Categorie: Jongeren

  • 04 mei

    Jakob en Ezau

    Hebreeën 12:17
    Gelijk Ezau, die om een spijze het recht van zijn eerstgeboorte weg­gaf. Want gij weet, dat hij ook daarna, de zegening willende beërven, verworpen werd; want hij vond geen plaats des berouws, hoewel hij dezelve met tranen zocht.

    In Ezau vinden we, net als in Ismaël, de oude wereld uitgebeeld. Deze oude schepping is weliswaar als eerste geboren, maar zal niet als erfgenaam aangesteld worden. Immers “die het langst leeft, erft alles” en de langstlevende is degene die eeuwig leeft. En dat is onze Here Jezus Christus, de eerstgeborene van de nieuwe schepping. Ook hier wordt Jakob gezegend boven zijn oudere broer, net zoals gebeurde bij Seth en bij Izak. Telkens opnieuw leert God ons in Zijn Woord dat hij het eerste dat geboren wordt wegneemt en het tweede dat daarna komt laat bestaan. Hetzelfde geldt voor ons. Wij moeten leren dat: “Gij zoudt afleggen… den ouden mens… en gij zoudt vernieuwd worden in den geest… en den nieuwen mens aandoen”. (Éfeze 4:22-24)

    Rebekka is, net als Sara, eerst onvruchtbaar. Dat betekent: Er komt niets uit, het is leeg. (Een oud Nederlands woord hiervoor is “ijdel”; daarover spreekt het boek Prediker: “het is alles ijdel onder de zon”). Het duurt lang, net als bij Sara. Toch wordt ook Rebekka uiteindelijk zwanger, maar zelfs voordat de tweeling geboren wordt, hebben ze al ruzie. God voorspelt dan ook: “Twee volken zijn in uw buik, en zullen zich. . . vanéén scheiden; en het ene volk zal sterker zijn dan het andere volk; en de meerdere zal den mindere dienen”. (Genesis 25:23) Ezau wordt als eerste geboren, Jakob komt er vlak achteraan, maar zal door het leven gaan als de jongste, de kleinste. Toch zal Jakob erven boven Ezau en de belofte van God aan Abraham en Izak verder dragen. God kiest Jakob.

    Hier zien we opnieuw dat de eerste, het oude, Ezau, verdwijnt in de historie; maar dat de laatste, het nieuwe, Jakob, blijft bestaan. Hoewel Jakob in kracht de mindere is van Ezau, zal uiteindelijk toch Ezau, Jakob dienen. Zo is en zal het gaan met Israël en alle andere volkeren. Israël wordt nu (door de omliggende Arabische volkeren) gepest als het jongere broertje, maar zal uiteindelijk door de genade van God boven zijn broer verheven worden.

  • 03 mei

    Izak en Ismaël

    Galaten 4:22
    Want er is geschreven, dat Abraham twee zonen had, één uit de dienstmaagd, en één uit de vrije.

    Ismaël is de eerste zoon van Abraham, geboren uit de Egyptische slavin Hagar. Abraham en Sarai wilden de HEERE God een handje helpen door, via een soort draagmoeder, de belofte te vervullen dat zij een kind zouden ontvangen. Dit was echter niet wat God gesproken had en Hij herhaalt zijn belofte: “Mijn verbond zal Ik met Izak oprichten” (Genesis 17:21). Abraham en Sara moesten leren wachten. Niet zelf hun best gaan doen om God te helpen, maar gewoon vertrouwen op wat Hij gezegd had, hoe ongelooflijk ook.

    Uit de geschiedenissen van Izak en Ismaël leren we twee belangrijke zaken. De eerste van deze is de instelling van de besnijdenis voor het volk van Abraham. De besnijdenis, (na de zevende en) op de achtste dag uitgevoerd, beeldt overduidelijk uit dat het oude, de voorhuid, weggesneden wordt, opdat het nieuwe zichtbaar wordt. Dit principe geldt voor de gehele schepping, die nu in pijn is, omdat zij binnenkort een nieuwe schepping zal baren (Romeinen 8:22). De blijde boodschap is immers dat er een nieuwe hemel en aarde geboren gaan worden en dat “een ieder die in Hem gelooft” daarin zal wonen. Voor het zover is, zal er nog veel pijn en verdriet zijn in deze oude wereld. Maar kómen zal die nieuwe schepping er! En die zal zonder tranen en zonder pijn zijn.

    Ten tweede wordt in dit verhaal de vijandschap tussen Izak en Ismaël beschreven; de vijandschap tussen het oude en het nieuwe. De oude is Ismaël, die spot met Izak (de nieuwe) (Genesis 21:9). Paulus zegt: “Ismaël vervolgde Izak.” (Galaten 4:29) Ook in onze dagen is deze vijandschap duidelijk te zien tussen het Jodendom en de Islam. De Arabieren zijn volgens de overlevering afstam­melingen van Ismaël. Zij beroemen zich ook op hun aartsvader Abraham, maar willen de echte zoon Israël niet als grote broer. Paulus leert ons (Galaten 4) nog een betekenis van het verhaal. Ismaël staat voor het oude verbond, voor slavernij, en Izak voor het Nieuwe Verbond, voor vrijheid. Wij moeten daar uit leren, zegt hij, om geen kinderen meer te zijn tegen wie gezegd wordt: “Pas op, dat mag niet”, maar wij zouden volwassen worden en juist, in de vrijheid die God ons gegeven heeft, Hem dienen.

  • 02 mei

    De stamvader

    Johannes 8:39
    Zij antwoordden en zeiden tot Hem: Abraham is onze vader. Jezus zeide tot hen: Indien gij Abrahams kinderen waart, zo zoudt gij de werken van Abraham doen.

    De Israëlieten in de tijd van de Heere Jezus waren er duidelijk over wie volgens hen de stamvader van hun volk is. De belofte dat uit Abraham een groot volk zou groeien, dat het land Kanaän tot erfdeel zou ontvangen, werd immers aan Abram (Vader is verheven) gedaan; en gelijk hebben ze. De man uit Ur der Chaldeeën is de grote geloofsheld van het boek Genesis. Hij is de man die trouw bleef geloven in de belofte die God hem gedaan had: “Die uit uw lijf voortkomen zal, die zal uw erfgenaam zijn.”(Genesis 15:4) Sarai werd, 91 jaar oud, moeder van een zoon, samen met haar honderdjarige man. Dat is pas lang wachten op iets wat beloofd is. Dat vraagt volhouden; naar iets uitzien, je hele leven lang.

    God had tegen Abraham gezegd dat hij zijn zoon “Izak” moest noemen, omdat zowel hij als Sarai gespot hadden met de belofte van God. Zo herinnert God, in de naam van hun zoon, Abraham en Sarai aan hun ongeloof en laat Hij Izak inzien dat Hij de laatste is, die lacht. Zoals Hij zegt: “Die in den hemel woont, zal lachen; de HEERE zal hen (Israël en de volkeren) bespotten. ” (Psalm 2:4) Niet alleen het lange wachten van Abraham is een bron van inspiratie voor diegenen “die ook wandelen in de voetstappen van het geloof van Abraham”. (Romeinen 4:12) Ook het beroemde verhaal van het offeren van Izak is dat. Abraham zou Izak geslacht hebben in opdracht van God, indien Hij niet in een ander offer had voorzien. “En Abraham noemde den naam van die plaats: De HEERE zal het voorzien!” (Genesis 22:14)

    De HEERE voorziet in verlossing en wij vertrouwen net als Abraham “… dat de God machtig is, ook uit de doden te verwekken” (Hebreeën 11:18). Hij, Abraham, aan wie het Evangelie verkondigd werd, (Galaten 3:8) vriend van God (Jakobus 2:23), is niet alleen de stamvader van Israël geworden. Maar ook zoals beloofd (en zoals zijn naam zegt:) “Vader van een menigte van volken” (Genesis 17:5). Namelijk: “Welke een vader is van ons allen” (= alle gelovigen) volgens (Romeinen 4:16).

  • 01 mei

    Het geslacht

    Een mens wordt wel vergeleken met een boom, zoals de man in Psalm 1. Zijn voeten de wortels, zijn benen en lijf de stam, zijn armen de takken, de kruin zijn hoofd. Zo worden families en volkeren ook vergeleken met een boom, ooit uit een zaadje uitgegroeid tot een groot geheel met heel veel vertakkingen. Wij noemen opeenvolgende generaties niet voor niets een stamboom. Bij de planten en dieren is het van groot belang wie de vaders en moeders in de stamboom zijn. Zijn ze gezond, slim en sterk, dan geven ze dat door aan hun kinderen en ontstaat er een sterk geslacht. Bij de mensen speelt ook bezit een grote rol. Heb je arme ouders die ziekelijk zijn, dan begint je leven toch heel anders dan wanneer ze rijk en gezond zijn.

    Om het volk Israël goed te leren kennen is het eerst belangrijk de stamboom uit te tekenen. De stamvader van Israël is Jakob, maar hij is niet de werkelijke wortel van de familie Israël. Abraham wordt de stamvader van Israël genoemd en het volk dat uit hem zou groeien, begint te vertakken bij de twaalf zonen en ene dochter van zijn kleinzoon Jakob.

    In het boek Genesis wordt uitgebreid aandacht besteed aan het nageslacht van Adam; (Genesis 5:1-32) hij is immers de stamvader van alle mensen. Als eerste mens ontving hij van God: “De belofte” (Genesis 3:15). Eva immers zou een kind krijgen dat de vijand zou verslaan en daarna over het werk van Gods handen de schepping zou heersen. Niet Kaïn en ook Abel niet werden hiervoor uitverkoren, maar hun broer Seth zou de geslachtslijn voortzetten die uiteindelijk het beloofde zaad zou voortbrengen.

    Heel Genesis en de hele Bijbel door, (Matthéüs 1:1-14, Lukas 3:23-38) wordt deze stamboom opgetekend, om aan het einde te kunnen zien dat de Here Jezus de zoon des mensen is, de zoon van Adam en rechthebber op de troon van de aarde. Met recht wordt Jezus óók genoemd: “Mijn Knecht Israël” (Jesaja 49:3) er staat over Hem: “Uit Egypte heb ik Mijn Zoon geroepen” (Matthéüs 2:15).

    Het volk Israël draagt in de Bijbel de belofte van de komende Verlosser met zich mee; de belofte die gedaan werd aan Adam, maar meer in het bijzonder aan Abraham.

  • 08 mei

    Juda

    Genesis 49:8,10
    (8) Juda! gij zijt het, u zullen uw broeders loven; uw hand zal zijn op den nek uwer vijanden; voor u zullen zich uws vaders zonen nederbuigen. (10) De schepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Denzelven zullen de volken gehoorzaam zijn.

    De vierde zoon van Jakob, Juda, is de stamvader die het koningschap over het volk Israël zou beërven. Juda is het begin van de koninklijke familie onder Israël. Toch komt Juda zelf in het begin van het verhaal in Genesis niet erg koninklijk naar voren. Hij is het immers die aan zijn broers voorstelt om Jozef te verkopen als slaaf aan kooplieden uit Midian? Slechts een paar zilverlingen is Jozef waard, terwijl hij later, op de Farao na, de machtigste man van de wereld zou worden. Later in de geschiedenis gedraagt Juda zich, zoals van een koning verwacht mag worden. Juda had het verdriet van zijn vader gezien en later vader Jakob ervan overtuigd dat Benjamin mee moest naar Egypte, omdat ze anders geen eten zouden kunnen kopen in Egypte. Hij neemt zijn verantwoordelijkheid zodra de onderkoning van Egypte dreigt om Benjamin niet te laten gaan. Hij biedt aan om, in de plaats van zijn jongste broertje, in Egypte als slaaf achter te blijven. Dit is het moment dat Jozef zich bekend maakt aan zijn broers; wanneer hij ziet hoe zijn broer veranderd is. Wat zal Juda opgelucht geweest zijn toen Jozef hem en zijn broers alles vergaf wat zij hem aangedaan hadden en hun vertelde dat God juist hun kwaad gebruikt had ten goede. God had het verraad van de broers van Jozef gebruikt om het volk te verlossen en te behouden.

    Afstammelingen van Juda worden later “Joden” genoemd en uit deze stam wordt onze HEERE geboren. Hij zal niet alleen Koning over Israël worden, maar Koning over alle volkeren en heel de schepping.

    Net als Jozef werd de Heere Jezus ook verraden en verkocht voor een paar zilverlingen door zijn eigen broers (zijn eigen volk). Judas was de aanstichter van het kwaad tegen Jezus, zoals Juda dat was bij Jozef. Opnieuw gebruikt onze God het kwaad om tot het goede te komen. Door dood en opstanding werd de Heere Jezus uiteindelijk door God verhoogd. Hij is als Koning aangesteld in de hemel. Hoewel het nog onzichtbaar is, is Hij al onze Redder en Koning.

  • 07 mei

    Levi

    Deuteronomium 10:8-9
    (8) Ter zelver tijd scheidde de HEERE den stam Levi uit, om de ark des verbonds des HEEREN te dragen, om voor het aangezicht des HEEREN te staan, om Hem te dienen, en om in Zijn Naam te zegenen, tot op dezen dag. (9) Daarom heeft Levi geen deel noch erve met zijn broederen; de HEERE is zijn Erfdeel, gelijk als de HEERE, uw God, tot hem gesproken heeft.

    Jakob kreeg twaalf zonen en deze zouden elk op zich een stam, een familie, binnen Israël vormen. Eén zou echter een uitzondering zijn en dat was de stam van Levi. In de familie van Levi worden namelijk later zijn kleinzonen Mozes en Aäron geboren. En Aäron kreeg een bijzondere roeping van de HEERE. Hij, zijn zonen en de volgende generaties uit zijn stam, zouden de HEERE dienen en onder de andere stammen de wet leren, die zij van Mozes gekregen hadden. Dit wordt “het priesterambt” genoemd, oftewel zij zijn aangesteld om het werk dat in de Tabernakel gedaan moest worden uit te voeren. De Levieten zouden zorg dragen voor de Tabernakel en al het werk dat daarbij hoort, zoals het offeren. Levi krijgt daarom in het beloofde land ook geen plaats toegewezen om te wonen. Zij zouden onder de andere stammen wonen, zodat zij hun dienstwerk goed konden doen. Daarnaast was het niet de bedoeling dat zij ander werk zouden doen dan het dienen van de HEERE. Speciaal hiervoor werd door de wet geregeld dat de Levieten delen mochten in “de tienden”, die door alle stammen aan de HEERE gegeven werd. Deze “tienden” zijn het tiende deel, 10%, van alles (vee, landbouwproducten) wat men als zegen van de HEERE ontving. Deze zou men aan de Levieten geven, opdat zij hiermee de HEERE zouden dienen en daarvan konden leven.

    Dat het beloofde land toch onder twaalf stammen verdeeld kon worden, komt door de zonen van Jozef: Manasse en Efraïm. In plaats van Jozef en Levi worden zij als stammen van Israël aangesteld. Ook hier wordt de tweede die geboren wordt (Efraïm), de eerstgeborene. Deze bijzondere stam in het Oude Testament beeldt de speciale positie uit van de Gemeente nú, onder het Nieuwe Testament: “Zo wordt gij ook zelven, als levende stenen, gebouwd tot een geestelijk huis, tot een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus.” (1 Petrus 2:5)

  • 06 mei

    Lea en Rachel

    Genesis 35:19
    Alzo stierf Rachel; en zij werd begraven aan den weg naar Efrath, hetwelk is Bethlehem.

    Jakob heeft net als zijn vader Izak, zijn vrouw gevonden in het buitenland. Izak wilde niet dat Jakob trouwde met iemand uit Kanaän, zoals Ezau gedaan had, maar met iemand uit de familie van Terah, Jakobs overgrootvader. Jakob reist naar Haran, naar de familie van zijn moeder Rebekka om daar zijn vrouw te zoeken. Onderweg belooft God Jakob in een droom: “En zie, Ik ben met u, en Ik zal u behoeden overal, waarheen gij trekken zult, en Ik zal u wederbrengen in dit land; want Ik zal u niet verlaten, totdat Ik zal gedaan hebben, hetgeen Ik tot u gesproken heb.” (Genesis 28:15)

    Met deze belofte komt Jakob aan in Haran, waar hij verliefd wordt op Rachel en haar wil trouwen. Oom Laban echter bedriegt Jakob door hem de oudere zuster van Rachel Lea tot vrouw te geven. Jakob blijft echter in Haran om ook Rachel, de jongste, te kunnen trouwen. Opnieuw laat de HEERE hier aan ons zien dat, hoewel de oudste het eerst aan bod komt, toch de jongste de meest geliefde is. Dit principe zie je ook bij het volk Israël en de Gemeente. Israël was het volk dat het eerste geroepen werd, maar de Gemeente, die nu geroepen wordt om Gods volk te zijn, krijgt van God de meest bijzondere plaats; die in de hemel.

    Lea krijgt als eerste kinderen van Jakob: Ruben, Simeon, Levi en Juda worden uit haar geboren. Rachel is ongeduldig en ze geeft, net als Sara, haar slavin als vrouw en uit Bilha worden Dan en Nafthali geboren. Uit Zilpa, de slavin van Lea, worden Gad en Aser en uit Lea nog Issaschar, Zebulon en Dina geboren. Rachel moet, net als Sara en Rebekka, lang wachten op het nieuwe leven dat uit haar geboren zal worden. In haar lange wachten wordt opnieuw een voorbeeld gegeven aan ons. Al duurt het nog zo lang, God houdt woord. Jozef wordt geboren. Later keert Jakob terug naar Kanaän. Daar wordt de laatste zoon Benjamin geboren en niet voor niets wordt vermeld dat dit alles bij Bethlehem gebeurde. Hier zou immers de allerlaatste in de lijn van zonen geboren worden. “En gij zult Zijn naam heten JEZUS; want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden.” (Matthéüs 1:21).

  • 12 mei

    Pascha

    1 Korinthe 5:7
    Zuivert dan den ouden zuurdesem uit, opdat gij een nieuw deeg zijn moogt,  gelijk gij ongezuurd zijt. Want ook ons Pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus.

    Zoals de besnijdenis als teken gegeven wordt aan Israël, omdat zij het “volk des HEEREN” zijn, zo wordt aan hen ook opgedragen elk jaar het Paasfeest te vieren als teken. Gods uitverkoren volk zou nooit mogen vergeten op welk een machtige wijze God hen verlost had. Helaas wordt dit feest nog steeds door de Joden gevierd en geloven zij nog steeds niet dat de Heere Jezus als het werkelijke Paaslam ons voor eens en voor altijd verlost heeft van de dood. Het was immers de HEERE die “de verderver” niet toeliet de eerstgeborene te doden in het huis, waarvan de deurposten bestreken waren met het bloed van het Paaslam. Zo werden de Israëlieten beschermd door een onschuldig lam dat tot hun redding geslacht werd en door het bloed van dit lam werden zij verlost, om de HEERE daarna in vrijheid te kunnen dienen. Geen ander feest is zo’n duidelijke afspiegeling van het reddende werk van onze Heiland. Verlossing, “. . . door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam”. (1 Petrus 1:19) “Het Lam Gods, Dat de zonden der wereld wegneemt”. (Johannes 1:29) zou door Zijn bloed zijn: “Een verzoening voor de zonden der gehele wereld”. (1 Johannes 2:2) Zo is ons Pascha voor ons geslacht, maar over de Heere Jezus Christus wordt ook gezegd: “Het Lam, Dat geslacht is, is waardig te ontvangen de kracht, en rijkdom, en wijsheid, en sterkte, en eer, en heerlijkheid, en dankzegging.” (Openbaring 5:12) Wij zijn verlost uit de slavernij van zonde en van dood opdat wij: “Feest houden, niet in den ouden zuurdesem, noch in den zuurdesem der kwaadheid en der boosheid, maar in de ongezuurde broden der oprechtheid en der waarheid”. (1 Korinthe 5:8)

    Zuurdesem is een stukje gegist deeg, dat men bewaard van het vorige baksel. Door gisting wordt het deeg en dus ook het brood lekker luchtig. Zuurdesem staat voor “lucht”, “leegte” oftewel: de inhoudsloze, doelloze, zondige oude schepping. Wij zouden in ons nieuwe leven niets van gisteren (de oude schepping), meenemen. “Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden”. (2 Korinthe 5:17)

  • 05 mei

    Israël

    De naam of het woord Israël in het Hebreeuws bestaat uit twee delen: Isra en El. Het woord El betekent: “God”. Het komt apart voor en in heel veel verschillende samenstellingen, zoals in Beth-El (Huis van God) en Elia (Mijn God is Jehovah). Het woord “God” wordt omschreven in een Nederlands woordenboek als: “het Opperwezen, de Schepper, de Geest waardoor en waarin alles is”. Isra betekent zoveel als “overwinnen”, “kracht hebben” zoals een “strijder” of “heerser” en komt voor in de naam Serajah: de HEERE is Heerser. Samen vormen Isra en El dus Heerser God, maar heers je met of over iemand? Strijden tegen God of met God?

    Wanneer we de geschiedenis van Genesis 32 lezen, zien we dat Jakob in die nacht strijdt tegen God. De dageraad gaat op, de dag begint en Jakob zegt tot de man waarmee hij strijdt: “Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij mij zegent.” Waarop de man antwoordt: “Uw naam zal voortaan niet Jakob heten, maar Israël; want gij hebt u vorstelijk gedragen met God en met de mensen, en hebt overmocht.” Nu weet Jakob dat hij met God gestreden heeft, want hij noemt die plaats bij de beek de Jabbok: “Pniël”, gezicht (Pni) van God (El). Jakob hoort nu ook dat hij bijzonder gezegend gaat worden. Dat hij en zijn nageslacht uitgekozen zijn om “samen met God te strijden” en “met God te regeren”. Profetisch: Eerst strijdt Jakob (ongelovig Israël) tegen de HEERE, maar in de toekomst zal zij heersen met de HEERE. Zo werd aan Jakob de naam voor zijn nageslacht gegeven. Zijn nieuwe naam ging over op het volk, dat we kennen als Israël.

    Jakob, en na hem het volk Israël, wilde, net als alle mensen, heersen als een god in hun eigen leven. Zelf de dienst uitmaken en denken dat je door je eigen sterkte of slimheid zegen kunt afdwingen. Dat is wat mensen graag willen; kunnen zeggen: “Wat ben ik goed!” Jakob heeft veel moeten verdragen, maar heeft zo wel geleerd op de HEERE te vertrouwen en daarin is hij ons tot voorbeeld.

    2 Timótheüs 2:12
    Indien wij verdragen, wij zullen ook met Hem heersen; indien wij Hem verloochenen, Hij zal ons ook verloochenen; …

    God zegt tegen ons dat wij, niet nu, maar in de toekomst, zullen heersen als koningen. Uit Zijn genade. Met Hem.

  • 11 mei

    Mozes

    Deuteronomium 18:15
    Een Profeet, uit het midden van u, uit uw broederen, als mij, zal u de HEERE, uw God, verwekken; naar Hem zult gij horen.

    Zo voorzegt Mozes aan het volk Israël dat niet hij, maar “een Profeet als mij” (= Christus) uiteindelijk Degene is waarnaar het volk zou luisteren. Van onze Heiland werd immers gezegd: “Deze is waarlijk de Profeet.” (Johannes 7:40) Daaruit leren we dat ook het leven van Mozes vergeleken kan worden met de omwandeling van de Heere Jezus op aarde. Mozes wordt als kind op wonderbaarlijke wijze behouden als de Farao van Egypte beslist om alle jongetjes die geboren worden te doden. Ook Jezus ontsnapt als kind aan de dood wanneer de koning van Israël, Herodes, alle jongetjes in Bethlehem laat doden. In de zogenaamde “verzoeking in de woestijn” biedt de satan de Heere Jezus de koninkrijken van de wereld aan. Hij probeert Hem te verleiden met macht en rijkdom in deze wereld. De Heere Jezus liet zich niet verleiden, net als Mozes. “Door het geloof heeft Mozes…. geweigerd een zoon van Farao’s dochter genoemd te worden; Verkiezende liever met het volk van God kwalijk gehandeld te worden, dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben; Achtende de versmaadheid van Christus meerderen rijkdom te zijn, dan de schatten in Egypte; want hij zag op de vergelding des loons.” (Hebreeën 11:24-26)

    Zo is Mozes een voorbeeld van geloof en daarmee een uitbeelding van onze Heere Jezus, de Gelovige. Onze Heer liep een loopbaan van geloof en door zijn vasthoudendheid heeft hij de weg geopend die tot het leven leidt. Zoals de HEERE door Mozes de weg door de Schelfzee opende en Israël uit Egypte verloste, zo geeft God Zijn Zoon als “de ware levende weg”, die, dwars door de dood heen, verlost.

    Wij, die “gedoopt zijn in Christus”, zijn de Here Jezus gevolgd en hebben in de dood onze oude mens achtergelaten en zijn met Hem opgestaan, opdat: “Ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden”. (Romeinen 6 : 4) Israël is ons tot waarschuwend voorbeeld op deze nieuwe weg die wij gaan. Wij zouden niet klagen en terugverlangen naar vroeger. Laat ons in deze woestijn waarin wij wandelen geleid worden door de Profeet als Mozes, onze Here Jezus Christus.