Bedriegen


De ander opzettelijk misleiden, ten eigen voordele. Het bedrog is uitdrukkelijk verboden (Lev. 19:11; Ps. 34:14; 1 Petr. 2:1; 3:10). In het bijzonder een bedriegelijke weegschaal is voor God een gruwel (Spr. 11:1; Hos. 12:8; Am. 8:5). Annanias en Saffira worden voor hun vroom bedrog streng gestraft (Hand. 5:3 v). Dat Israël zijn stamvaders en groten niet als helden of heiligen tekent, blijkt overduidelijk uit de verhalen over Jakob, die zelfs vóór zijn geboorte zijn broer misleidde (Hos. 12:4; vgl. Gen. 27:36). Maar ook de bedrieger werd bedrogen (Gen. 29:15 w; 31:7).