Jezus


Hebr. Jehosjoea of Jesjoea (Jozua), de HEER is redding (Matt. 1:20), veel voorkomende naam in oud Israël, o.a. van Ben Sirach, een spreukendichter uit ± 250 v. Chr., van Barabbas (Matt. 27:16), van ene Justus (Kol. 4:11), van de vader van Bar-jezus (Hand. 13:6). Maar in het bijzonder is het de Naam, de Enige onder de hemel, waardoor er redding is voor de mensen (Hand. 4:12), de naam van de zoon van Jozef en de zoon van God (Luc. 3:22 v). Hij is de centrale figuur in het n.t. over wiens gelijkenissen, redevoeringen, profetieën, wijsheid, geboden, menselijkheid, wonderen, liefdedienst, lijden en opstanding in de evangeliën wordt verteld. De beslissende vraag of Hij de Christus, de Messias van Israël is, Degene ‘die komen zou’ wordt bevestigend beantwoord (Matt. 11:2-6; 16:16; Joh. 4:25 v; 10:24 v). Wat dat betekent voor Joden, maar vooral voor de volken, wordt duidelijk in de ‘Handelingen’ der apostelen (vnl. Petrus en Paulus) en de brieven aan de gemeenten in het Romeinse rijk.