De borg is de bemiddelaar tussen schuldeiser en schuldenaar. Als de laatste niet verschijnt op de plaats van betaling, wordt de borg voor de schuld aangesproken. De schuldenaar heeft dus macht over de borg, reden waarom volgens Spreuken grote voorzichtigheid bij het zich borg stellen geboden is (Spr. 6:3; 11:15; 20:16; 22:26). Juda stelde zich borg tegenover Jakob voor Benjamin (Gen. 43:9; 44:32). Jezus heet borg van een nieuw verbond met God, d.w.z. hij waarborgt, dat de beloften van God worden vervuld (in de Griekse wereld: dat het testament wordt uitgevoerd, Hebr. 7:22).