Categorie: Jongeren

  • 30 mei

    Israël of Gemeente

    Galaten 6:16
    En zovelen als er naar dezen regel zullen wandelen, over dezelve zal zijn vrede en barmhartigheid, en over het Israël Gods.

    De regel die Paulus beschrijft in dit gedeelte is: “In Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch voorhuid, maar een nieuw schepsel”. (Galaten 6:15) Degenen die dit beamen, beschrijft hij in deze brief als: “broeders” en “huisgenoten des geloofs” die door het Evangelie “uit de tegenwoordige boze wereld” getrokken zijn. De Galaten, aan wie hij schrijft, maakten van nature geen deel uit van het volk Israël, maar nadat zij als gelovigen opgeschreven zijn “in de hemelen” (Hebreeën 12:23) worden zij genoemd: “Het Israël Gods”. Dit is de enige maal dat de term “Israël” toegepast wordt op de Gemeente en de overeenkomst tussen beide is natuurlijk treffend. Het Lichaam van Christus, de Gemeente wordt net als Israël van tussen de heidenen uitgeroepen om hem te dienen. Iedere heiden kon deel uit maken van Israël door zich te onderwerpen aan het verbond tussen God en Zijn volk; ditzelfde geldt voor de Gemeente.

    Nog een overeenkomst is, dat al vroeg na de roeping van deze twee, zij beide beginnen te “murmureren”, (Exodus 15:24; Handelingen 6:1) te klagen. Het grote misverstand dat echter is ontstaan, door zoveel nadruk te leggen op de overeenkomsten tussen beiden, is dat het onderscheid tussen beiden niet meer gemaakt wordt. Zo wordt al vroeg in de geschiedenis van het christendom geleerd dat Israël volledig terzijde geschoven is en dat de Gemeente haar plaats heeft ingenomen. Het spreekwoord: “Een halve waarheid is een hele leugen” is hier duidelijk op z’n plaats. De Schrift leert ons inderdaad dat “de verharding voor een deel over Israël gekomen is”, maar nadat “de volheid der heidenen zal ingegaan zijn”, zal uiteindelijk ook het aardse volk “Israël zalig worden”. (Romeinen 11:25-26) Niet voor niets wordt het onderscheid tussen “Israël, dat naar het vlees is” en “de Gemeente der eerstgeborenen” meer benadrukt dan de overeenkomst. Juist het onderscheid leert ons de bijzondere “hemelse roeping” (Hebreeën 3:1) kennen van jou en mij. Het aardse volk Israël wordt voorgehouden als waarschuwend voorbeeld aan ons, maar “onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heere Jezus Christus”. (Filippenzen 3:20)

  • 29 mei

    De stilte

    Deuteronomium 31:17
    Zo zal Mijn toorn te dien dage tegen hetzelve ontsteken, en Ik zal hen verlaten, en Mijn aangezicht van hen verbergen, . . .

    In de tijd na de hemelvaart van Christus heeft God “mede getuigende door tekenen, en wonderen, en menigerlei krachten en bedelingen des Heiligen Geestes, …” (Hebreeën 2:4) de uitbreiding van het Evangelie ondersteund. Al lange tijd heeft de wereld van de God van Israël in het openbaar niets meer vernomen en op geen enkele wijze kunnen wij vandaag de dag aantonen dat God nog ingrijpt in de gang van zaken in de wereld. In het verleden heeft Hij door middel van het volk Israël zich wel degelijk met de volken en landen in deze wereld bemoeit. Hij zou immers Israël “hoog zetten boven alle volken der aarde”. (Deuteronomium 28:1) En voor de ogen van de wereld verdreef Hij vele volken uit Kanaän en dat allemaal om “Zich een Naam te zetten”. Farao, Nebukadnezar, Sanherib en hun machtige legers moesten buigen voor “de HEERE der heirscharen” en zo stond Zijn volk: “…voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods…” (Deuteronomium 29:10) en Hij had hen lief toen “Israël een kind was”. (Hoséa 11:1) Echter wanneer zij zich van Hem af zouden keren, zou Hij “hen verlaten, en Mijn aangezicht van hen verbergen”. (Deuteronomium 31:17) Dit laatste gebeurde ook bij de aanvang van het Nieuwe Verbond. Wanneer het volk Israël toegetreden was tot “het verbond des vredes”, had God hen gezegend, maar nu leeft het volk onder de vloek van een God die niet naar hen omziet. “Hoe lang, o HEERE! Zult Gij U steeds verbergen, zal Uw grimmigheid branden als een vuur?” (Psalm 89:47)

    Nog steeds leeft de wereld in “het jaar van het wel behagen des HEEREN”, maar wanneer Hij Zijn gezicht weer zal laten zien, zal dat zijn in “den dag der wraak onzes Gods”. (Jesaja 61:2) Deze verborgenheid van God voor Israël en de wereld is ook de reden dat velen zeggen: “Waarom doet God niets aan de ellende in deze wereld?”, niet wetende dat deze verberging ook een zegen in zich heeft. De zegen komt immers tot ons die God trekt “uit de macht der duisternis, en overgezet heeft in het Koninkrijk van den Zoon Zijner liefde”. (Kolossenzen 1:13)

    Onverdiende gunst, onvolprezen genade Gods!

  • 05 juni

    Vandaag gaan we kijken naar het leven van Abraham.

    De Bijbel zegt in Genesis 15:6 dat Abraham in de Heere geloofde en dat hem dit tot gerechtigheid werd gerekend. Abraham gelooft en handelt naar zijn geloof. Dit is gehoorzaamheid. Hij is God gehoorzaam (zie ook Genesis 22:18). Abraham en Sarah kunnen geen kinderen krijgen en toch belooft God hen kinderen. En Abraham gelooft dit.

    Hij gelooft dus dat God machtiger is dan hijzelf. Als God Abraham de opdracht geeft zijn land te verlaten, gelooft hij en gehoorzaamt hij. Als God Abraham opdraagt zijn zoon te offeren, gelooft hij dat God bij machte is zijn zoon zo nodig uit de dood op te wekken (Hebreeën 11:18). Hij gaat dan ook gehoorzaam op weg naar de plaats waar zijn zoon geofferd moet worden. Als Izak, de zoon van Abraham, vraagt waar het offerlam is, zegt Abraham dat God hierin zal voorzien (Genesis 22:8).

    Geloof in de opstanding van Jezus Christus, (waar het offer van Izak een beeld van is) begint bij het horen, daarna gehoor geven aan (tot geloof komen) en tenslotte daaruit leven (dit is gehoorzaam zijn). Abraham was overigens een gewoon mens, zoals wij, en was ook bang zoals wij. Als hij bij Abimelech komt, is hij bang dat Abimelech hem doodt, zodat deze Sarah tot vrouw kan nemen. Hij zegt dat Sarah zijn zuster is (Het was zijn halfzuster, dus onwaar is het niet). En zoals Abraham verwacht had, gebeurt het. Abimelech neemt Sarah weg van Abraham. God grijpt echter in, omdat Sarah getrouwd is en volgens Gods belofte een kind van Abraham zal krijgen. (Genesis 20:2-6, 11-12; 21:1-2) Toch zegt God in Genesis 26:5 dat Abraham Hem gehoorzaam is.

    Uit bovenstaande leren wij dat onze normen van gehoorzaamheid niet altijd die van God zijn. Als wij God willen volgen en gehoorzamen, zullen wij uit zijn Woord moeten leren wat gehoorzaamheid aan God is. Dat is vaak heel anders dan wij elkaar willen voorhouden. God wil ons in dat Woord leiden, zodat wij de hemelse dingen gaan begrijpen. Spreuken 3:5-6 zegt: “Vertrouw op den HEERE met uw ganse hart, en steun op uw verstand niet. Ken Hem in al uw wegen, en Hij zal uw paden recht maken.”

  • 04 juni

    Genesis 5:24
    Henoch dan wandelde met God; en hij was niet meer want God nam hem weg.

    Een prachtige tekst, die uitdrukking geeft de verhouding aan tussen God en Henoch. Henoch wandelt met God en God neemt Hem weg uit deze wereld. De naam Henoch betekent toegewijd, ingewijd of leraar. In Hebreeën 11:5 staat dat hij God behaagde en dat Henoch door geloof weggenomen werd, zodat hij de dood niet zou zien. Geloof (geloven) en trouw (vertrouwen) zijn in het Hebreeuws en Grieks hetzelfde woord. Als jij in God gelooft, dan vertrouw jij Hem. Als Hij jou vraagt om Hem te volgen, dan doe jij dat dus. Als Hij zegt dat Hij jou eeuwig leven wil geven, dan neem jij dat dus als waarheid aan. Henoch profeteert over het gericht (=oordeel) van God tegen de goddelozen, (Judas 1:14-15) omdat hij gelooft wat God zegt.

    Ditzelfde komen wij tegen bij Noach. Noach vindt genade in de ogen des Heren, omdat hij gelooft. Daarom bouwt hij de ark en wordt behouden. (Genesis 6:8 en Hebreeën 11:7) Noach betekent rust; in het Hebreeuws geschreven met de letters “N” en “CH”. Noach krijgt genade. Genade is in het Hebreeuws “CHeN”, geschreven met de letters “CH” en “N”. Noach zou met alle andere mensen moeten sterven, maar omdat hij gelooft, geeft God hem uit genade het leven.
    Genade door geloof, in plaats van werken, geeft rust (Noach). Hij moet wel 120 jaar lang God dienen met het bouwen van de ark. Dan moet hij in geloof met zijn vrouw en kinderen en de dieren in de ark gaan. Daarna gaat in vervulling wat God gezegd heeft.

    Onderwerping aan Gods Woord is geloven dat God doen zal wat Hij heeft gezegd, ook al lijkt dit onmogelijk. Noach moest dit geloof 120 jaar lang vasthouden. De meeste mensen halen die leeftijd niet. God vraagt ons om in de korte tijd die wij hier zijn, te geloven wat Hij gezegd heeft. Noach heeft na de zondvloed nog 350 jaar geleefd. God heeft ons eeuwig leven beloofd. Hij vraagt slechts gehoorzaamheid en Hij weet echt wel wat goed voor ons is.

  • 03 juni

    Wij gaan vandaag eens kijken naar twee zonen van Adam en Eva, nadat zij uit de hof van Eden zijn gezet. De twee zonen heten Kaïn (de oudste) en Abel. Ze groeien op en Kaïn wordt landbouwer en Abel schaapherder. Omdat wij spreken over gezag en gehoorzaamheid wil ik alleen dit aspect bespreken.

    Het lijkt alsof beide zonen zich onderwerpen aan God, doordat zij beiden God erkennen als hun meerdere als zij Hem een offer brengen. Helaas blijkt al snel dat Kaïn zich niet onderwerpt. Als God zijn offer niet aanvaardt, komt Kaïn in opstand. Omdat God wel het offer van zijn broer aanneemt, wordt hij kwaad. Hij onderwerpt zich (gelooft) niet aan Gods beslissing.

    In Hebreeën 11:4 wordt gezegd dat Abel door het geloof een beter offer bracht dan Kaïn. Bij Kaïn ontbrak dus geloof. God waarschuwt Kaïn. Als hij weldoet (zich aan God onderwerpt), is er verhoging. (Lukas 18:14: “Wie zichzelf verhoogt zal vernederd worden en wie zichzelf vernedert zal verhoogd worden”.) Ook zegt God tegen hem dat de zonde aan de deur ligt en hem begeert, maar dat Kaïn over de zonde moet heersen. Maar Kaïn kan dit niet, net zoals zijn ouders en net zoals ook wij dat niet kunnen. Door Adam zijn wij allemaal zondaars.
    Het zit in ons. Dit blijkt al bij Kaïn. Daarom is de Heere Jezus Christus gekomen en heeft ons vrijgemaakt van de zonde.

    Romeinen 6:18
    En vrijgemaakt zijnde van de zonde zijt gij gemaakt tot dienstknechten der gerechtigheid

    Zoals zijn ouders niet naar God luisterden en gehoorzaam waren, luistert Kaïn ook niet en neemt wraak op zijn broer. Hij vermoordt hem. Adam en Eva moesten de hof uit en ook Kaïn gaat weg en wordt een zwerver op de aarde. “Hij zal ook voor God verborgen zijn”, zegt Genesis 4:14, zoals ook Adam en Eva voor God verborgen waren. (Genesis 3:8)

    In Zijn Woord en in Christus Jezus heeft God Zich echter aan ons geopenbaard en de weg geopend, zodat de mens zich alsnog aan God kan onderwerpen, door Christus Jezus te aanvaarden als de door God gezonden Verlosser.

  • 02 juni

    In Genesis 1:28 zegt God dat de mens de aarde moet onderwerpen en over de vissen, de vogels en de dieren moet heersen. God stelt de mens aan. Hier blijkt weer het gezag van God over de mens. God vraagt gehoorzaamheid. Hij plaatst de mens in een door Hem gemaakte hof. Dit hof is niet een tuintje of een hofje of iets dergelijks, maar een groot landgoed met een omheining eromheen.

    De mens moet namens God het beheer gaan voeren over de hof, met alles wat daarin is. Dus ook gezag uitoefenen over de dieren. En hij moet de aarde gaan veroveren. Die is blijkbaar nog niet van hem. In Genesis 3 lezen we dat dit niet goed verloopt. Want met dat God de mens in de hof van Eden plaatst, legt Hij Adam een gebod op, namelijk dat hij van alle bomen die daar staan mag eten (inclusief de boom des Levens), behalve van de boom der kennis van goed en kwaad. Op overtreding hiervan staat de doodstraf. Gehoorzaamheid en gezag staan hier centraal.

    Gehoorzaam zijn aan het gezag van God werkt positief uit voor de mens. De mens is immers door God met een doel geschapen en dus weet God wat goed voor hem is. Helaas blijken de “dieren des velds” listig. Van de slang wordt in Genesis 3:1 gezegd dat de slang listiger is dan al de dieren van het veld. Dit blijkt geen positieve eigenschap te zijn. De slang onderwerpt zich niet aan God en probeert het gezag van God (en de mens) te ondermijnen. Dit doet hij door Gods Woord in twijfel te trekken. Zo probeert de slang Adam en Eva tot ongehoorzaamheid aan God te brengen. Helaas luistert Eva (en ook Adam) naar de slang, en zij eten van de boom der kennis van goed en kwaad. Dit heeft de dood van de mens tot gevolg.

    In feite is het bovenstaande een strijd tussen God en de satan. Satan wordt in Openbaring 12:9 en 20:2 dan ook “de draak” en “oude slang” genoemd. Als de mens zich laat verleiden door de slang komt hij in de macht van de duivel. Jezus Christus is echter gekomen om ons uit de macht van de duivel te verlossen.

    Elke gelovige mag weten dat hij vrij is van de macht van satan. Hij is nu in dienst van God gekomen. De gelovige mag weten dat hij in de toekomst met Jezus Christus zal mogen heersen over datgene wat de Heer hem geeft.

  • 08 juni

    Als Mozes een Egyptenaar doodt, vlucht hij en wordt hij schaapherder in Midian. Op een dag komt hij met zijn schapen bij de berg Horeb (of: Sinaï). Hier wordt later aan Israël de wet gegeven. Dan verschijnt God in een braambos, die brandt, maar niet verbrandt. Mozes vindt dit vreemd en gaat een kijkje nemen. Dan spreekt God tot Hem. Hij zegt dat de grond waarop Mozes staat, heilig is. (Exodus 3:16) De Bijbel zegt dat God een heilig God is. Heilig betekent “afgezonderd tot” of “bestemd voor God”.

    Mozes krijgt de opdracht om naar het volk Israël en de Faraö in Egypte te gaan. Hij moet spreken in Gods Naam (Ik ben, die ik ben) en wonderen en tekenen doen, om zo Gods macht te laten zien. God stelt Mozes aan tot god over Faraö, maar omdat Mozes moeite heeft met spreken, stelt God Aäron (de broer van Mozes) aan om als mond (profeet) van Mozes te functioneren. God spreekt tot Mozes en Mozes spreekt via Aäron tot Faraö dat hij het volk Israël moet laten vertrekken. Een prachtig voorbeeld van gezag (Exodus 7:1-2). God toont Zijn macht via Mozes en dit wordt via Aäron uitgevoerd. God is de Allerhoogste, aan Wie iedereen gehoorzaam moet zijn.

    Wij lezen ditzelfde over de Heere Jezus. Door wonderen en tekenen laat de Heere Jezus zien dat Hij van God gezonden is. En ook vervult de Heere Jezus wat in het Oude Testament door God voorzegd is. Als Mozes bij de Faraö komt en namens God spreekt, zegt de Faraö: “Ik ken de Heere niet.” (Exodus 5:2). En hij maakt het voor het volk zwaarder dan het was.

    Als bij een volgend bezoek de Faraö weer weigert het volk te laten gaan, gooit Aäron zijn staf op de grond en deze verandert in een draak. Faraö echter maakt gebruik van de macht van de duivel. Zijn tovenaars veranderen hun staven ook in draken. Hieruit blijkt dat ook de satan veel macht heeft. Maar dan blijkt de macht van God. De draak van Aäron verslindt de draken van de tovenaars. God is overwinnaar. Maar evengoed wil de Faraö niet luisteren.

    Ook vandaag de dag willen veel mensen niet naar God luisteren. Zij willen hun (zogenaamde) macht niet kwijt. Zij kunnen het zelf wel zonder God. Dit is hoogmoed en we weten “hoogmoed komt voor de val“. Wie echter zichzelf vernedert zal door God verhoogd worden.

  • 07 juni

    Wie is Mozes?

    Mozes is iemand die geboren werd tijdens de periode dat het volk Israël in Egypte was. De Faraö (de koning) van Egypte verdrukte het volk Israël en liet onder andere alle pasgeboren jongens doden.

    Hebreeën 11:23 zegt dat Mozes, door het geloof van zijn ouders, drie maanden verborgen werd gehouden, omdat de Faraö hem wilde doden. Men was dus ongehoorzaam aan de Faraö, doch gehoorzaam aan God, Die het leven geeft en Die Abraham beloofd had hem tot een groot volk te maken. Handelingen 5:29 zegt dat men God meer gehoorzaam moet zijn dan de mensen. Na drie maanden kunnen zij Mozes niet meer verborgen houden en leggen hem in een kistje (er staat eigenlijk “ark”, hetzelfde woord als de ark van Noach).

    De dochter van de Faraö vindt het kind en laat het in leven. Zij geeft het aan de ouders, zolang als het kind melk nodig heeft. Dat was in die tijd ongeveer vijf jaar.  De ouders worden er ook nog voor betaald. De ouders voeden het kind op in het geloof en God gebruikt Mozes later om het volk te bevrijden uit Egypte.

    De (dochter van) Faraö, als vijand van Israël, wordt door God gebruikt om Zijn knecht Mozes in het leven te houden. Deze knecht wordt gebruikt om Israël uit de slavernij van de Faraö (Egypte) te bevrijden. De Faraö zorgt (door zijn dochter) voor zijn eigen ondergang. De Faraö dacht dat hij alles naar zijn hand kon zetten, maar er was Iemand, Die echt de touwtjes in handen had en heeft. God bepaalt uiteindelijk hoe de dingen gaan. Hij heeft het gezag.

    God gebruikt satan en deze duistere wereld om de mens, die God zoekt, tot geloof te brengen. Hij laat de mens zien dat deze wereld tijdelijk is en uiteindelijk niets te bieden heeft. Wat God aanbiedt is bevrijding uit de slavernij door Jezus Christus, die in deze wereld leven kreeg (Bethlehem) en door deze wereld verworpen werd (het kruis op Golgotha), zoals ook Mozes in Egypte.

    Jezus Christus heeft ons, gelovigen (net zoals Mozes, Israël), uit deze wereld (Egypte) gehaald, en gezet in de hemel (Kanaän).(Zie Éfeze 2:6).

  • 06 juni

    De Bijbel zegt in Hebreeën 7:7 dat degene die zegent hoger is dan degene die gezegend wordt.

    Wel moet ik hier opmerken dat “zegenen” in de Statenvertaling twee betekenissen heeft. De eerste betekenis is om iemand iets mee te geven. De tweede om iemand te eren. In Genesis 14:20 wordt “gezegend zij God” (Statenvertaling) in de NBG-vertaling vertaald met “geprezen zij God”.

    Iemand die zegeningen uitspreekt en het daarna niet waar kan maken, heeft geen autoriteit. God kan Zijn zegeningen waarmaken, daarom spreekt “zegenen” in de Bijbel van Gods gezag. God kiest bovendien Zelf uit wie Hij zegent. Wij zien in Genesis 1:28 dat God Adam zegent met een aantal zegeningen, zoals vruchtbaar zijn, zich vermenigvuldigen, de aarde vol maken en deze onderwerpen. Dit kan slechts gebeuren onder voorwaarde dat Adam gehoorzaam is. God de Allerhoogste is bij machte deze zegeningen plaats te laten vinden. God staat hoger dan Adam, want Hij heeft hem geschapen. Dezelfde soort zegening geeft God ook aan Noach, Abraham, Izak en Jakob (Genesis 9:1; 12:13; 15:5; 22:17; 26:24; 35:11-12).

    Izak zegent zijn zoon Jakob met onder andere “volken zullen u dienen” en “heers over uw broederen” (Genesis 27:29; 28:3). Alleen God kan deze autoriteit aan Izak geven. Deze geeft dit weer door aan zijn nageslacht. Deze zegen komt niet bij Ezau terecht, maar bij Jakob. Want God had gezegd dat de meerdere (oudste) de mindere (jongste) zou dienen. (zie ook Genesis 25:23) Ook God Zelf geeft deze zegen nog eens rechtstreeks aan Jakob (Genesis 35:11-12). In Genesis 48 en 49 lezen wij dat Jakob zijn zonen zegent.

    De Bijbel roept ons in Romeinen 12:14 op om te zegenen en niet te vervloeken. Dit kan slechts met de zegen die wij van God hebben ontvangen. Wij zijn een kanaal van God naar elkaar. Degene die geeft, is meer dan degene die ontvangt. Maar als wij elkaar geven, is dat weer in evenwicht. En omdat wij als gelovigen allemaal gezegend zijn in Christus, (Éfeze 1:3) worden wij opgeroepen elkaar te zegenen. En die zegen wordt in Christus aan elkaar vervuld, omdat dit naar de wil van Christus is en Hij bij machte is dit te vervullen (Matthéüs 28:18).

  • 11 juni

    Vandaag staan we stil bij het volk Israël, als dit woont in het land Kanaän, ten tijde van Samuël, de profeet. Mozes is er niet meer, Jozua is overleden en er zijn richteren geweest, die recht spraken en het volk aanvoerden in de strijd. Denk aan de bekende richteren Simson en Gideon.

    Het volk ziet dat Samuël oud is, en dat zijn zonen het niet zo nauw nemen (gierig zijn, geschenken aannemen en het recht buigen). En ook dat de andere volken allemaal een koning hebben (1 Samuël 8:5). Zij gaan dan ook naar Samuël met het verzoek om een koning aan te stellen. Samuël is het hier niet mee eens en gaat naar de Heer. Maar de Heer zegt het volgende in:

    1 Samuël 8:7
    Hoor naar de stem des volks in alles, wat zij tot u zeggen zullen; want zij hebben u niet verworpen, maar zij hebben Mij verworpen, dat Ik geen Koning over hen zal zijn.

    Dit is een zwaar verwijt aan het volk Israël. God concludeert dat het volk niet zozeer van Samuël en zijn zonen af wil, maar dat men God Zelf verwerpt. Later vertelt de Here Jezus een gelijkenis over een belangrijke man, die ver weg ging om het koningschap in ontvangst te nemen. Hij gaf tien ponden aan zijn tien dienstknechten, om er handel mee te drijven. “Maar zijn burgers haatten hem, en zonden hem gezanten na, zeggende: Wij willen niet, dat deze over ons koning zij” (Lukas 19:14). Het volk Israël wil zijn eigen koning. Petrus zegt tegen het volk van Israël: “De vorst des Levens hebt gij gedood.” (Handelingen 3:15).

    Maar hoe is het met ons. Hoe vaak proberen wij niet “de zonen van Samuël” (zie boven) te gebruiken om zelf onze koning aan te stellen. Vaak zijn we zelf die koning en houden we God buiten de deur. Hoe vaak maken we niet onze eigen wetten en regels (vaak op grond van Bijbelteksten die onjuist worden toegepast). Dan is Gods Woord ons woord geworden en in plaats van God zijn wij koning. Er is echter maar één Koning: God. Als je Hem gelooft en vertrouwt en wilt volgen, geeft Hij jou Zijn Woord om Christus te leren kennen. Hem geloven, vertrouwen en volgen wil zeggen: Christus (en Zijn Gemeente) op de eerste plaats zetten en doen wat Hij zegt. Dan zal Hij jou kunnen gebruiken in Zijn dienst en tot Zijn eer.