Heer die is nedergedaald en opgestaan. Als we de verwijzing naar de verhoogde slang eens opzoeken, komen we terecht in Numeri 21:5-8. Daar vinden we de geschiedenis waarbij het volk Israël zich beklaagt bij God en Mozes:
    “Waarom hebt gijlieden ons doen optrekken uit Egypte, opdat wij sterven zouden in de woestijn? Want hier is geen brood, ook geen water, en onze ziel walgt over dit zeer lichte brood. Toen zond de HEERE vurige slangen onder het volk, die beten het volk; en er stierf veel volks van Israël. Daarom kwam het volk tot Mozes, en zij zeiden: Wij hebben gezondigd, omdat wij tegen den HEERE en tegen u gesproken hebben; bid den HEERE, dat Hij deze slangen van ons wegneme. Toen bad Mozes voor het volk. En de HEERE zeide tot Mozes: Maak u een vurige slang, en stel ze op een stang en het zal geschieden, dat al wie gebeten is, als hij haar aanziet, zo zal hij leven”.

    Hij zei niet: probeer nu eerst maar eens zelf die slangen om zeep te helpen. Het volk hoefde alleen omhoog te kijken en men stierf niet meer. Daar was geloof voor nodig: omhoog kijken terwijl je weet dat giftige slangen langs je benen krioelen! Bij ons is het net zo. Onze slangen (zonden) blijven gedurende ons hele leven. Het bestrijden daarvan betekent geestelijk sterven. Zolang wij echter omhoog blijven kijken, naar de verhoogde slang (nee dat was niet Zijn kruisiging, maar Zijn opstanding!) worden wij niet door de zonden bevangen en leven wij.

    Romeinen 6:11
    Alzo ook gijlieden, houdt het daarvoor dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus, onzen Heere.

  • 16 november

    Broeders en zusters

    Een van de moeilijkste dingen voor ons als gelovigen is wel het accepteren van onze medegelovigen. Want wij zijn dan zelf wel redelijk volmaakt(?), die medebroeder is dat allerminst! We weten dat ook zijn zonden vergeven zijn, maar misschien zou hij toch een paar eigenschappen, waar ik me toevallig aan stoor, nog wat kunnen bijslijpen. Dat maakt het voor mij wat makkelijker te accepteren dat ook hij een kind van God is. Als hij nou bijvoorbeeld eens wat socialer wordt, kan ik weer even iets vriendelijker zijn. Zo worden we er toch allemaal net iets beter van. Niks op tegen toch? Sterker nog, als wij nou heel vriendelijk zijn naar elkaar toe, laten we daarmee aan de buitenwereld zien dat we goed bezig zijn! Men zal nieuwsgierig worden (“Hoe komt het toch, dat die mensen zo ontzettend lief zijn voor elkaar?”), daardoor onze bijeenkomsten gaan bezoeken (“Wat leren jullie daar dan?”) en tot geloof komen! Bijbelser kan haast niet!

    En toch zo onwaar. Ten eerste ziet God ons aan naar de nieuwe mens, zonder onze onvolkomenheden. Wie zouden wij dan zijn om te letten op de slechte karaktertrekken van onze medegelovigen? 2 Korinthe 5:16 is daar duidelijk genoeg over: “Zo dan, wij kennen van nu aan niemand naar het vlees; en indien wij ook Christus naar het vlees gekend hebben, nochtans kennen wij Hem nu niet meer naar het vlees”. Het vlees is gestorven, dood dus. Dit geldt zelfs voor het vlees van de Heer. God let er niet meer op en waarschijnlijk is het niet de bedoeling dat wij Hem daarin zouden corrigeren… Toch staat er:

    “Te weten dat gij zoudt afleggen, aangaande de vorige wandeling, den ouden mens, die verdorven wordt door de begeerlijkheden der verleiding; En dat gij zoudt vernieuwd worden in den geest uws gemoeds, En den nieuwen mens aandoen, die naar God geschapen is in ware rechtvaardigheid en heiligheid.” (Éfeze 4:22-24)

    De bedoeling is toch wel dat we veranderd worden, maar dit werkt van binnen naar buiten en voor zover Hij dat nodig vindt. En dat geldt ook voor die broeder of zuster. Die verandering wordt “heiliging” genoemd in de Bijbel. Heiliging betekent niet “zonder zonden”, maar “aan de Heer toegewijd” of “apart gezet voor de dienst aan de Heer”.