Is vnl. een vertaling van het Hebr. ‘émét, dat bestendigheid, zekerheid, duurzaamheid betekent, en ’emoenaa, vastigheid, betrouwbaarheid, trouw. Het Gr. alétheia is letterlijk: wat niet verborgen is. Het bijbels begrip waarheid wordt omschreven met: wat vaststaat, draagvermogen heeft, betrouwbaar, geldig en blijvend is. Vaak is er sprake van chesed we’émét, goedertierenheid en waarheid, of liefde en trouw (Gen. 47:29; Ps. 40:12; 57:4; 2 Sam. 2:6; 15:20; Joh. 1:17). Bij waarheid denken we niet zozeer aan historische, wetenschappelijke feitelijkheid, als wel aan dat wat het mensenleven vastigheid, steun geeft. Woorden, verordeningen, werken, een weg, zijn waarheid, d.w.z. betrouwbaar, heilzaam (2 Sam. 7:28; Ps. 19:10; 119:30, 43; Dan. 4:37). In waarheid wandelen, is: waarheid doen, het dragende woord leven (Ps. 26:3; 119:142; Joh. 3:21). ‘De God der waarheid’ is de God die Zich houdt aan wat Hij beloofd heeft, de getrouwe God (Ps. 31:6; Jes. 65:16). Het bijbelse aletheia moet meer gehoorzaamd worden dan gekend en overwogen (Joh. 3:21; 1 Joh. 1:6; 3:18).
Jezus zegt: Ik ben de waarheid, d.w.z. in Hem is God betrouwbaar gebleken, door Hem is het: Amen (d.w.z. de bevestiging van Gods beloften, 2 Kor. 1:20; Joh. 14:6). De H. Geest, de Parakleet, is de Geest der Waarheid, d.w.z. de betrouwbare raadsman en toevlucht (Joh. 14:17; 15:26).