Bedekken


Het bedekken van naaktheid heeft met schaamte, schroom te maken (Gen. 9:23; Ex. 28:42; Ez. 16:8; Hos. 2:8). Maar wie beschaamd is, bedekt ook zijn hoofd (Jer. 14:3; vgl. Ps. 44; 16). Hij heeft zijn ‘gezicht’ verloren, hij durft niemand aan te zien. Hij kan ook zeggen: ‘bergen, bedekt ons, heuvelen, valt op ons’ (Hos. 10:8). In dit verband is het curieus dat een schaamteloze zoals een prostituée kenbaar is aan een door een sluier bedekt gezicht! (Gen. 38:15; vgl. Job 24:15). Een geheel andere reden is er voor Mozes zijn gelaat te bedekken in het gewone leven. Door zijn omgang met God is de glans van de heerlijkheid van de HEER aan hem zichtbaar. Hij straalt (niet zoals de Vulgaat verkeerd vertaalde: hij is gehoornd!) wanneer hij met God spreekt en zijn woord aan het volk verkondigt. Wanneer hij echter niet als profeet optreedt, heeft hij zijn hoofddoek om het gezicht gewikkeld. Hij verbergt het geheim (Ex. 34:33 w). Paulus knoopt hierbij aan en geeft een geheel andere uitleg van deze sluier (2 Kor. 3:13-16). Opmerkelijk is de gedachte dat zonden en ongerechtigheden bedekt kunnen worden (Deut. 13:8; Neh. 4:5; Ps. 32:1; Rom. 4:7). Ze verliezen dan hun kracht en schadelijke invloed. We zien ze niet meer. We spreken dan van verzoening. Het is liefde die overtredingen bedekt (Spr. 10:12; 1 Kor. 13:7; 1 Petr. 4:8).