Het woord staat voor allerlei goede en prijzenswaardige verlangens (2Kron. 8:6; Ps. 34:13; 35:27; 73:25; Rom. 10:11). Maar daarnaast heeft begeerte vaak de betekenis van de duistere drang naar onheil, bedwelmende drank, roof, rijkdom, seksuele ontsporingen, die Paulus wereldse of vleselijke begeerten noemt (Ps. 38:13; Spr. 6:25; 23:3; Mi. 2:2; Gal. 5:24; Kol. 3:5; Tit. 2:12; vgl. 1 Petr. 2:11). Het laatste der 10 woorden verbiedt de begeerte naar wat een ander bezit (Ex. 20:17), een oer-zonde (Rom. 7:7 v).