Wereld


Hebr. érèts, teebeel, Gr. kosmos = ordening, is onderworpen aan de Boze (1 Kor. 2:12; Joh. 12:31; 16:11), haar heer is de Satan (2 Kor. 4:4; Ef. 2:2; 1 Joh. 5:19). Deze wereld zal moeten vergaan (1 Kor. 7:31; 1 Joh. 2:17; 2 Petr. 1:4). Toch is zij niet reddeloos prijsgegeven. Want God heeft haar lief en gaf haar Zijn Zoon (Joh. 3:16). In de Christus wordt de wereld met God verzoend (2 Kor. 5:19 w; Rom. 11:15). Hij heeft de machten die de wereld beheersen onttroond (1 Kor. 15:24 v; Kol. 2:14 v).