Begrijpen


De voorlezing uit de Schriften richt zich tot ieder, mannen, vrouwen en kinderen die deze kunnen begrijpen (Neh. 8:3). De godsdienstoefening is niet de viering van allerlei mysteriën. Als de taal van de hl. Schrift niet meer die van het dagelijks leven is, spannen Levieten zich in deze verklarenderwijs te vertalen (Neh. 8:9). Dit betekent niet dat de mens die met rede en verstand is begiftigd, nu ook God zou kunnen begrijpen. ‘Zie, God is groot, en wij begrijpen Hem niet’ (Job 36:26). Ook Zijn handelen is vaak ondoorgrondelijk (Job 37:5; Ps. 73:16), evenals de wonderen in de natuur (Spr. 30:18 v). De woorden en de werken van de Messias worden evenmin verstaan, alleen dankzij een bijzondere verlichting van de geest (Matt. 13:13; Mare. 8:17; 9:32; Joh. 12:16; Openb. 2:7). En als in Neh. 8 is het ook volgens Paulus van het grootste belang dat wat men (voor)leest, volkomen begrepen wordt (2 Kor. 1:13).