Harhója


Eigennaam ♂

Betekenis: Toorn van de Heer – hitte van de Heer – ijver van de Heer

Een goudsmid wiens zoon, Uzziël, hielp bij het herstellen van de muren van Jeruzalem onder Zerubbábel

Bijbelverzen:

(Nehémia 3:8) Aan zijn hand verbeterde Uzziël, de zoon van Harhója, [een] der goudsmeden, en aan zijn hand verbeterde Hanánja, de zoon van een der apothekers; en zij lieten Jeruzalem tot aan den breden muur.