Eigennaam ♂
Betekenis: Genadig, genadevol
- Een van de zonen van Heman die zong en musiceerde.
- Een ziener die berispte Asa, koning van Juda. Hij was de vader van Jehu, de ziener, die tegen Baasha getuigde.
- Een van de priesters, die in de tijd van Ezra vreemde vrouwen in huis had genomen.
- Een broer van Nehemía, die onder Nehemía tot gouverneur van Jeruzalem werd benoemd.
- Een priester. in de tijd van Nehemía
Bijbelverzen:
1 Koningen 16:1 – 1 Koningen 16:7 – 1 Kronieken 25:4 – 1 Kronieken 25:25 – 2 Kronieken 16:7 – 2 Kronieken 19:2 – 2 Kronieken 20:34 – Ezra 10:20 – Nehémia 1:2 – Nehémia 7:2 – Nehémia 12:36