In oude tijden, reeds in de dagen van Abraham, bestond er een uitgebreide ‘briefwisseling’ (spijkerschrift op kleitabletten). In Israël zijn met inkt beschreven potscherven gevonden, o.a. in Samaria en Lachisj. Ook schreef men op paneeltjes van klei of steen (die met leem omhuld werden, Jer. 32:14), Het o.t. vertelt van de ‘Urias’-brief van David (2 Sam.1 1:14 v), de brieven van Izebel over Nabot (1 Kon. 21:8), de dreigbrief van Sanherib (2 Kon. 19:14 w), de aanbevelingsbrief (2 Kon. 5:5). Het n.t. bestaat voor een belangrijk deel uit brieven. Filémon, 2 en 3 Johannes zijn typisch persoonlijke brieven. De overige zou men literaire brieven kunnen noemen, bestemd voor openbare voorlezing.