Bron


Het water uit de grond is voor mens en dier van grote betekenis. Het is levend (stromend), maar ook leven gevend water (Gen. 26:19). Kanaan is voor Israël een land van bronnen (beken en wateren), in dalen en op bergen, een land van tarwe, gerst, wijnstok, vijgebomen en granaatappels (Deut. 8:7 v). Het lied van de bron bezingt het wonder van water in de woestijn (Num. 21:17 v). Op de nieuwe aarde zal de woestijn door bronnen verdwijnen (Jes. 35:7; 41:18). In overdrachtelijke zin is het bronwater leven en welzijn, sjaloom (Ez. 47:1-12; Joël 3:18; Openb. 7:17; 21:6; 22:2 v; vgl. Gen. 2:10). Men denkt ook aan wijsheid (Spr. 16:22), heil (Jes. 12:3), een goede leer (Spr. 10:11; 13:14), vreze des HEREN (Spr. 14:27), het geloof in Jezus (Joh. 7:38).