Het woord belofte is in de NBG-vertaling een weergave van het Hebreeuwse: ‘goede of ‘blijde woorden’ of ‘woorden’, zonder meer. Indien we het woord belofte aanhouden, dan heeft dit in het o.t. vooral te maken met het land, het talrijke nageslacht, het wonen van God in het midden van Zijn volk (Deut. 1:11; Joz. 21:45; 23:14; 2 Kron. 6:20; Hagg. 2:6). In het n.t. is het Griekse woord epangelia: afkondiging, bevel en dan ook toezegging, belofte (Hand. 23:21; Hebr. 6:15; 11:39). De inhoud van de belofte is de vergeving van zonden, gerechtigheid, geest, leven, koninkrijk Gods. Deze beloften zijn in Jezus de Messias werkelijkheid geworden (2 Kor. 1:20).