In de geschiedenis van Israël spelen vooral de woestijnen in het zuiden, de Negeb en de Sinaï een rol. Het boek Numeri heet in de synagoge Bamidbaar, in de woestijn.
De woestijn is onderscheiden van het cultuurland, het is eigenlijk het onland dat buiten de gewone orde valt. Het is het gebied van vluchtelingen en rebellen (Gen. 21:14; 1 Sam. 23:14; Hand. 21:38), beproeving, honger en dood (Deut. 8:15; Jer. 32:43; 34:22; Matt. 4:1-4), maar ook van de Godservaring (Deut. 32:10; Hos. 2:13; Ez. 20:35; Matt. 24:26).
‘Bereidt in de woestijn de weg des HEREN, effent in de wildernis een baan voor onzen God’ (Jes. 40:3; vgl. Matt. 3:1 w). De woestijn is een ernstige bedreiging voor het akkerland (Jes. 14:17), maar de wildernis zal een tuin worden, een hof van Eden (Jes. 32:15; 35:1; 51:3).