Erfenis door de dood van de bezitter, staat in de bijbel geheel op de achtergrond. Het werkwoord wordt gebruikt om de gedachte aan het niet-verdiende, het geschenk, te onderstrepen. Zo beërft Israël het land (Deut. 1:38; Joz. 1:6); later zijn het de ootmoedigen, zachtmoedigen, die den HEER verwachten die het land beërven (Ps. 37:9, 11; Matt. 5:5). De rechtvaardigen ontvangen het geluk (Spr. 28:10), het Koninkrijk (Matt. 25:34) of het eeuwig leven (Mare. 10:17; 1 Kor. 6:9).