Eigennaam ♂
Betekenis: Die God genadig gaf – gift van God
Zoon van Sallum, Jeremía’s neef, van wie de profeet in de gevangenis een veld kocht in Anáthoth.
Bijbelverzen:
(Jeremía 32:7) Zie, Hanámeël, de zoon van Sallum, uw oom, zal tot u komen, zeggende: Koop u mijn veld, dat bij Anáthoth is, want gij hebt het recht van lossing, om te kopen.
(Jeremía 32:8) Alzo kwam Hanámeël, mijns ooms zoon, naar des HEEREN woord, tot mij, in het voorhof der bewaring, en zeide tot mij: Koop toch mijn veld, hetwelk is bij Anáthoth, dat in het land van Benjamin is; want gij hebt het erfrecht, en gij hebt de lossing, koop [het] voor u. Toen merkte ik, dat het des HEEREN woord was.
(Jeremía 32:9) Dies kocht ik van Hanámeël, mijns ooms zoon, het veld, dat bij Anáthoth is; en ik woog hem het geld toe, zeventien zilveren sikkelen.
(Jeremía 32:12) En ik gaf den koopbrief aan Baruch, den zoon van Nerija, den zoon van Machséja, voor de ogen van Hanámeël, mijns ooms [zoon], en voor de ogen der getuigen die den koopbrief hadden onderschreven; voor de ogen van al de Joden, die in het voorhof der bewaring zaten.