Signaleert de verborgen aanwezigheid van God in tabernakel en tempel (Num. 12:10; Deut. 3 1:15; Ex. 40:34 w; Lev. 16:2; 1 Kon. 8:10), ook in de woestijn (Ex. 16:10) en op de berg (Ex. 19:16; Matt. 17:5; Hand. 1:9). Eens zullen de mensen de Zoon des Mensen zien komen op de wolken des hemels (Matt. 24:30; Openb. 1:7).
Het volk Israël herinnert zich dat de HEER zelf met hen meeging in de woestijn en hen leidde (Ex. 33:16 v). Deze leiding werd zichtbaar in de wolk die vooruitging en ook een beschermende achterhoede was (Ex.13:21 v; 14:19; Neh. 9:12).