AKH – Losse onderwerpen

Losse Onderwerpen

De Naaste (Luk.10) Het liefhebben van onze naaste(n) wordt ook in christelijke kring vaak primair gerelateerd aan medemenselijkheid en sociaal engagement. Veelal met een verwijzing naar het Bijbelverhaal over de barmhartige Samaritaan. Wie dat fragment goed bestudeert, ontdekt dat de barmhartigheid bewijzende hoofdrolspeler een type is van Christus. Die brengt wie zich aan Hem toevertrouwen naar de hemel (herberg), zorgt voor hen, heeft hen lief. Hij kwam om slachtoffers te redden. Dat konden de wetsdienaren niet. Gelovigen hebben Hem lief Die hen eeuwig leven schonk. Hij bewees hun Naaste te zijn. En in Hem zijn al de Zijnen dat ook, de leden van Zijn Lichaam. “Wie heeft u barmhartigheid bewezen?”
https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A001.mp3

Bethesda (Joh.5) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A002.mp3

Brood en Beker (1Kor.10) Ongezuurd brood en wijn zijn, sinds Christus’ opstanding, tekenen van het nieuwe verbond en het nieuwe leven. Daarmee wordt, anders dan wat de christelijke traditie rond het Heilig Avondmaal vaak doet vermoeden, niet de dood van de Heere Jezus verkondigd, maar participatie van gelovigen in het Lichaam van de Opgewekte; het deelhebben aan één Brood; één Geest (wijn). Het oude verbond heeft afgedaan. Daaronder bestond het Pascha oorspronkelijk uit eten van een lam en het bestrijken van de deurposten met bloed. Dat laatste werd later door wijn vervangen. Paaslam en bloed zijn tekenen van het sterven van de Heere Jezus, maar Brood en Beker in nieuwtestamentische betekenis een symbool van het nieuwe leven. “Laat ons feestvieren, want ons Paaslam is geslacht.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A003.mp3

Zacheüs (Luk.19) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A004.mp3

Het levenbrengend Woord (Rom.10) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A005.mp3

De toorn van God (Rom.2) Omdat God Zich in de schepping en door Zijn Woord heeft geopenbaard, kan de mens Hem kennen. Wie zijn Schepper niet zoekt, is dan ook volgens de Bijbel niet te verontschuldigen. De natuurlijke mens weigert genade te aanvaarden. Over die zelfzuchtige houding komt ooit Gods oordeel. Nu nog is de wereld door Hem losgelaten, maar wie naar Hem vlucht wordt behouden. Wie dat niet doet, verzamelt zich toorn in de toekomst. Dan worden allen die ooit leefden geoordeeld. Maar als de toorn Gods op de oude schepping neerdaalt, zijn de gelovigen uit deze genadetijd al weggenomen. Omdat de Gemeente nu al uit de oude wereld is getrokken en bij de nieuwe hoort. “Nu is het de dag des welbehagens.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A006.mp3

De goede strijd (2Kor.2) Niet tegen omstandigheden of vlees heeft de christen te strijden. Die mag hij voor dood houden, omdat God dat ook doet. Een voorrecht van de gelovige is dat hij niet wordt beheerst door oorlogszuchtige opwinding, maar juist in alle rust de geestelijke strijd voert tegen onzienlijke machten. Die bestaat uit het spreken van het Woord, ook al aanvaardt de meerderheid dat niet. De triomf van Christus en de Zijnen, de eer van God, ligt in de klank – de “geur” zegt de Bijbel ook – van de harde Waarheid, die scheiding brengt tussen vlees en geest. Een gevaar dat gelovigen bedreigt, is dat zij leraren en leringen kiezen, die aangenaam zijn voor hun vlees. Wie zich daarvan afwendt, kan – als Paulus – eenzaam worden, maar mag mét hem weten: Ik heb de goede strijd (des geloofs) gestreden. “Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A007.mp3

Een nieuwe schepping (2Kor.5) Wie genade ontvangt moet leren dááruit te leven: het oude, zijn aardse natuur, negeren. Er is nieuw leven in hem gekomen, als wijn in een aarden vat. Dat dankt hij aan de opstanding van zijn Heer. Niet aan Diens kruis, want op Golgotha is met Hem voor God de gehele oude schepping gestorven. Daarmee is voldaan aan de eis van de wet. Maar voor gelovigen geldt: “Christus is verrezen in nieuw, eeuwig leven. En wij mét Hem.” Alleen met dát leven, uit Geest in plaats van vlees, houdt God rekening. Niet meer met vlees. Daarom mag ook de christen dat negeren. Bij zichzelf en bij zijn broeders en zusters….. “Het oude is voorbij, het is alles nieuw gewor- den.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A008.mp3

De Rode Vaars (Num.19) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A009.mp3

Babel (2Thes.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A010.mp3

Het nieuwe leven (Kol.2) Over het kruis van de Heere Jezus wordt veel, over Zijn verrijzenis en de gevolgen daarvan relatief weinig gesproken in christelijke kring. Toch vormen dood én opstanding samen hét centrale thema van de Bijbel. De gehele oude schepping is op Golgotha in de dood gebracht, maar met Christus’ opstanding begon Hij alles nieuw te maken. Gelovigen zijn – mét Hem – eerstelingen die al deel hebben aan de nieuwe schepping; Israël en de volken volgen later. Alleen de nieuwe schepping, nu nog louter geestelijk en derhalve verborgen, is aan Christus onderworpen. De (dode) oude niet. En op degenen die al een nieuwe schepping zijn, kan de wet van de oude (het vlees) geen invloed meer hebben. “In Hem zijn alle schatten der wijsheid en kennis verborgen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A011.mp3

Simson (Rcht.) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A012.mp3

Honing (1Sam.14) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A013.mp3

De onrechtvaardige rentmeester (Luk.16) Tot de voor velen moeilijk te begrijpen gelijkenissen behoort die over “De Onrechtvaardige Rentmeester”. Alle gelijkenissen hebben gemeen dat zij bepaalde geestelijke waarheden verborgen houden voor wie vleselijk denken. Die over rentmeesterschap bevat verscheidene lagen. De essentie is dat Gods plan uit diverse huishoudens (bedelingen) bestaat, onder eveneens verschillende rentmeesters. Aan Israël was het beheer van de wet gegeven. Daaraan kwam een einde, evenals aan de functie van de ‘onrechtvaardige rentmeester’. Maar dié begreep dat er iets nieuws zou komen en zocht elders onderdak. Het is een beeld van de bijbelse realiteit dat de zaligheid naar de heidenen ging, omdat Israël die niet goed had beheerd. Maar iedereen, Jood en Griek, is in dat nieuwe geestelijke huis welkom op basis van geloof. Het rentmeesterschap van de wet is door Christus beëindigd. De Heere Jezus legde zijn oorspronkelijke rentmeesterschap neer, in het vooruitzicht van Zijn heerlijkheid, de nieuwe bedeling van genade en het nieuwe huis Gods, de Gemeente. “En de heer prees de onrechtvaardige rentmeester, omdat hij met voorzicht had gehandeld.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A014.mp3

Gezet in de hemel (Ef.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A015.mp3

Mara (doopdienst, Ex.15) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A016.mp3

Israëls herstel (Deut.30) Hoewel Israël tot uitdragen van Gods zaligheid is geroepen, functioneert dat volk niet in overeenstemming daarmee. In de toekomst zal dat wel zo zijn, pas nadat het tot geloof is gekomen. Dan zal het door zijn Messias Zélf naar het beloofde land worden gebracht. Maar dat geldt alleen voor gelovigen, degenen die Zijn Naam hebben aangeroepen. Alle anderen zullen sterven. De Joden die nu in Israël wonen, doen dat in ongeloof. Zij zullen er dan ook tijdens de grote verdrukking weer uit worden verdreven, voorafgaande aan die terugkeer in geloof, nadat Jeruzalem zal zijn verwoest. Geloof is wat God altijd van de mens heeft gevraagd. Zonder geloof in Jezus Christus, de Messias, kan ook Israël niet leven. Alleen gelovigen zullen ook het duizendjarige rijk binnengaan, als wedergeboren. In de huidige bedeling van de genade wordt de Gemeente van Christus verzameld uit Joden en heidenen. Het is haar roeping Israël jaloers te maken door verkondiging van het Evangelie, het Woord van God. “Indien gij met uw mond belijdt de Here Jezus en met uw hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij zalig worden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A017.mp3

Opname en Verdrukking (1Thes.5) Een wereldramp teistert binnenkort de wereld. De Bijbel spreekt over ‘grote verdrukking’, die in het Midden-Oosten begint en zich over alle volken uitbreidt. Alleen zij die in Christus geloven worden tijdig geëvacueerd. Zij gaan hun Heer tegemoet. Omdat bijna élke bijbelse profetie inmiddels werd vervuld, is er geen reden aan de vervulling van déze te twijfelen. Nú nog biedt God genade aan wie Hem zoeken. Dat is de boodschap van deze cd. “Die dag zal u niet overvallen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A018.mp3

De opstand der volken (Ps.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A019.mp3

Israëls bekering (Zach.14) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A020.mp3

Krijgsknecht van Christus (2Tim.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A021.mp3

De laatste bazuin (1Kor.15) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A022.mp3

De verhoogde Slang (Joh.3) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A023.mp3

De blindgeborene (Joh.9) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A024.mp3

Laat de kinderen komen (Mat.18) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A025.mp3

Het dochtertje van Jaïrus (Luk.8) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A026.mp3

Vergeving van zonden (1Joh.1) Omdat hij de oude mens nog met zich meedraagt, zondigt de gelovige. Maar voor het nieuwe leven dat hij kreeg, is dat onmogelijk. Een christen moet leren leven in de zekerheid van de vergeving van zijn misdaden. Nadat de Heere Jezus is gestorven voor de zonden van de wereld, leeft Hij nu als de opgestane Hogepriester om de gelovige rein te houden. Door zich die realiteit in geloof toe te eigenen, wandelt de gelovige in het licht, waardoor hij ook zal zien welke dingen in zijn leven duister zijn. Maar de Schrift zegt dat de zonden van de gelovige zijn vergeven. Daaraan mag hij zich vasthouden, ook als de wereld of zijn geweten hem beschuldigt. Van Gods kant zal er geen aanklacht komen, want Die ziet hem in Christus als volmaakt en Hij richt Zich niet op de oude, maar uitsluitend op de nieuwe natuur. In dat licht kan de gelovige wandelen met een gereinigd geweten. “Het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonde.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A027.mp3

En wij spreken wijsheid (1Kor.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A028.mp3

Zondvloed en doop (doopdienst, 1Petr.3) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A029.mp3

Gelegd in de kribbe (Luk.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A030.mp3

De besnijdenis; band 1 (Luk.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A031.mp3

De besnijdenis; band 2 (Gen.17) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A032.mp3

De lamme van Kapernaüm (Luk.5) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A033.mp3

De Emaüsgangers (Luk.24) De twee als de Emmaüsgangers bekend geworden mannen verkeerden in een situatie die vergelijkbaar is met die van veel christenen. Terwijl hun Heer al was opgestaan, bleven zij stilstaan bij Diens dood. Zij gingen af op wat zij zagen, niet op wat zij konden weten uit Gods Woord. Daarom gaf de Heer Zélf hen een bijbelstudie. Hij drong er op aan álles te geloven wat de profeten in de Schriften hadden gezegd. De kern van die boodschap was en is dat men door lijden en dood heen tot heerlijkheid komt. Als Eerste ging Christus Zélf die weg. De Emmaüsgangers waren volgens de Bijbel ’traag’ in geloof, waardoor zij veel van de waarheid misten. Hun kennis van de Schrift leek verdwenen. Hetzelfde is met veel christenen het geval. Daarom missen zij zekerheid en zijn zij meer gericht op het verleden, inclusief de dood van Jezus van Nazareth, dan op de dankzij Zijn opstanding ontstane toekomst. Van die twee mannen werden de ogen geopend, doordat de Opgestane het Woord voor hen opende. Dat veranderde hun denkrichting. Toen de Heer weer uit hun zicht verdween, bleef het brood achter. Het teken van Zijn Lichaam onder het nieuwe verbond: de Gemeente. “Moest de Christus niet deze dingen lijden en alzo Zijn heerlijkheid ingaan.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A034.mp3

De bruiloft te Kana (Joh.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A035.mp3

De doop van Johannes (doopdienst, Mat.3) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A036.mp3

Abrahams roeping https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A037.mp3

Jakob in Bethel (Gen.28) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A038.mp3

De voetwassing (Joh.13) Ook zonder dat de gelovige erom vraagt, houdt de Heere Jezus Christus hem rein. Ongevraagd ook – als voorteken van Zijn functioneren als Hogepriester – waste Hij eens de voeten van de discipelen. Door wedergeboorte wordt iemand eens en voor altijd geheel rein. Voor zijn wandel als hemelburger is daarna alleen ‘voetwassing’ nodig. Hij mag rekenen op de Voorspraak bij de Vader. Na het paaslam, die Zijn dood symboliseerde, gebruikte de Heer brood en wijn met de Zijnen. Ten teken van opstanding en het nieuwe verbond, waarvan de wijn een beeld was. Een christen mag medegelovigen zien, zoals God die ziet, dankzij hun Voorspraak. Hen opnemen in de gemeenschap. Omdat hun wandel is gereinigd voor God. “Onze harten gereinigd zijnde van een kwaad geweten.” ; https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A039.mp3

De rijke man en Lazarus (Luk.16) Op wie of wat vertrouwt u in dit leven? Dat bepaalt uw situatie in de eeuwigheid. Welvaart op aarde houdt geen belofte in voor die toekomst. Het verhaal van Jezus over de rijke man en de arme Lazarus wijst daarop. En het opent bij nadere bestudering ook de ogen voor Gods plan met volken en individuen. Wie gelooft in Jezus Christus maakt deel uit van een nieuwe, eeuwige schepping. Maar velen weigeren. Zelfs Zijn overwinning op de dood overtuigde hen niet. En u? “Wie in Hem gelooft heeft eeuwig leven.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A040.mp3

Nicodemus (doopdienst, Joh.3) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A041.mp3

Petrus’ toespraak (Hand.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A042.mp3

David in Adullam (1Sam.22) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A043.mp3

Duizend jaar en daarna (Op.20) Een ouverture van duizend jaar op deze oude aarde gaat aan de schepping van de nieuwe vooraf. Duizend jaar waarin de duivel gebonden en Israël hersteld zal zijn. En waarin Christus, als Zoon van David, heerst met de Gemeente. Voordat die periode begint, predikt Israël het evangelie van Zijn Koning aan alle volken. Hij zal de aarde regeren. En Zijn rijk eindigt na tien eeuwen niet. Het wordt eindeloos. Zowel op aarde als in de hemel. Want God blijft bij Zijn plan: de eens aan Adam gegeven opdracht over de aarde te heersen, zal door de tweede Adam – de opgewekte Beelddrager Gods – alsnog worden vervuld. Van de oude schepping maakt Hij een nieuwe. “Zie, Ik maak alle dingen nieuw.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A044.mp3

Neem Uw Geest niet van mij (Ps.51) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A045.mp3

Het brood des levens (Joh.6) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A046.mp3

Heilig in al uw wandel (1Petr.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A047.mp3

Jezus wandelt op zee (Mat.14) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A048.mp3

De christelijke vrijheid (Gal.5) De natuurlijke mens is slaaf van zijn oorsprong en daardoor niet vrij, in tegenstelling tot de gelovige. Diens praktische wandel zou in overeenstemming moeten zijn met de verkregen vrijheid. ‘Sta daarin’, waarschuwde Paulus de Galaten, met een verwijzing naar Christus’ opstanding. Alleen door Zijn werk is dat mogelijk. Hij heeft de aan Adam gegeven opdracht volbracht. Hij verkreeg als de ‘vrije’ twééde Adam het erfrecht, zoals het eens ook bij de uit Gods belofte voortgekomen Izak en niet bij de in slavernij gebaarde Ismaël terecht kwam. Wie onder de wet leeft, waartoe de Galaten kennelijk geneigd waren, maakt in feite de vrijheid in Christus nutteloos. Door Zijn opstanding kwam er een einde aan de wet. Sindsdien is er alleen rechtvaardiging op grond van geloof. Veel gelovigen stellen zich niet volledig onder de genade. Zij kennen Jezusvan Nazareth, maar niet de Opgewekte en Diens huidige werk als Hogepriester van Zijn Gemeente. “Staat dan in de vrijheid, waarmee Christus u heeft vrijgekocht.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A049.mp3

De jongeling te Naïn (Luk.7) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A050.mp3

De bloedbruidegom (Ex.4) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A051.mp3

Ananias en Saffira (Hand.5) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A052.mp3

De overspelige vrouw (Joh.8) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A053.mp3

De dorre hand (Mat.12) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A054.mp3

De waarheid maakt vrij (Joh.8) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A055.mp3

De arbeiders in de wijngaard (Mat.20) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A056.mp3

Uit Hem, door Hem, tot Hem (Rom.11) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A057.mp3

Simeon en Anna (Luk.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A058.mp3

Hebt gij Heilige Geest ontvangen (Hand.19) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A059.mp3

De 12-jarige Jezus in de tempel (Luk.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A060.mp3

De zalving in Bethanië (Mat.26) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A061.mp3

De tempelreiniging (doopdienst, Joh.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A062.mp3

Een gebouw bij God (2Kor.5) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A063.mp3

Geen zilver of goud (Hand.3) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A064.mp3

De drijvende bijl (doopdienst, 2Kon.6) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A065.mp3

Een gerust en stil leven (1Tim.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A066.mp3

De doden en het Evangelie (1Petr.4) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A067.mp3

De waterzuchtige man (Luk.14) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A068.mp3

Bevrijdingsdag (doopdienst, Ex.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A069.mp3

De kamerling (doopdienst, Hand.8) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A070.mp3

Gamaliëls raad (Hand.5) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A071.mp3

Izak en Ismaël (Gen.21) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A072.mp3

Mefiboseth (2Sam.9) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A073.mp3

Sabbat of zondag (Rom.14) In de vierde eeuw werd de zondag de christelijke rustdag, als equivalent van de (Joodse) sabbat. Maar wie gelooft, rust élke dag in Christus. Voor hem zijn alle dagen gelijk, om uit genade te leven. Toch onderhouden sommige christenen de sabbat en anderen de zondag. De sabbat was er naar de wet op gericht uit eigen werken rechtvaardig te worden. Wie gelooft, is gerechtvaardigd door Christus en houdt op zélf iets te doen, zoals de zondag eren, om rust te vinden. De Bijbel zegt dat ‘zwakke’ (jonge) gelovigen, soms nog hechten aan wettische voorschriften, zoals weigeren van bepaald voedsel en vasthouden aan speciale (rust)dagen. Volwassen (‘sterke’) gelovigen hebben op dat punt geen ‘geweten’ meer. Zij weten zich in Christus bevrijd van de wet en héél hun leven is in Zijn handen. “De één acht één dag, de ander alle dagen gelijk.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A074.mp3

Oudsten in de Gemeente (1Petr.5) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A075.mp3

Waarheid en leugen (1Joh.4) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A076.mp3

Voor ons overgegeven (Hebr.9) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A077.mp3

Uitverkiezing (Rom.9) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A078.mp3

Leer mij Uw weg (Ps.25) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A079.mp3

De wonderbare visvangst (Luk.5) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A080.mp3

Niet tegen vlees en bloed (Ef.6) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A081.mp3

Mozes, Aäron en Hur (Ex.17) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A082.mp3

De Zoon des Mensen in de hemel (Hebr.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A083.mp3

Geboorte en wedergeboorte (Luk.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A084.mp3

De ware Wijnstok (Joh.15) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A085.mp3

Gideon en het vlies (Rcht.6) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A086.mp3

Jezus en Jesaja (Luk.4) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A087.mp3

De Bergrede (Mat.5) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A088.mp3

Geloof, doop en leven (doopdienst, Joh.3) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A089.mp3

Uw heiligmaking (1Thes.4) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A090.mp3

De Barmhartige Samaritaan (Luk.10) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A091.mp3

De twee vogels (doopdienst, Lev.14) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A092.mp3

Maria en Martha (Luk.10) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A093.mp3

De cijnspenning (Mark.12) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A094.mp3

Geloof en werken (Jak.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A095.mp3

Pilaren in het huis Gods (Tit.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A096.mp3

De doofstomme genezen https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A097.mp3

Der wereld gekruist (Gal.6) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A098.mp3

De onbekende God (Hand.17) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A099.mp3

De vis en de stater (Mat.17) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A100.mp3

Uitverkiezing en predestinatie (Ef.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A101.mp3

De 10 melaatsen (Luk.17) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A102.mp3

De 2 verspieders (Joz.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A103.mp3

Adam en Christus (Rom.5) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A104.mp3

De wedergeboorte van Christus (Heb.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A105.mp3

Doop en wedergeboorte (doopdienst, Mat.3) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A106.mp3

Johannes de Doper (Mal.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A107.mp3

Immanuël (Jes.7) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A108.mp3

Een geboren Kind; een gegeven Zoon (Jes.9) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A109.mp3

Zijn ziel verheft zich (Hab.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A110.mp3

De naamloze zoon (2Sam.12) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A111.mp3

Zoek eerst het koninkrijk (Luk.12) Rijkdom, bezit en aanzien op aarde zijn vergankelijk. Daarom dringt God er bij gelovigen op aan ‘schatten’ in de hemel te verzamelen: eeuwig leven en een dito erfenis. Niet aan bederf onderhevig en onaantastbaar voor de satan. Een christen richt zich op de toekomst, in de wetenschap dat vandáág zijn Heer voor hem zorgt en gisteren al voorbij is. Eeuwig leven staat hem niet ooit te wachten, maar begon al toen hij als nieuwe schepping werd (weder)geboren. Sindsdien moet het, evenals natuurlijk leven, worden gevoed. Die voeding komt uit Gods Woord. De gelovige hoeft zich geen zorgen te maken over het aardse bestaan. Niet over zijn aarden vat (de oude mens), maar over de gloednieuwe, sprankelende inhoud daarvan. Hij is geroepen tot praktische dienst aan, beschikbaar zijn voor de Heer van de erfenis. Tot gerichtheid op wat eeuwig is. Zó verwerft hij loon dat bij zijn zoonschap hoort. “Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A112.mp3

De koninklijke bruiloft (Mat.22) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A113.mp3

David en de toonbroden (1Sam.21) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A114.mp3

De doorn in het vlees (2Kor.12) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A115.mp3

De rol en de efa (Zach.5) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A116.mp3

Salomo’s rechtspraak (1Kon.3) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A117.mp3

Palmpasen (Luk.19) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A118.mp3

De opstanding (1) (Joh.20) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A119.mp3

De opstanding (2) (Joh.20) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A120.mp3

De graven geopend (1Kor.15) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A121.mp3

De doop in Christus (doopdienst, Rom.6) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A122.mp3

De baard van Aäron (Ps.133) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A123.mp3

Hemelvaart & Pinksteren (Hand.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A124.mp3

De andere Trooster (Hand.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A125.mp3

De boze wijngaardeniers (Mark.16) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A126.mp3

Mozes en de mand (Ex.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A127.mp3

Ark en Ararat (Gen.8) Uit deze studie blijkt glashelder dat het bijbelse verhaal over de zondvloed, Noach en de ark tot in details heel Gods plan met de wereld illustreert. Van lang vóór het bestaan van de huidige aarde tot aan de nieuwe schepping. In Zijn handelen met de bouwer van dat unieke vaartuig op een in feite vervloekte wereld zijn de contouren te ontdekken van wat Hij met de Gemeente, Israël en de volken deed, doet en nog zal doen. Essentieel is dat altijd alleen geloof in Gods Woord tot redding leidt. Zonder geloof vaart – in Noachs geval letterlijk – niemand wel. En voor hen die geloven is er geen oordeel meer. Wie toetreedt tot Christus’ huisgezin zal de nieuwe schepping bereiken. In elke bedeling van het plan van de Schepper blijft dat principe gehandhaafd. “Door het geloof heeft Noach, zonder te zien, de ark toebereid tot behoudenis.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A128.mp3

De gekruisigden (Luk.23) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A129.mp3

Zonde tegen de Heilige Geest (Mat.12) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A130.mp3

De rijkdom Zijner genade (Rom.6) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A131.mp3

De herbouw van Babel (Gen.11) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A132.mp3

Naäman (doopdienst, 2Kon.5) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A133.mp3

Het kruis van Christus (1Kor.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A134.mp3

Melk en vaste spijs (1Petr.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A135.mp3

Ehud (Richt.3) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A136.mp3

Siloam, de wijngaard en de vrouw (Luk.13) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A137.mp3

De zonen Gods (Gen.6) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A138.mp3

De ark bij Obed-Edom (2Sam.6) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A139.mp3

Wie volhardt tot het einde (Mat.24) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A140.mp3

In hope zalig geworden (Rom.8) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A141.mp3

Beelddrager Gods (Jes.9) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A142.mp3

Chanoeka (Hag.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A143.mp3

De letter en de Geest (2Kor.3) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A144.mp3

Bedekselen der schande (2Kor.4) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A145.mp3

Onderzoekt de Schriften (Joh.5) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A146.mp3

Aäron en Eleazar (Num.20) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A147.mp3

Micha en de priester (Richt.17) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A148.mp3

Der Goddelijke natuur deelachtig (2Petr.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A149.mp3

De besnijdenis van Christus (Kol.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A150.mp3

De roeping van Levi (Luk.5) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A151.mp3

Roemen in de verdrukking (Rom.5) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A152.mp3

De bepaalde raad Gods (doopdienst, Hand.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A153.mp3

De loopbaan des geloofs (1Kor.9) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A154.mp3

Ongelovig Israël (Zef.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A155.mp3

Jozef en Christus (Gen.37) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A156.mp3

Waarheid….. https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A157.mp3

Lea en Rachel (Gen.29) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A158.mp3

Verkoren tot zaligheid (2Thes.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A159.mp3

Jozef bij Potifar (Gen.39) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A160.mp3

Jakob aan de Jabbok (Gen.32) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A161.mp3

De Koning zal komen (Mich.3) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A162.mp3

Het kruis en de wet (Gal.3) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A163.mp3

Verantwoordelijkheid van de gelovige (1Thes.) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A164.mp3

Gods medearbeiders (1Kor.3, 4) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A165.mp3

Christus alleen (Kol.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A166.mp3

De heilige rivier (doopdienst, Ez.47) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A167.mp3

Naar boven geboren (1Petr.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A168.mp3

Een gereinigd hart (Mark.7) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A169.mp3

De eenheid der Gemeente (Ef.4) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A170.mp3

De Ark bij Dagon (1Sam.5) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A171.mp3

Licht in de nacht (Joh.3 e.a.) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A172.mp3

Pinehas, Zimri en Kozbi (Num.25) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A173.mp3

Judas en Petrus (Joh.13) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A174.mp3

Het geklank en de opname (Lev.23) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A175.mp3

Hij zorgt voor u (1Petr.5:7) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A176.mp3

Leven, Liefde, Loon (Rom.8) Niets kan de gelovige scheiden van Gods liefde. Hij heeft deel aan het nieuwe leven. Dat heeft hij verkregen uit genade en niet zelf verdiend. Maar hij vergaart met (geloofs)werken wel het loon, dat eens wordt uitgekeerd. Dat is afhankelijk van de mate waarin de christen zijn lichaam beschikbaar stelt aan zijn Heer. Hij mag dat doen in alle vrijheid die Christus schonk. Vrij van de wet, zonde en dood. God ziet de gelovige in Christus. Maar de christen moet zich dat nieuwe leven in de Geest wel toeëigenen. Daarvoor is het nodig te geloven alles wat de Schrift zegt en te negeren wat God Zelf ook negeert: de werken van het vlees. “Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus?” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A177.mp3

De enge poort (Mat.7) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A178.mp3

De melaatse (Luk.5) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A179.mp3

Christus in u (Kol.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A180.mp3

Het tweede Pascha (Num.9) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A181.mp3

Maar gij zult Mij zien (Joh.14) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A182.mp3

Adoni-Bezek’s duim (Richt.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A183.mp3

Israël en de Gemeente (Hand.15) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A184.mp3

Kruis of Kroon? (Luk.19) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A185.mp3

Zuiver water des levens (Op.22) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A186.mp3

De heilige stad (Op.21) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A187.mp3

Voor zichzelf rekenschap geven (Rom.14) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A188.mp3

Troost troost Mijn volk (Jes.40) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A189.mp3

De gezindheid van Christus (Fil.2) Eeuwig leven ontstaat door de dood heen. Wie gelooft in de Heere Jezus Christus is met Hem gestorven en opgestaan. En zoals Hem de verhoging in de hemel wachtte, na Zijn vernedering op aarde, gebeurt dat ook met de gelovigen. Het is op aarde niet hun taak te heersen, maar te dienen. Daarin ging de Heere Jezus hen voor, wetend en vertrouwend dat Zijn verheerlijking zou volgen. Die weg gaat ook de gemeente, waarvan Hij het Hoofd is. Maar in haar vernedering op aarde houdt de Hogepriester in de hemel haar rein. Zij heeft zich aan Hem en Zijn Woord te onderwerpen. Daardoor heerst de éne gezindheid van Christus in de leden van Zijn Lichaam. Omdat zij allen met hetzelfde Hoofd zijn verbonden. “Hier ben ik om Uw wil te doen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A190.mp3

Door de Schelfzee (doopdienst, Ex.14) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A191.mp3

De Geest was nog niet (Joh.7:31) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A192.mp3

Pinksteren (Hand.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A193.mp3

Priester in de hemel (Hebr.5) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A194.mp3

Wie de Zoon heeft, heeft het leven (1Joh.5) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A195.mp3

Verblijdt u in den Heere (Fil.3) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A196.mp3

Dat dan de zonde niet heerse (Rom.6) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A197.mp3

Nu zijn wij kinderen Gods (Joh.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A198.mp3

Wedergeboorte, band 1 (Joh.) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A199.mp3

Wedergeboorte, band 2 (1Joh.) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A200.mp3

Twee naturen (1Joh.) Wie gelooft in Christus, heeft twee persoonlijkheden. Dat ‘dubbelleven’ kan hem verwarren. Daarom moet hij zichzelf leren zien, zoals God hem ziet. Zijn nieuwe leven (door wedergeboorte) is geborgen in Christus en vrij van zonde. De oude, vleselijke mens zondigt, maar is voor God dood. Daarom mag de christen zijn natuurlijke status als ‘afgelegd’ beschouwen. Worstelt hij tóch met een schuldgevoel, wegens in zijn lichaam bedreven zonden, dan mag hij die belijden in de de zekerheid van vergeving. Wetend dat hij in een nieuw lichaam zondeloos zal zijn. “Wie uit God geboren is, zondigt niet.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A201.mp3

De verheerlijking op de berg (Mark.9) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A202.mp3

Behouden door Zijn leven (Rom.5) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A203.mp3

De maanzieke knaap (Mark.9) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A204.mp3

Oefening tot godzaligheid (1Tim.4) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A205.mp3

Alle menselijke ordening (1Petr.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A206.mp3

Het Lam Gods (1Petr.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A207.mp3

Zij bleven volharden (Hand.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A208.mp3

Bekering en doop (Hand.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A209.mp3

100, 60 en 30-voud (Mat.13) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A210.mp3

Dat zij U kennen…… (Joh.17) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A211.mp3

De opstanding en de jongste dag (Joh.11) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A212.mp3

De volheid der heidenen (Rom.11) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A213.mp3

De tijden der heidenen (Luk.21) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A214.mp3

De Farizeeër en de tollenaar (Luk.18) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A215.mp3

Ik zal U volgen (Luk.9) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A216.mp3

De ster der wijzen (Mat.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A217.mp3

Nieuwe wijn in nieuwe zakken (Luk.5) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A218.mp3

Getriomfeerd met Christus (Kol.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A219.mp3

Gethsemane (Gen.26) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A220.mp3

Het licht der heidenen (Jes.49) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A221.mp3

De inwijding van de tempel (2Kron.6) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A222.mp3

Rijdend op een ezel (Mark.11) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A223.mp3

De tien en Thomas (Joh.20) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A224.mp3

Mozes’ vlucht (Ex.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A225.mp3

In God is mijn heil (Ps.62) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A226.mp3

Mozes, Jozef, David & Jezus (Hand.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A227.mp3

Leid mij op een rotssteen (Ps.61) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A228.mp3

Gij zijt goden (Ps.82) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A229.mp3

Verstandig acht geven (Joz.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A230.mp3

Babel en Bethel (Gen.28) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A231.mp3

Bekeert u en laat u dopen (doopdienst, Mat.3) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A232.mp3

Koper, ijzer en leem (Dan.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A233.mp3

Het beest en Babel (Op.17) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A234.mp3

Aanstelling tot zonen (Joh.8) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A235.mp3

De eerste en tweede tabernakel (Hebr.9) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A236.mp3

De Herder stelt Zijn leven (Joh.10) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A237.mp3

Saulus & Saulus te Filippi (Hand.16) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A238.mp3

Vervreemd van het burgerschap Israëls (Ef.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A239.mp3

Verlossing uit slavernij (Hebr.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A240.mp3

De sleutel tot wijsheid Alleen wie van bovenaf kijkt, begrijpt iets van de aarde. Hij leert aarde, hemel en toekomst te zien zoals God die ziet. Daar is echte wijsheid voor nodig, die niet ‘onder de zon’ wordt gevonden, maar in Gods Woord en alleen beschikbaar komt voor wie gelooft. Wat de natuurlijke mens wijs vindt, inclusief veel van zijn tradities en religie, is in Gods ogen dwaas en ijdel. Het vloeit voort uit ongeloof. De oude (dwaze) mens is gebonden aan de oude schepping en haar ijdelheid. Christus is Heer van de nieuwe schepping en de sleutel tot de daarbij behorende kennis, rechtvaardigheid en verlossing. Dwazen worden wijzen door geloof in Hem. Een fundamentele bijbelstudie over het wezen van de gelovige. “Christus is voor ons wijsheid van God.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A241.mp3

De hemelse Gemeente (1Thes.4) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A242.mp3

Deze Jezus zal alzo wederkomen (Hand.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A243.mp3

Hulp te bekwamer tijd (Hebr.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A244.mp3

Pinksteren en Pasen (Hand.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A245.mp3

Niet alleen voor dat volk (Joh.11) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A246.mp3

Juda zal gaan tot Israël (Jer.3, 4) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A247.mp3

Vernieuwing des gemoeds (Rom.12) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A248.mp3

Kennis maakt opgeblazen (Luk.14) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A249.mp3

Paulus op de berg Sinaï (2Kor.12) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A250.mp3

Toegerekende gerechtigheid (Rom.4) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A251.mp3

De vraag der Grieken (Joh.12) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A252.mp3

De hoop in de hemelen (Kol.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A253.mp3

Jozef, Maria en Jezus (Mat.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A254.mp3

Simeon en de dochter van Aser (Luk.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A255.mp3

Jezus, Judas en Johannes (Ps.41) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A256.mp3

Volmaakte liefde (1Joh.4) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A257.mp3

Blijven in de Wijnstok….. (Joh.15) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A258.mp3

Heiligmaking des Geestes, deel 1 (2Thes.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A259.mp3

Heiligmaking des Geestes, deel 2 (2Thes.3) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A260.mp3

Brood en wijn (Mat.26) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A261.mp3

De vrucht der lippen….. (Hebr.13) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A262.mp3

Aanstelling tot zonen (Rom.8) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A263.mp3

Gemeente uit Joden en Heidenen (Ef.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A265.mp3

De tegenwoordige waarheid (2Petr.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A264.mp3

Een lied op de sabbathdag (Ps.92) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A266.mp3

Wet of Genade (Gal.5) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A267.mp3

De verwoesting van Jeruzalem (Luk.21) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A268.mp3

De tempel en de voorhof (Op.11) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A269.mp3

Water en Bloed (1Joh.5) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A270.mp3

Rechtvaardiging uit werken (Jak.1, 2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A271.mp3

Gezegend in Christus (Ef.1, 2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A272.mp3

Geen geweten der zonden (Hebr.10) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A273.mp3

Het teken der tongen (Jes.28) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A274.mp3

De 144.000 (Op.7, 14) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A275.mp3

De 2300 avonden morgens (Dan.8) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A276.mp3

Alle knie zal zich buigen (Fil.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A277.mp3

De belofte van een goed geweten (doop, 1Petr.3) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A278.mp3

Kores, Christus en Israël (Jes.45) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A279.mp3

Gelijk allen in Adam sterven (1Kor.15) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A280.mp3

Efeze en het Oude Testament (Ef.) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A281.mp3

Op Uw woord heb ik gehoopt (Ps.119) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A282.mp3

De Mens Jezus Christus (Luk.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A283.mp3

Wat hem wederhoudt weet gij (2Thes.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A284.mp3

De vergelding der erfenis (Kol.3:24) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A285.mp3

De verandering van ons lichaam (Fil.3) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A286.mp3

Christelijke politiek (Mat.6) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A287.mp3

Opklimmen en nederdalen (Gen.28) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A288.mp3

Het bloed Zijns kruises (Kol.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A289.mp3

Mede levend gemaakt met Hem (Kol.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A290.mp3

Hij geeft het in de slaap (Ps.127) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A291.mp3

Geloof en wedergeboorte (Joh.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A292.mp3

Geloof en opstanding (Rom.10) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A293.mp3

Geloof en bekering (Hand.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A294.mp3

Geloof en Hoop (Rom.8) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A295.mp3

Geloof en Dienst (1Petr.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A296.mp3

Petrus en Paulus en Jakobus (Hand.15) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A297.mp3

De Olijfberg en de berg Hor (Num.20 ) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A298.mp3

Joppe en Cesarea (Hand.10) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A299.mp3

Bethesda (doopdienst, Joh.5) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A300.mp3

Het anker der ziel (Hebr.6) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A301.mp3

Tegenwoordige waarheid (2Petr.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A302.mp3

Kribbe, Kruis en Kroon (Fil.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A303.mp3

Eéns broods deelachtig (1Kor.10) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A304.mp3

Gekroond met goedgunstigheid (Ps.5) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A305.mp3

Ik zal Mijn geloften betalen (Rom.6) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A306.mp3

Ismaël, Paran en Petra (Gen.21) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A307.mp3

De Palestijnse Staat (Zef.2 ) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A308.mp3

Het beloofde oordeel (2Petr.3) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A309.mp3

Pasen, Hemelvaart en Pinksteren (Hand.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A310.mp3

Oordeel over levenden en doden (1Petr.3) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A311.mp3

De Gemeente in Jesaja (Jes.53) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A312.mp3

Reiniging door de hoop (1Joh.3) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A313.mp3

Het zeer vaste profetisch woord (2Petr.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A314.mp3

De doop der bekering (doopdienst, Luk.3) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A315.mp3

Heden is de belofte vervuld (Hand.13) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A316.mp3

St. Michiel en de heilige berg (1Petr.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A317.mp3

Een schat in aarden vaten (2Kor.4) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A318.mp3

De vrucht van de Wijnstok (Joh.15) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A319.mp3

Zaligheid naar de heidenen (Hand.28) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A320.mp3

Jozef en zijn broeders (Gen.45 ) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A321.mp3

De schuilplaats des Allerhoogsten (Ps.91) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A322.mp3

Blijdschap en Gemeenschap (1Joh.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A323.mp3

Pinksteren en onze bedeling (Hand.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A324.mp3

Zijt niet bezorgd (Mat.6) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A325.mp3

Het lichaam; dood of levend? (Rom.6, 8) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A326.mp3

De hoofdsom der dingen (Hebr.8) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A327.mp3

Gemaakt tot Priesters (Op.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A328.mp3

De Zoon & Het Woord (Joh.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A329.mp3

Johannes de Doper & Jezus (Mark.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A330.mp3

Die is en was en komen zal (Op.1) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A331.mp3

De voorgestelde vreugde (Heb.12:2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A332.mp3

Hij, Die u roept, is getrouw (Hebr.13) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A333.mp3

Wat doet Christus vandáág? (1Joh.1) Veel gelovigen leven onder hun stand, hoewel zij verlangen naar méér geestelijke rijkdom. De oorzaak is, dat zij wel de kruisdood van Jezus hebben aanvaard, die een einde maakte aan de oude schepping, maar zich onvoldoende bewust zijn van Zijn huidige positie als Hogepriester. Op behouden wórden mag behouden léven volgen. Het nieuwe leven in de zekerheid dat in Hem alle zonden van de gelovige zijn weggenomen. “Van de zonde vrijgemaakt, zijn wij Gode dienstbaar gemaakt.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A334.mp3

Het Geofferde Lichaam (Heb.10) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A335.mp3

Onnaspeurlijke Rijkdom? (Rom.11) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A336.mp3

Kerstfeest? (Luk.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A337.mp3

Geest, Water & Bloed (1Joh.5) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A338.mp3

Het Ware Heiligdom (Hebr.9) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A339.mp3

Het offer van Jeftha (Richt.11) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A340.mp3

Israël of de Gemeente? (Rom.11) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A341.mp3

De Rechtvaardigheid Gods (Rom.3) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A342.mp3

Waarom de doop? (Luk.7) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A343.mp3

De verworpen Steen (Ps.118 ) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A344.mp3

De Deur, De Herder & De Schapen (Joh.10) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A345.mp3

Gerechtvaardigd door Zijn bloed (Rom.5) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A346.mp3

Antichrist & antichristen (1Joh.2) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A347.mp3

Die in Hem blijft die zondigt niet (1Joh.3) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A348.mp3

Eten van het altaar (1Kor.10) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A349.mp3

Spelende voor Zijn aangezicht (Spr.8) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A350.mp3

Ouderlingen, priesters & koningen (Op.4, 5) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A351.mp3

Het Evangelie (Jes.55) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A352.mp3

God is Alles in Allen (Op.21) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A353.mp3

Christus is Alles in Allen (Kol.3) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A354.mp3

Alles in Allen (Op.21 & Kol.3) God werkt niet aan de verbetering van de oude mens. Hij voorzag in Christus als begin van een nieuwe schepping, waarin Christus alles is in allen. Dit werk begon met de opstanding van Jezus op de derde dag na Zijn kruisdood. De Bijbel laat ons niet onwetend over de volmaking van Gods werk in Christus. “Opdat Christus zij alles in allen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A353.mp3 & https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A354.mp3

Lid van een kerk? (Mat.16) Geloof is individueel en geen instituut dat door mensen wordt aangeduid als kerk. Wie gelooft in het Woord van God, en dus in de Heere Jezus Christus, wordt van Godswege aan Christus en daarmee aan Zijn Lichaam, de Gemeente, toegevoegd. Menselijke organisaties hebben daar niets mee van doen en zijn in wezen onbijbels. “De Heere deed dagelijks toe die za- lig werden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A355.mp3

Een voor-wereldlijk plan (2Tim.1) Veel ouder dan de wereld is Gods plan met de mens. Daarin staat Jezus Christus centraal, Die door God werd uitverkoren als Eersteling van alle gelovigen. Wie op Christus vertrouwt, wordt volgens de Bijbel één met Hem en is daardoor mét Hem uitverkoren. Wie dat gelooft heeft in Gods ogen geen verleden meer dat veroordeling vergt. Alleen een toekomst. “Hij heeft ons uitverkoren in Hem, vóór de grondlegging der wereld.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A356.mp3

Nederigheid (Joh.8) Gehoorzaamheid aan God was het kenmerk van Jezus. Hij onderwierp Zich totaal aan het Woord van de Eeuwige. Als voorbeeld voor allen die geloven. Die houding staat haaks op het door theologen gestimuleerde streven van velen zich boven dat Woord te verheffen, in plaats van er nederig voor te buigen. In hoogmoed achten zij zichzelf hoger dan Jezus. “Die uit God is hoort de Woorden Gods.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A357.mp3

Jordanië en de Palestijnen (Ez.25) Wat is er toch met Palestina aan de hand? Dit stukje land is bijna dagelijks in het nieuws. Wat is er met de bewoners? Welke rol speelden de Filistijnen in de oudheid en welke rol spelen de Palestijnen in het heden? “En Abraham woonde als vreemdeling vele dagen in het land der Filistijnen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A358.mp3

Bent u ook blindgeboren? (Joh.9) Jezus van Nazareth genas een blindgeborene en gebruikte dat als teken van iets veel groters. De mens in duisternis heeft iemand nodig die hem ziende maakt. De specifieke manier waarop de blindgeborene werd genezen is een magnifieke uitbeelding van hoe nieuw leven zou worden verwekt. “Nooit is het gehoord dat iemand een blindgeborene de ogen geopend heeft.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A359.mp3

Een verhard volk (Joh.12) Nog gelooft Israël niet in zijn Messias. Het is blind voor de waarheid. Zijn hart is verhard, zegt de bijbel. Ooit zal het volk de naam van zijn Heer aanroepen. Dan verdwijnt de bedekking over Gods plan. Individueel wenden sommige joden zich al tot Hem. Zij krijgen nu al licht en uitzicht. Zoals iedereen die in Hem gelooft. Daarom mogen christenen Jood noch heiden het Evangelie van Christus onthouden. “Het hart van dit volk is vet geworden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A360.mp3

Hoezo millennium? (Joz.3) Hypocriet en onzorgvuldig is de ophef over de naderende overgang naar een nieuw millennium. Stromingen die niet of nauwelijks geloven in de geboorte van Jezus, hanteren nu opeens de daaraan gerelateerde jaartelling. Niet alleen vond de gebeurtenis in Bethlehem naar men aanneemt eerder plaats, maar ook zijn er nog andere jaartellingen in de wereld (geweest), zoals de Joodse, de Islamitische, de Romeinse en de Chinese. Voor wie in Christus gelooft, is vooral Diens opstaan uit de dood van belang. En Zijn naderende wederkomst. Deze cd geeft een uiteenzetting over Gods tijd en tijden. https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A362.mp3

Gezondheid! (1Tim.6) De kans op lichamelijke defecten groeit, naarmate men geen of ongezonde voeding tot zich neemt. Met ons geestelijke (eeuwige) leven is het niet anders. Ook dat heeft gezond voedsel nodig: Het Woord van God. Elke leer die niet daarmee overeenstemt, is schadelijk voor de menselijke geest. En in het verlengde daarvan vaak ook voor het lichaam, want veel kwalen komen voort uit psychische problemen. Gods Woord is niet cultuur- en/of tijdgebonden. Het is eeuwig en waarschuwt tegen alle daarvan afwijkende leringen, ook al lijken die interessant, aantrekkelijk of wetenschappelijk. Wie iets anders predikt dan de Heere Jezus Christus weet in feite niets en wordt volgens de Bijbel ‘opgeblazen’. Ziek dus. Daarom kan een gelovige niet zonder ‘de gezonde woorden’ van de Heere Jezus Christus. “Houdt vast aan het getrouwe Woord.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A363.mp3

De naaste Naaste (Luk.10) Kenmerk van een gelovige is dat Christus hem barmhartigheid bewees. Daarmee toonde de Heer Zich zijn Naaste, zoals de barmhartige Samaritaan in de gelijknamige gelijkenis dat was van de ten dode opgeschreven beroofde gewonde. Wie Zijn weldadigheid afwijst, kiest voor de dood. Alleen wie zich laat redden en de herberg (de Gemeente van Christus) binnendragen, waarvoor de prijs – naar analogie van de gelijkenis – door de Heer is betaald, ontvangt eeuwig leven. Uit deze bijbelstudie blijkt dat Christus de primaire Naaste van de gelovige is. En in Hem ieder ander lid van Zijn Lichaam. Die schriftuurlijke notie wijkt af van de sociale interpretatie die men in christelijke kring vaak aan het begrip naaste geeft. Niet de arme ontvanger, maar de rijke Gever is dé Naaste. “Wie heeft aan ons barmhartigheid bewezen?” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A364.mp3

De wanhoop van de Wet (Rom.9) Gods wet is heilig en rechtvaardig, maar de mens niet in staat die te volbrengen. Het probleem ligt niet in de goede wet, maar in de zondige menselijke natuur. De wet maakt de mens zondiger, in plaats van beter. Daarom is wedergeboorte nodig. Daardoor verandert het hart, ook al doet de oude vleselijke mens zich nog gelden. Maar onder de genade van Christus geldt niet wat men doet, maar wat men wil. Het denken is vernieuwd, maar ook de apostel Paulus constateerde dat zijn daden daarmee niet spoorden. God ziet het hart van de gelovige. En dát kan Hij, omdat Christus aan de eis der wet heeft voldaan, niet meer veroordelen. Evenals Hij mag de gelovige het oude leven los laten. Er geen acht meer op slaan. De tragiek van veel christenen is dat zij wanhopig de wet op zich toepassen, waarvan God hen heeft bevrijd. “De volmaakte wet is die der vrijheid.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A365.mp3

Geloof of Godsdienst? (Joh.6) Niet door werken komt de mens tot God. Ook niet door religieuze werken, gebaseerd op menselijke overwegingen. Veel theologie komt er op neer dat de mens zich boven Gods Woord verheft. Maar de Bijbel vereist dat hij zich daaraan onderwerpt in geloof. De theoloog Karl Barth noemde religie een middel in de hand van de mens om zich een toren van Babel te bouwen. Het is een poging God te eren met zichtbare plichtsbetrachting, waar het hart buiten staat, in plaats van verborgen omgang met Hem. Geloof impliceert niet werken vóór, maar rusten ín God. Daaruit vloeien alleen geestelijke ‘geloofswerken’ voort, op grond van genade en waarheid. Alleen Christus kon doen wat er gedaan moest worden om God bij de mens (en niet omgekeerd) te brengen. “Uw Woord is de Waarheid.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A366.mp3

Geest en Vlees (Rom.8) Niet wat hij doet, maar zijn denken vormt de essentie van de mens. De door wedergeboorte ontstane nieuwe mens existeert door vernieuwing van denken. De Bijbel noemt dat wandelen naar de Geest. Toch heeft de christen nog sterfelijk vlees. Dat kan hem verleiden tot vleselijk denken, zelfs in een religieuze context. Wie zijn verstand gebruikt om gedachten naar God ‘uit te zenden’ in plaats van die van Hem – door Zijn Woord – te ontvangen, wandelt misschien naar menselijke maatstaven ethisch en godsdienstig, maar daarmee nog niet ‘in de Geest’. De Bijbel maakt onderscheid tussen de bedenksels van het vlees en die van Gods Geest. De eerste zijn dood, de tweede vredig en rustgevend. In wie zich onderwerpt aan Hem, wordt het menselijke denken vanzelf minder dominant. “Bedenk de dingen die boven zijn.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A367.mp3

Geleid door de Geest (Rom.8) Voor gelovigen is het de bedoeling dat zij niet meer worden gestuurd door het denken van de oude mens. Zij wandelen niet naar het vlees, zegt de Bijbel, maar ‘naar de Geest’. Dat wil zeggen: naar het Woord van God. Zó worden zij geleid ‘in alle waarheid’, tot kennis van Christus. Dat gebeurt tijdens het aardse leven, waarin Gods kinderen op weg zijn naar het zoonschap, dat deel hebben aan de erfenis impliceert, die Christus al heeft ontvangen. In afwachting van die status leven gelovigen ‘lijdzaam’, zonder protest tegen wat hen mogelijk wordt aangedaan. Zoals ook Christus zich niet verzette. Lijden op aarde weegt niet op tegen de heerlijkheid die de gelovige wacht. “Wie door de Geest geleid worden, zijn zonen Gods.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A368.mp3

Het “Onze Vader” (Mat.6) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A369.mp3

Hebben en (vast)houden (Hebr.) Wie door geloof in Christus is wedergeboren draagt zelf de verantwoordelijkheid vast te houden aan het Woord en zich beschikbaar te stellen aan zijn Heer. De christen heeft een positie in de hemel, maar moet bereid zijn die ook in te nemen. Bereid zijn zich te melden bij zijn Hogepriester, Jezus Christus. Omdat Hij welkom is bij God, is de door Hem vertegenwoordigde gelovige dat óók. Wie onder het oude verbond voortkwamen uit het geslacht van Aäron waren priesters op grond van geboorte, maar moesten zich om als zodanig te functioneren wel eerst melden bij de hogepriester. Voor de gelovige onder het nieuwe verbond geldt hetzelfde, al leeft hij onder de genade en geenszins onder de wet. Ook genade moet gelééfd worden, op weg naar hemelse erfenis. Daartoe is stevig vasthouden aan Gods Woord noodzakelijk. Opdat men zijn positie kent en inneemt. “Daarom moeten wij ons temeer (vast) houden aan hetgeen gehoord is.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A370.mp3

Gevangenen van Christus (Ef.4) Omdat hij wegens zijn prediking in hechtenis belandde, werd Paulus letterlijk een gevangene van Christus. Maar geestelijk was hij dat al, zoals iedere gelovige. De mens is een gevangene van de wereld tot hij wordt wedergeboren. Dan komt hij in die ándere gevangenis, de Gemeente. Daar ontvangt hij, als hij zijn positie bij de genadetroon heeft ingenomen, gaven van de Heer. En daarmee verantwoordelijkheden om de overige gevangenen te dienen, zoals ook Jozef dat ooit deed, nadat hij van de ene naar de andere gevangenis was overgegaan. In Zijn verheven positie schenkt Christus ons gaven tot opbouw van Zijn Lichaam. “Hij heeft gaven gegeven tot opbouw van het Lichaam.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A371.mp3

Altijd Dezelfde (Hebr.13) Zoals Mozes de voorganger van het oude verbond was, is Jezus Christus die van het nieuwe. Op grond van Zijn geloof, waarin christenen Hem hebben te volgen, verkeert Hij nu ’ter rechterhand Gods’. Op veel plaatsen in de Bijbel is te vinden dat Jehovah altijd Dezelfde is. In Hebreën 13:8 wordt dat over Jezus Christus gezegd. Omdat Hij de uitdrukking is van Gods wezen en als zodanig onveranderlijk. Letterlijk staat er: altijd Zichzelf. Hij kreeg die status, door Zich volledig aan het Woord te onderwerpen en dat te prediken. Dáárin veranderde Hij niet. Het is de bedoeling dat gelovigen Hem in dat spoor navolgen. “Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A372.mp3

Kleedt u zich maar uit (Kol.3) De gelovige stelt zijn lichaam beschikbaar aan zijn Heer, wetend dat het nooit volmaakt wordt. Daarom ontvangt hij ooit, evenals Christus, een verheerlijkt lichaam. Volmaakt is nú al het nieuwe leven in hem, geboren uit onvergankelijk Zaad, met alle kenmerken van de Verwekker. Dat leven moet worden gevoed door (onderwerping aan) Gods Woord. Daarmee is de zondige oude mens niet verdwenen, maar God heeft die dood verklaard. Rekent er niet meer mee. Het is aan de christen hetzelfde te doen. Een kwestie van negeren. Afleggen. Uitdoen, zoals een kledingstuk, om de nieuwe mens aan te doen. Dat is iets anders dan de oude mens actief bestrijden, waardoor die de volle aandacht krijgt. Dat is teveel eer voor iets waar God al mee heeft afgerekend. “Zoekt de dingen die boven zijn.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A373.mp3

Een tweesnijdend zwaard (Hebr.4) Een wapen dat kennelijk zélf strijd oproept, blijkt Gods Woord te zijn. Het is een ‘werktuig’ ter verdediging voor de gelovige. De Heere Jezus hanteerde het, toen hij werd verzocht in de woestijn en als Hij zichtbaar terugkeert op aarde, zal het volgens Openbaring opnieuw Zijn zwaard zijn. Het Woord brengt leven, maar in de toekomst ook oordeel. Doordat het vlijmscherp is, brengt het scheiding tussen geloof en ongeloof, vlees en geest, oud en nieuw leven. Het Woord heeft (slag)kracht en versterkt tegelijk het geloof van wie Christus toebehoort. “En neemt het zwaard des Geestes, Gods Woord.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A374.mp3

Aannemen alstublieft! (Joh.1) Tot bekering komen is een actie van de mens, gebaseerd op het in hem gelegde geloof. Een kwestie van aanpakken, aanvaarden, aannemen. Aan wie de eerste stap zet, schenkt God nieuw leven in Christus. Hem accepteren als Heer, Verlosser en Hogepriester, betekent: Zijn Woord aannemen en zich daaraan onderwerpen. De apostel Paulus onderschreef dat. Geestelijke mensen, zei hij, zijn gelovigen die het Woord hebben aangenomen en daaraan vasthouden. De boodschap van de Bijbel is dat de mens die het Evangelie heeft gehoord zich dat kan toeëigenen in geloof om vervolgens zijn hemelse positie in te nemen. “Zij namen het Woord gaarne aan.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A375.mp3

De drie getuigen (1Joh.5) Gemeenschap is de essentiële consequentie van liefde. Die waarheid wordt in deze studie van 1 Johannes 5 benadrukt. Het is onmogelijk God lief te hebben zonder gemeenschap met Christus, Zijn Woord en Zijn (en onze) broeders. In de praktijk van dat liefhebben, staat het Woord centraal. Dat getuigt van Hem. Volgens Johannes zijn er in totaal drie die van Hem getuigen: water, bloed en Geest. Bij nadere studie blijken die synoniem te zijn. Alle drie spreken zij over Gods Woord, de levensader en voeding – en dus het leven – van de gelovige. “Deze drie zijn tot één”, zegt de Bijbel dan ook. Zij staan voor het éne getuigenis dat God de gelovige eeuwig leven heeft gegeven. “De Geest, het water en het bloed; die drie zijn tot één.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A376.mp3

Heiligmaking (1Thes.4) Niet wat de mens doet, bepaalt wie hij is, maar wat er in zijn hart leeft. Zijn (al dan niet nieuwe) denken stuurt zijn leven. Dáár kijkt God naar, niet naar de buitenkant (de persoon). Op die buitenkant is de wet gelegd, die de mens gevangen houdt in een web van regels waaraan hij met eigen werken zou moeten, maar onmogelijk kan, voldoen. Heiligmaking is – evenals reiniging – volledig het werk van de Heer in de gelovige, door Zijn Woord. Gelovigen zijn heiligen wegens hun wedergeboorte. Het is de bedoeling dat er in de (geloofs)praktijk van hun leven heiliging zal zijn. Opdat zij het Koninkrijk niet alleen binnengaan, maar daar ook deel hebben aan de erfenis. “De wil van God is uw heiligmaking.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A377.mp3

Een licht is opgegaan (Op.22) Het Kerstfeest wordt traditioneel gevierd rond het tijdstip van het voormalige heidense lichtfeest. Voor gelovigen is Christus de Morgenster naar Wie de hemellichamen door de eeuwen heen hebben verwezen. Ooit wees ook een ster aan ‘wijzen’ de weg naar Hem. Wie nu ‘wijs’ is volgt het licht van het Woord om Hem te vinden, Die scheiding brengt en voor Wie eens ook de duisternis van de wereld, inclusief alle dwaallichten, zal zwichten. Het Woord des levens geeft de wijze zicht, al houdt de wereld hem voor dwaas. “Maar God heeft in onze harten geschenen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A378.mp3

Volharden tot het einde (Mat.24) Behouden worden, houdt méér in dan tot geloof komen. Dat is pas het begin, waarna de gelovige ook behouden mag gaan léven. Hij draagt het eeuwige leven al in zich, maar het is nog iets ánders dat ook – onder invloed van het nieuwe denken – op aarde al te praktiseren. Dat vergt volharding, zegt de Bijbel. Voor geestelijke groei is het nodig te blijven bij de ‘gezonde leer’, het voedzame Woord van God. Een kwestie van vasthouden. In de wetenschap dat het eeuwige leven al is begonnen. En intussen lijdzaam (ver)dragen wat er op en wegens het vlees aan droefheid, tegenslag, beproeving over ons komt. Wie volhardt grijpt al naar de heerlijkheid die hem is beloofd. “Verdraag in alles.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A379.mp3

Zon, maan en sterren (Mat.24) In rep en roer zal de kosmos zijn, vlak voordat Christus met Zijn gemeente zichtbaar verschijnt op de Olijfberg. Duisternis zal er heersen. De maan krijgt de kleur van bloed, de zon wordt verduisterd en sterren vallen. Door heel de Bijbel wordt profetisch verwezen naar die in Mattheüs ultiem aangekondigde verschijnselen, ter inleiding van de ‘dag des Heeren’. Tekenen aan de hemel waren altijd inherent aan Gods spreken. Dat zal ook zo zijn aan de vooravond van het komende vrederijk en de daaraan voorafgaande verdrukking over Israël en de volken. Velen zullen omkomen, maar ook dan is er ontkoming voor wie (het Woord) gelooft. “De dag des Heeren is groot. Wie zal hem verdragen?” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A380.mp3

Geen projectie, maar reflectie (2Kor.3) Trouw aan Gods Woord is de weg naar de heerlijkheid van de gelovige. Door afhankelijkheid van dat ‘Licht op zijn pad’ brengt Hij eer aan Wie eer toekomt. Het is zijn hoge roeping het Woord niet alleen te laten horen, maar het ook te léven. Een proces van hemelse gewenning. Van al doende leren hoe God naar de Zijnen kijkt. Zó gaan gelovigen de heerlijkheid van Christus reflecteren: uit Hem ontvangen licht weerkaatsen, in plaats van zichzelf te projecteren. Met een voor Hem brandend hart doen zij ook ‘doodgewone dingen’ op aarde ‘als voor de Heere’. “Veranderd worden van heerlijkheid tot heerlijkheid.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A381.mp3

Wijze en dwaze maagden (Mat.25) Deel hebben aan Gods beloften vergt geloof. Dat was altijd zo en zal ook in de toekomst zo zijn. De gelijkenis van de wijze en dwaze maagden illustreert die realiteit, maar heeft geen betrekking op de tijd waarin wij leven. En daarmee niet op de Gemeente die geenszins – zoals de tien maagden – door de komst van haar Heer wordt verrast als door “een dief in de nacht”. Dat beeld verwijst naar de terugkeer van Christus, nadat Zijn Gemeente al in de hemel is opgenomen en Hij zichtbaar zal zijn op de troon van Zijn heerlijkheid. De maagden symboliseren het Israël en de volken in díe dagen. Aanvaarding door de Bruidegom zal ook dán geschieden op grond van persoonlijk geloof. “Wie gereed waren, gingen met Hem in.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A382.mp3

Erfenis der vrijheid (Jes.54) Uit genade en niet op grond van de wet ontvangt de Gemeente van Christus de erfenis. Zoals eens niet de zoon van de slavin Hagar, maar die van de vrije, onvruchtbare Sarah (uit genade) erfde. Hetzelfde geldt voor Israël. De eerste huwelijksrelatie met Jehovah is verbroken, maar de Opgewekte zal een nieuw verbond sluiten en gemeenschap hebben met dat volk. Dan zal Israël eindelijk vrucht dragen en het beloofde land voor altijd bewonen, nadat het daarbuiten – en buiten het regime van de wet – tot geloof is gekomen. Nu al is de Gemeente, de “zoon der vrije” uit de heidenen, de hemelse erfgenaam. “Wij zijn kinderen der belofte.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A383.mp3

Eeuwig leven met verlies (Rom.5) Omdat het leven dat de gelovige ontving eeuwig is, kan hij dat per definitie niet meer kwijt raken. Het is naar zijn aard onvergankelijk. Wie éénmaal behouden is, kan niet meer verloren gaan. Maar wel veel verliezen. Het doel van de christen is dat hij het nieuwe leven in Christus (uit)leeft, praktiseert. Dat hij zich onder Zijn leiding stelt, waardoor de ‘vernieuwing van denken’, het licht der Waarheid, zal toenemen. Het geestelijke leven wordt bepaald door de mate van inwoning van het Woord in het hart van de mens. Wie zich daaraan onttrekt, raakt weliswaar niet gescheiden van de liefde van Christus, maar lijdt wel schade. Hij zal behouden zijn, maar loon verliezen. “Behouden worden als door vuur heen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A384.mp3

Kracht ná het kruis (Rom.5) Hoewel christenen het kruis als symbool hebben, krijgt het sterven van hun Heer in de Bijbel niet de meeste aandacht. Door Zijn dood wordt niemand behouden! Die was een juridische afrekening, op grond van Gods wet, voor de zonde(n) van heel de mensheid. In Hem stierf die en verbrak God Zijn relatie met het schepsel. En op een dode is de wet niet meer van toepassing. Gelovigen zijn uit de dood tot nieuw leven gewekt, in het verlengde van Christus’ opstanding (wedergeboorte). Dood naar het vlees, levend door Zijn Geest. Veel christenen komen in hun geloof en belijden niet verder dan het kruis. Paulus noemt hen beklagenswaardig. De heerlijkheid van Gods kinderen vindt zijn oorsprong in Christus’ verrijzenis! “Hem te kennen en de kracht Zijner opstanding.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A385.mp3

De termijn der volkeren (Luk.21) Wat staat Israël te wachten? Zowel in Lukas 21 als in Mattheüs 24 geeft de Heere Jezus antwoord op die vraag. Beide gedeelten bevatten hetzelfde betoog, maar met sterk verschillende accenten. In Lukas 21 gaat het over de verwoesting van de tempel, die in het jaar 70 plaatsvond, in Mattheüs over Zijn wederkomst en de toekomstige verwoesting van Jeruzalem. Beide begeleid door dezelfde verschijnselen (oorlogen, hongersnoden, aardbevingen enzovoort), maar er zijn ook grote verschillen. In Lukas wordt het volk weggevoerd, in Mattheüs teruggebracht naar zijn gereinigde land. Zover komt het niet zolang de Gemeente nog op aarde is. Jeruzalem is nu een heidense stad. Maar gelovigen zien uit naar Israëls bekering. “Jeruzalem wordt vertreden door de heidenen, totdat…..” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A386.mp3

De startstreep en daarná (Rom.5) Wie is wedergeboren, kan niet meer verloren gaan. Tóch moet hij dan nog behouden worden. Een gelovige die eenmaal tot Christus kwam, maar daarna niet bereid was heel de loopbaan te gaan, is een hemelburger. Maar hij deelt niet of nauwelijks in het loon, de erfenis, de heerlijkheid van Christus. Hij is niet trouw aan zijn hemelse roeping en blijft aards gericht. Terwijl God hem graag bekwaam maakt om de ‘wedloop’ te lopen. Dat is het hier en nu al leven van het nieuwe, onvergankelijke leven in Christus. Iets totaal anders dan altijd blijven staan bij de startstreep van het behouden (gered) zijn. Wie niet verder komt dan dat is behouden voor de hemel, maar verloren voor het loon. “Loopt alzo, dat gij die prijs mocht verkrijgen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A387.mp3

De Gemeente in Openbaring (Op.1) Hoewel velen het tegendeel beweren, komt de Gemeente van Christus duidelijk voor in het bijbelboek Openbaring. Dat sluit aan bij de beperkte (bedekte) informatie over dat onderwerp in het Oude Testament. Het werpt een blik op het moment dat Christus openbaar wordt en met Hem Zijn Lichaam, dat Hem daartoe eerder al tegemoet zal zijn gegaan. Openbaring spreekt over het (dan zichtbare) delen in Zijn heerlijkheid van de uit de volken ‘weggerukte’ Gemeente. Dezelfde Gemeente die het in de grote verdrukking tot geloof gekomen restant van Israël zal voeden en onderwijzen. En de wereld oordelen. “…..Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A388.mp3

Een priesterlijk geslacht (Mal.) Zoals het eerstgeboorterecht niet naar eerstgeboren Ezau, maar naar Jakob ging, kwam het later ook niet bij Israël maar bij de Gemeente terecht. Israël struikelde in ongeloof over een religieus systeem, dat door de apostel Paulus vuilnis werd genoemd. Nadat de Joden Christus en daarmee Diens nieuwe verbond afwezen, vormde Hij Zich een ander priesterlijk volk. Dat zal bij Zijn terugkeer met Hem verschijnen. Dan ook zal Israël niet langer rechtvaardiging zoeken in eigen werk, maar in geloof. Tot dat moment is de Gemeente geroepen tot verkondiging van Gods Woord. Aan ieder die het wil horen. “Gij zijt een koninklijk priesterdom, een heilig volk.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A389.mp3

In de opperzaal (Hand.1) De tekenen die zich manifesteerden op de Pinksterdag, het begin van de huidige bedeling, vormden een zicht- en hoorbare demonstratie van wat fundamenteel al was gebeurd bij de opstanding van Christus. Zij wezen profetisch naar de uitstorting van de Heilige Geest op “alle vlees” in de toekomst. Daarop wacht de gemeente in de verborgen hemel, zoals destijds de discipelen in de opperzaal, tussen Zijn hemelvaart en Pinksteren. Als Hij terugkeert, wordt Zijn Lichaam mét Hem openbaar om, gelijk eens Petrus, geheel vol van de Geest het evangelie te brengen aan het Joodse volk, dat zich bekeert. Dan komt de gemeente uit de hemelse positie tevoorschijn en wordt haar roeping eclatant zichtbaar in de wereld. “Gij zult kracht ontvangen als de Heilige Geest over u komt” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A390.mp3

Levende hoop (1Petr.1) De identiteit van de christen is zijn innerlijk, “de inwendige mens”. Hij is in Christus wedergeboren tot een “levende hoop”. Dáárin ligt zijn vreugde. Niet in aardse omstandigheden, hoe rooskleurig of triest die ook lijken. De levende hoop van de christen bevindt zich in de toekomst, maar straalt af op het heden, omdat hij nú al wandelt in de hemel. Het is de bedoeling dat hij zich richt op die (eeuwige) realiteit. Dat beïnvloedt zijn huidige wandel. En omgekeerd: die wandel heeft invloed op de hemelse positie (het loon) dat hem wacht. Daarom adviseerde Paulus de gelovige te vergeten wat achter hem ligt en te jagen naar die aan zijn roeping verbonden erfenis. Een loopbaan waarvan geloof, hoop en liefde de kenmerken zijn. “Een erfenis is in de hemel bewaard voor u.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A391.mp3

De Gemeente in Psalm 16 (Ps.16) In de Psalmen sprak David profetisch woorden van zijn komende Zoon, de Heere Jezus Christus. Paulus en Petrus hebben dat bevestigd. In Psalm 16 klinkt de stem van de Messias in Zijn rol van de zich aan Jehovah onderwerpende Dienstknecht, die later de hoogste naam ontving. Daar en elders in dat poëtische bijbelboek gaat het over vervolging door wettische ongelovigen. En over genade in de komende Verlosser, Die uit de dood werd bewaard. Omdat Hij (op) God vertrouwde! Gelovigen mogen Hem daarin volgen. De profetie in Psalm 16 is primair van toepassing op de Heere Jezus Christus. Maar in het verlengde daarvan op alle gelovigen. Want zij hebben Zijn kracht en leven ontvangen. “Bewaar mij, o God, want ik vertrouw op U.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A392.mp3

De toekomst van Jeruzalem (1Thes.5) Wie het huidige Jeruzalem “de heilige stad” noemt, grijpt vooruit op wat nog gaat komen. De stad waar de Messias door de Joden werd verworpen kan onmogelijk heilig zijn. Zover is het pas als dé Zoon van David er recht zal spreken. Nu nog staan de stad en het land een gesel van verwoesting te wachten, die daarna ook alle andere volken zal treffen. Voor hen volkomen onverwacht. Daar gaat wel vrede met de buurlanden aan vooraf, geleid door de antichrist, maar dat zal een schijnvrede blijken. De gemeente van Christus is daar ook niet rechtstreeks bij betrokken. Die is dan al opgenomen om met Christus te delen in Zijn hemelse erfenis. “Laat ons niet sla- pen, zoals de anderen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A393.mp3

Achter het gordijn (Hebr.9) Wet en genade sluiten elkaar uit. Naar die realiteit verwees de tabernakel. Dagelijks werkten priesters in het heilige, behalve op de jaarlijkse Grote Verzoendag, als de hogepriester het heilige der heiligen betrad. Voor de christen is het zélf werken onder het regime van wet en religie voorbij. Hij passeerde met zijn hemelse Hogepriester het voorhangsel naar het heilige der heiligen. Is met Hem gestorven en opgestaan. Achter het gordijn ligt de “verse en levende weg” der genade. Het oude verbond is voorbij, het nieuwe is gekomen. Daardoor belandt de gelovige automatisch “buiten de legerplaats”. Buiten de systemen van de wereld en (dode) religie. Het is zijn verantwoordelijkheid die (hemelse) positie in te nemen. “Laat ons vrijmoedig toegaan tot de troon der genade.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A394.mp3

Kaïn en Abel (Gen.4) Dat bij het plantaardige offer van Kaïn geen bloed vloeide was niet de reden waarom de Schepper het afwees. Het offer kwam, anders dan bij zijn broer Abel, voort uit een ongelovig hart en is daarom vergelijkbaar met de levenloze, religieuze offerande van het volk Israël. God eist niet de eigenzinnige godsdienst waarvoor Kaïn model stond en die vervolging van in vrijheid levende gelovigen voortbrengt. Abel was een type van de Heere Jezus en werd, evenals Hij, gedood. Ook wie in Hem gelooft kan op vervolging rekenen. Maar ook op een eeuwige toekomst. Op eigen dunk gestoelde werken zijn het kenmerk van alle religies. Een éénheid die de bakermat wordt van de grote tegen Christus gekeerde wereldleider. “God gaf over Abel’s gaven getuigenis.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A395.mp3

Mozes en Christus (Ex.2) In leven, spreken en werk was Mozes een type van de Heere Jezus. Zijn getuigenis bevatte, zoals zoveel uit het Oude Testament, nieuwtestamentische waarheden. Net als de Messias gaf hij een hogere positie (aan het Egyptische hof) prijs om met zijn volk vernedering te doorstaan. Hij kwam om het naar verlossing uit slavernij te leiden. Omdat hij zag, dat er niemand was, stelde hij zich ervoor beschikbaar, als een dienstknecht. En evenals de Heere Jezus werd hij aanvankelijk verworpen, toen hij van de waarheid getuigde. Maar in geloof behaalde hij de overwinning van het Pascha en kon de “verderver” de eerstgeborenen niet raken. Zoals hij dat ook nu de eerstelingen van een nieuwe schepping (de Gemeente) niet kan. “Hij zag op de vergelding des loons.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A396.mp3

De profetie van Simeon (Luk.2) Samengebald in enkele zinnen verwoordde Simeon bij het zien van het Kind Jezus wat Gods plan is met de Gemeente, Israël en de overige volken. Hij besefte dat uiteindelijk de Zaligmaker was gekomen, over Wie de profeten hadden gesproken. Het is de boodschap die Israël had moeten prediken, maar dat volk heeft wet boven genade in Christus verkozen. Dat evangelie van behoudenis door geloof alleen wordt daarom nu verkondigd door de Gemeente. Israël is (tijdelijk) niet meer Gods volk, maar zal dat in de toekomst wel weer zijn. Om ná de opname van de Gemeente alsnog naar Zijn plan aan de volken van deze wereld het heil te verkondigen. Opdat het Messiaanse rijk gevestigd wordt op aarde. “Heden is de welaangename tijd.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A397.mp3

Visioen voor hemelburgers (Zach.3) Het Oude Testament bevat veel profetieën over deze tijd waarin de Gemeente wordt gevormd en over het (nog) toekomstige zichtbare Koninkrijk van Jehovah. Het visioen van Josua, een type van de Heere Jezus tijdens Zijn aardse leven, is zo’n profetisch fragment, in Zacharia 3. Dat Josua “vuile klederen” droeg, verwijst naar de aangetaste heerlijkheid van de Heere Jezus, Die de ongerechtigheid van de wereld op Zich nam. Maar de hogepriester Josua kreeg nieuwe kleding, en Christus is opgestaan als Hogepriester en Hoofd van allen die in Hem geloven. Zij mogen, zoals Hij, het oude afleggen en werden hemelburgers, levend in de wetenschap dat straks het Koninkrijk ook zichtbaar wordt op aarde. Dan zal de verdorde vijgenboom Israël uitspruiten, tot heil van de volken. “Deze Jezus heeft God tot Heere en Christus gemaakt.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A398.mp3

De tegenwoordige Waarheid (Tit.2) Genade is de essentie in leven en leer van een christen. Hij heeft zelf genade ontvangen en mag die ook uitdelen. Genade is zijn bóódschap, “de gezonde leer”. Aan de Gemeente gegeven oudsten mogen de gelovigen daarin onderwijzen. Hun pad wordt soms gekruist door ijdele tegensprekers, met wettische theorieën, zonder blijde boodschap. De gezonde leer is onderwijs in genade, manend tot matig en rechtvaardig leven in een wereld waarin gelovigen vreemdelingen zijn. Geen slaven, maar vrije mensen, met een blik op de toekomst. Voor hén gaf Christus Zich ná Zijn opstanding over. Om hen te reinigen, tot dienstbaarheid aan Hem en aan de Gemeente. “Doch gij, spreek de gezonde leer.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A399.mp3

Vruchten na onvruchtbaarheid (Luk.8) De opwekking van het dochtertje van synagoge- overste Jaïrus en de genezing van een bloed vloeiende vrouw impliceren beide herstel van vruchtbaarheid. Dat de twee verhalen in de Bijbel door elkaar lopen, verwijst naar Gods handelen met de twee en de tien stammen, respectievelijk Israël en de heidenen. De weg van de Heere Jezus naar de opwekking van Jaïrus’ dochter werd onderbroken door de genezing van een vrouw, die Hem ongezien (verborgen) aanraakte in geloof. Zij werd het beeld van de Gemeente der eerstelingen uit alle natiën en talen, die wordt gevormd terwijl het aardse Israël nog dood is. Pas na de voltooiing der Gemeente wekt God ook het gelovig overblijfsel daarvan alsnog tot leven. “Hij zal ons na twee dagen levend maken.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A400.mp3

Kiezen tegen kijken in (doopdienst, Luk.19) Geloven is kiezen tegen omstandigheden in. Anders dan vaak wordt gesuggereerd was de Heere Jezus’ intocht in Jeruzalem allerminst feestelijk en in feite geen intocht. Hij kwam niet verder dan de Olijfberg, vanwaar Hij met verdriet naar de stad keek. Tóch wist Hij van de troon die Hem wachtte. Dat was Zijn geloof, in de schijnbaar troosteloze situatie. De weg van iedere gelovige vergt telkens keuzen voor de Waarheid. In geloof bouwde Noach een ark op het land, waar geen water was. Omdat de Heer het gezegd had. Daarom ook laten christenen zich dopen. Gewoon in gehoorzaamheid aan Gods Woord. Geloven is de weg van Mozes – en lang na hem Luther – gaan. “Hier sta ik, ik kan niet anders.” “Dat gij uzelven stelt tot dienstknechten der gehoorzaamheid.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A401.mp3

Bezaleël en Aholiab (Ex.31) De oudtestamentische tabernakel verwees naar hemelse realiteit, door God aan Mozes getoond. Zo werd geestelijke waarheid in een zichtbaar teken tot uitdrukking gebracht. In feite is ook heel de oude schepping afbeelding van de hogere, geestelijke werkelijkheid. Die oude schepping is wel bezoedeld, maar God maakt een nieuwe. Gelovigen zijn daarvan de “eerstelingen”. In hen wil Hij zich uitdrukken. Zoals hij ook geestelijke waarheden uitdrukte in twee mannen uit Exodus: Bezaleël en Aholiab. Dat duo verwees al naar Christus “in Wie alle schatten der wijsheid en kennis verborgen zijn”, die ook gelovigen in zich dragen. Wat nu nog geestelijk in de Gemeente verborgen is zal straks zichtbaar zijn in Israël en de volken. En tenslotte in de nieuwe, volledig reine schepping. “Maar God heeft het óns geopenbaard door Zijn Geest.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A402.mp3

In Elia’s voetspoor….. (Mal.4) Velen hebben over zichzelf beweerd de teruggekeerde profeet Elia te zijn, over wie Maleachi sprak. Er zijn er nog steeds die dat doen….. Zij zijn uit op macht, op heerschappij over anderen. Dat leidt tot negeren van de Schrift. Die geeft overigens duidelijk aan, dat Elia verschijnt aan de vooravond van ‘de Dag des Heeren’, die met oordeel begint, na de opname van de Gemeente. Zoals Johannes de Doper zal hij dienstknecht zijn die voor zijn Heer uit gaat. Geen heerser. Maar tot dienstbaarheid en trouw aan de Heer en Zijn Woord is iedere gelovige geroepen. Hij hoeft niet te verkóndigen dat hij in Zijn dienst staat, maar mag daarin gewoon elke dag functioneren. Door niet te zoeken wat op aarde, maar wat ‘boven’ is. In de volle rust van kennis der Waarheid. “Wie is dan de getrouwe dienstknecht?” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A403.mp3

Het zaad van Amalek (Ex.17) De aanslag op Amerika’s hart vloeide voort uit Islamietische vijandschap jegens geheel Israël. Uit de tien stammen van dat volk, uitgezwermd over Europa en de USA, ontstond de ‘Gemeente der eerstgeborenen’. De twee stammen vormen het Jodendom. Afstammelingen van Ismaël voerden altijd ‘heilige oorlog’ tegen de uit- verkorenen Gods. Het is de oude strijd van Amalek. Uit jaloezie van eerstgeborenen, die – volgens typisch bijbelse gewoonte – het eerstgeboorterecht niet kregen. In de traditie van Ezau, Amalek, Agag en Haman achtervolgen in wetten gevangenen altijd hen die zijn bevrijd. Uit zaad van de eerstgeborene, Amalek, komt ook voort ‘de vorst, die komen zal’ (Dan. 9), die zich weldra openbaart in het nu nog verborgen Babel. “Wie naar het vlees geboren is, vervolgt wie naar de Geest geboren is.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A404.mp3

Het zaad van Ismaël (Gal.1) Valse profeten, zoals de stichters van Mormonisme en Islam, beweren hun boodschap van een engel te hebben ontvangen. God had dat voorzien. Daarom schreef Paulus in Galaten dat zélfs een engel niets aan het evangelie kan veranderen. De boodschap van genade is niet naar de mens en wekt weerzin bij wie onder het juk van wet en traditie blijven. Het is de oude strijd tussen het zaad van Ismaël en dat van Izak, respectievelijk verwekt in slavernij en vrijheid. Izak staat model voor wie door Christus zijn bevrijd; Ismaël – wiens Arabische nazaten via de Koran het eerstgeboorterecht claimen – staat model voor de wet. Zó ook verhouden zich in deze tijd nog het wettische Israël en de vrijgekochte Gemeente. De slaaf blijft de vrije vervolgen. Maar de Waarheid wordt mensen uit alle volken aangeboden. Zonder aanzien des persoons. “Die uit de vrije is de belofte.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A405.mp3

Het Boek des Levens (Op.20) Gelovigen hebben deel aan Gods plan. Ongelovigen niet. De Heer zal degenen die Hij kent nooit vergeten. Zij zijn en blijven opgetekend in het ‘Boek des Levens’ en zullen de dood niet zien. Johannes zag dat boek in zijn in Openbaring weergegeven visioen. Ook Israëls gelovig overblijfsel zal daarin blijken te staan. Ongelovigen worden er, als de Heer t.z.t. zal oordelen, niet in aangetroffen. Maar gelovigen delgt Hij er niet uit, omdat Zijn plan niet verandert. Het betaamt een christen in praktisch leven zijn hemelse positie in te nemen. Dat beloont de Heer, overeenkomstig Zijn hemelse boekhouding. “Verheugt u dat uw namen staan opgetekend in de hemel.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A406.mp3

Wat heet nou Israël? (Rom.11) De naam Israël is door veel partijen geclaimd. Lang waande de Kerk zich de rechtmatige opvolgster van Gods oude verbondsvolk, waarvoor zij geen toekomst meer zag. Ook de twee stammen (Juda) tooien zich ten onrechte met de naam van de twaalf, die onder Mozes uit Egypte werden geleid. Het Joodse volk ontstond pas na koning David en heeft de Messias afgewezen, waarna God zich een eerstgeborene uit de heidenen – en primair uit de tien stammen – verzamelde: de Gemeente van Christus. Als die is opgenomen in de hemel, zal Hij alsnog ook met Zijn aardse volk tot Zijn doel komen. Als eerste van alle volken aanvaardt Juda dan Christus. Maar dat doet niets af aan het eerstgeboorterecht van Efraïm (tien stammen), dat al in Genesis werd verankerd. “Het huis van Juda en Efraïm zullen tot één worden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A407.mp3

Als God niet meer zwijgt….. (Ps.83) God zwijgt in deze bedeling, maar liet in Zijn Woord een boodschap na voor gelovigen. Die vormen nú de Gemeente. Binnenkort zal een gelovig overblijfsel uit Israël Zijn aardse volk zijn. Beide hebben dezelfde vijand, omdat die tegen de Heer Zelf strijdt. Maar wie gelooft kan niet worden overwonnen door nazaten van Ismaël, Ammon, Amalek en alle anderen die in de lijn van slavernij de verlosten des Heeren haatten en zullen haten. Zoals de Gemeente nu wordt beschermd door Hem, zal Israël straks beschutting vinden buiten de legerplaats in Petra. Om vandaar met de ware Gideon het als eeuwige erfenis beloofde land binnen te gaan. Dan zal God niet langer zwijgen, maar Zijn oordeel brengen over het antichristelijke wereldrijk. “Zij maken heimelijk aanslagen tegen uw volk.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A408.mp3

De Opname en daarná (2Thes.2) Op grond van de Bijbel mag Christus’ Gemeente haar “hemelvaart” verwachten, ook wel “opname” of “toevergadering” genoemd. Daarna zou de antichrist openbaar worden. Ondanks gedetailleerde informatie die de apostel Paulus heeft gegeven en waarmee hij oudtestamentische profetieën verklaarde, weten veel gelovigen daarover weinig. Zoals het oordeel over Sodom uitbleef zolang Lot er nog woonde, komt de grote verdrukking pas over de wereld als de Gemeente is weggerukt. De duivel, nu nog verborgen rondgaande als een briesende leeuw, regeert dán zichtbaar als “mens der wetteloosheid”. Maar hij weet al dat zijn tijd kort is. Want het duurt niet lang meer totdat Christus mét de dan van hun aardse lichamen verloste gelovigen voor eeuwig zal regeren. “Zo dan, vertroost elkander met deze woorden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A409.mp3

De zalving (1Joh.2) Omdat Christus de Gezalfde is door Zijn opstanding, zijn wie tot Zijn Gemeente behoren óók gezalfd. Zij hebben Zijn Geest ontvangen. Die kunnen zij wel bedroeven, maar niet kwijtraken, want zij zijn wedergeboren tot ééuwig leven. In het Oude Testament verwees zalving met olie naar de komende Christus, van Wie ook de van top tot teen met olie gezalfde Aäron een beeld was. De geur ervan vervulde de hele tempel, zoals Christus nu de Gemeente vult met Zijn Geest, Die het Woord heeft voortgebracht. In Hem heeft de gelovige alles ontvangen, maar het blijft zijn verantwoordelijkheid zich daardoor te laten leiden. “Doch gij hebt de zalving van de Heilige…” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A410.mp3

Uitverkiezing en Predestinatie (Ef.1) Niet mensen zijn, maar Jezus Christus, dé Mens, is door God uitverkoren. Maar wie door geloof bij Hem horen, delen in die positie. Omdat Hij is uitverkoren, zijn zij dat óók, maar uitsluitend “in Hem”. De uitverkiezing van Christus dateert van ver vóór Adam. God stelde toen Iemand aan die al beschikbaar was en bereid Zijn wil te doen. In Christus zijn van nature onreine mensen voor God onberispelijk geworden. Omdat Híj onberispelijk is. Gelovigen zijn op weg naar het zoonschap. Hun Heer kreeg dat na Zijn opstanding. Dat is ook hún predestinatie, hun voorbestemming. Want uitverkorenen in Christus – nu al kinderen en erfgenamen – zijn gepredestineerd tot zonen in de toekomst. “Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem…..” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A411.mp3

Tot dienen geroepen….. (Kol.3) De gelovige is geroepen tot wandel in overeenstemming met zijn hemels burgerschap. Dat vergt gehoorzaamheid. De Heer Zelf was gehoorzaam tot de dood. De Bijbel wijst de christen op verantwoordelijkheden, die alle neerkomen op het dienen van Hem. Dat vergt ook onderwerping – als voor de Heer – aan aardse heren, zoals werkgevers en overheden. Ook in gezinnen behoort dienstbaarheid te heersen. Zodat vrouwen hun mannen onderdanig zijn en mannen hun vrouwen liefhebben, zoals de Heer Zijn Gemeente liefheeft. Samen zijn zij verantwoordelijk voor hun kinderen. Zij mogen die het Woord voorhouden en voorleven. Van kinderen wordt gehoorzaamheid aan ouders verwacht. De mens is van nature een dienstknecht. En de gelovige komt alleen tot ontplooiing als hij zijn Heer dient. “Elkander onderdanig zijn in de vreze Gods.” CDA412; A412

En leert van de vijgenboom (Mat.24) De vijgenboom is het beeld van de toekomstige Israëlietische staat, die uit gelovigen zal bestaan, onder leiding van de Messias. Zover is het met de huidige, grotendeels atheïstische natie nog niet. Ook de religieuze minderheid verwerpt er in ongeloof Christus, zodat er van leven geen sprake kan zijn. Vijgenboom en bladeren zijn al sinds Adam symbool van bedekking. Zij hebben betrekking op het uitwendige en daarmee op de wet. Nog steeds is de Heer in Israël niet verder gekomen dan de Olijfberg buiten Jeruzalem. De tegenwoordige Joodse staat brengt geen vrucht voort, maar de toekomstige zal dat wel doen. Nu nog is het Koninkrijk Gods dan ook verborgen. Weggenomen van Israël en gegeven aan een ander volk, de Gemeente uit de heidenen. “Het Koninkrijk zal van u weggenomen worden en een ander volk gegeven, dat zijn vruchten voortbrengt.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A413.mp3

Orpa, Ruth en Boaz (Ruth) Twee verhaallijnen lopen naast elkaar door het bijbelboek Ruth. Zij werpen een typologische schaduw vooruit op toekomende gebeurtenissen. Zoals Boaz dat met Ruth deed, zal eens het gelovig overblijfsel van het Joodse volk worden gelost in het land der belofte. Dat gebeurt nadat de relatie tussen Christus en de Gemeente openbaar is geworden. Die is nu nog verborgen, zoals ook over Ruths schoonzuster Orpa niets meer wordt vernomen. Boaz kon Ruth overigens pas lossen, nadat een andere (verborgen) losser, met méér recht erop, daarvan op dat moment moest afzien. Zo ook gaat de voor de wereld onzichtbare lossing van de Gemeente vooraf aan de zichtbare van Israel door de komende Koning. “Uw God is míjn God…” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A414.mp3

Verzegelde erfenis (Ef.1) In gelovigen is het eeuwige leven door de Heilige Geest uitgegoten, dat Christus, de Gezalfde, als Eerste ontving bij Zijn opstanding. Dat leven kan niet verloren gaan, maar de vraag is in hoeverre een gelovige ook bereid blijkt Gods werk in zich te laten doen. Want dát is bepalend voor zijn erfenis in de toekomst. De Heilige Geest is gegeven als onderpand daarvan. Met die Geest is de gelovige ook verzegeld, gemerkt, als eigendom van Christus. Tot hij de erfenis ontvangt, mag hij geloofswerk verrichten. Dat is niets meer of minder dan in alle rust op aarde al leven “als voor de Heer”. In de zekerheid dat God Zijn beloften nakomt. Gegarandeerd met het stempel van Zijn Geest. “De Geest, Die het onderpand is van onze komende erfenis.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A415.mp3

Valse Wetenschap (1Tim.6) Religie leidt niet automatisch naar God. Integendeel. Eerder geeft zij uit de mens zelf voortgekomen en daardoor onjuiste filosofische antwoorden op dito vragen. Wie ben ik? Wat doe ik op aarde? Waar ga ik heen? De Bijbel is daar helder over: De mens is hier om zijn Schepper te leren kennen. Helaas weigeren velen Hem te zoeken. Zij willen Hem dan ook niet vinden, maar zelf uitvinden. Dat complex van filosofisch getint dolen in duisternis en ijdelheid heet in de Schrift “valselijk genaamde wetenschap”. Daarin is geen plaats voor (het gezag van) Gods Woord. Maar wie de Heere nadert en zich aan Hem beschikbaar stelt, zal Zijn genade en hulp ontvangen. “Heb een afkeer van het ijdel roepen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A416.mp3

Maar nú spreekt de Zoon (Hebr.1) Niet op profeten is de Gemeente aangewezen om Gods stem te horen. Onder het Nieuwe Verbond spreekt Hij door de Zoon, met Wie gelovigen een hoge positie en nieuw leven in de hemel hebben gekregen. Wel of niet luisteren naar Gods dienstknechten onder het Oude Verbond had grote consequenties. Hoeveel te meer is het de verantwoordelijkheid van degenen die Christus, de Hogepriester, kennen en Zijn Woord hebben ontvangen, daarnaar te handelen. Dat komt neer op het (vast)houden en (uit)leven van de genade die hen is bewezen. Gods vuur zal al hun werken beproeven. Dat kan zowel loon als derving daarvan opleveren. “Zie toe dat gij Hem Die spreekt niet verwerpt.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A417.mp3

Brood en Wijn ten Leven (1Kor.15) Niet door Christus’ dood, maar door Zijn opstanding is de gelovige gerechtvaardigd. Daarom is Pasen het belangrijkste feest voor de christen. Het Lam Gods nam stervend de schuld van de wereld weg, maar daarmee was nog niemand behouden. Het nieuwe leven is de consequentie van (geloof in) Zijn opstanding. Het vloeit voort uit het Nieuwe Verbond, waarnaar brood en wijn bij het Heilig Avondmaal verwijzen. Veel predikers komen niet verder dan de dood van de Heere Jezus en lijken blind voor Zijn verrijzenis. Zij zien ook nauwelijks verschil tussen het Oude Verbond – waaraan door Zijn dood een einde kwam – en het Nieuwe: Het ontstaan van de Gemeente. Die heeft al deel aan de nieuwe schepping, waarvan de opgewekte Christus de Eersteling is. “Het oude is voorbij, ziet, het is alles nieuw geworden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A418.mp3

Eeuwig Leven: Geen toekomstmuziek (Joh.14) Velen beschouwen eeuwig leven als een louter toekomstig fenomeen, dat op zijn vroegst na het lichamelijk sterven begint. Een ernstig misverstand. Een mens ontvangt het nieuwe leven van Christus als hij tot geloof komt, zodat hij het vervolgens direkt kan (be)leven. Paulus zei: “Niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij.” Heel de Bijbel gaat in feite over de bij Zijn opstanding tot Zoon gestelde Heer. Aan Hem vertrouwt God de gelovigen toe, die Zijn leven hebben ontvangen. Dát leven gaat na het lichamelijk sterven gewoon door. Al vóór die tijd verkregen zij in Christus een hemelse positie. Voor Hem bleek de dood een nooduitgang te hebben. Daarom zullen wie bij Hem behoren de dood niet zien. “Opdat degenen die leven niet meer zichzelf zouden leven.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A419.mp3

Staan blijven! (2Thes.2) Genade die christenen ten deel viel is veel meer dan vergeving van zonden. Gelovigen hebben genade nodig voor hun loopbaan, hun praktische wandel. Alleen door bewust te blijven staan in de verkregen genade kunnen zij zich beschikbaar stellen voor hun Heer. En als priesters van de levende God mogen zij daarvan ook uitdelen. Maar om in te gaan in dat ‘Heilige der heiligen’ moet eerst de dienst in het heilige – onder de wet – achter hen liggen. Het is vervolgens de verantwoordelijkheid van de christen het ontvangen nieuwe leven ook metterdaad te leven. Dat vereist (zich) vasthouden aan de waarheid van de Schriften en blijven staan in de kracht van de Opgestane. Daartoe heeft Hij de zijnen gereinigd. Opdat zij met vrijmoedigheid hun hemelse positie bij de troon van de Hogepriester kunnen innemen. “Laat ons dan vasthouden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A420.mp3

Bediening van Paulus en Petrus (Gal.2) Petrus en Paulus hebben beiden het evangelie naar zowel Joden als heidenen gebracht. Weliswaar richtte ieder zich specifiek op één van de twee doelgroepen, maar niet exclusief. Paulus werd bekend als de apostel van de heidenen, Petrus als die van de Joden. Maar soms waren de rollen omgekeerd, hoewel zij de onderlinge taakverdeling respecteerden. Beiden moesten wel eerst leren dat het evangelie genade impliceerde in plaats van wet. De verschillen in bediening leidden vervolgens niet tot verschil in prediking. Er was “geen ander evangelie” dan dat men tot geloof in de opgestane Heere Jezus Christus moest komen. Die tijding brachten alle apostelen aan Joden, Grieken en ieder die het maar horen wilde. Dat is ook de taak van de Gemeente. “Ik spreek tot heidenen, voorzover ik der heidenen apostel ben.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A421.mp3

De Opstanding(en) (1Kor.15) Kerkelijke traditie heeft over het algemeen alleen leerstellige ruimte voor de opstanding van Christus en die op de Jongste Dag. Dat is weliswaar de regel, maar daarop zijn uitzonderingen. Er is kennis van de bedelingen en de positie van de Gemeente voor nodig om die te zien. Op de Jongste Dag, aan de vooravond van de nieuwe hemelen en aarde, zullen allen die ooit leefden opstaan, inclusief de gelovigen uit het Oude Testament, die daar destijds al naar uitzagen. De Gemeente “der eerstelingen” beleeft dat fenomeen al eerder, bij haar opname. Aan het begin van “de duizend jaren” gebeurt dat vervolgens met de martelaren die tijdens “de grote verdrukking” tot geloof zijn gekomen. Er is dus sprake van een rangorde van opstandingen, waarin de Gemeente een unieke positie inneemt, met – als enige van alle categorieën – een hemelse erfenis. “Christus, de Eersteling; daarna die van Christus zijn in Zijn toekomst; daarna zal het einde zijn.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A422.mp3

Leven in twee eeuwen (Gal.2) De veronderstelling van velen dat bij de opname van de Gemeente de wereld vergaat, stoelt goeddeels op een soms aanvechtbare vertaling in de Bijbel van het Griekse begrip “aioon”. Letterlijk betekent dat woord “eeuw”, in de zin van een aan een regime gekoppeld tijdsgewricht. De term “voleinding der wereld” in Mattheüs 13:40 en 24:3, bijvoorbeeld, heeft betrekking op het einde van de huidige nog door de satan beheerste “eeuw” en de daaropvolgende oogst van Christus. Met Zijn opstanding is intussen de “toekomende eeuw” voor christenen al begonnen, zodat die in twee eeuwen tegelijk leven: naar het vlees, de buitenkant, in die van de “zorgvuldigheden des levens” en geestelijk onder de heerschappij van de genade. Gelovigen leiden nog een bestaan in de huidige kosmos (wereld), maar horen niet meer bij deze eeuw. Dankzij de vernieuwing van hun denken, de verandering van hun innerlijk. “Doch wij spreken wijsheid… niet van deze eeuw…” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A423.mp3

Stap die dode wereld uit! (Op.1) In tegenstelling tot wat velen menen is Christus geen wereldverbeteraar. Ook Zijn Gemeente heeft niet de opdracht dat te zijn. De positie van de Heer én die van Zijn Lichaam is nog verborgen. Hij openbaart Zichzelf en Zijn plan der eeuwen alleen aan gelovigen. Pas in de toekomst wordt Hij zichtbaar voor de wereld. Nu nog onderwijst Hij exclusief door Zijn Geest. Wie Hem wil verstaan moet uit de door God dood verklaarde wereld stappen. Zó verzamelt Hij Zich een volk van priesters voor Zijn Naam. Daarná gaan de beloften voor Israël in vervulling en wordt “de vervallen hut van David” hersteld. En pas dán ook openbaart Hij Zich aan de wereld. Dan zal de Hogepriester ook Koning blijken. “Hij heeft ons getrokken uit deze boze eeuw.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A424.mp3

Gegeven om aan te nemen (Ps.68) De mens ontvangt wat God hem wil geven, alleen als hij dat aanneemt. Dat is altijd zo geweest en zal in de toekomst zo blijven. In en door Christus’ opstanding vallen gelovigen hemelse zegeningen ten deel. De Opgestane ontving die Zelf als Eerste en de Gemeente kreeg daar deel aan. De tragedie van Israël is dat het niet aanvaardde wat de Messias wilde schenken. Het volk wees Hem af in Zijn opstanding. Aan de Gemeente gaf Hij, behalve eeuwig leven, eerst Zichzelf en vervolgens apostelen, herders en leraren. Maar tegelijk is de Gemeente het Hem gegeven loon. In die hechte gemeenschap overlaadt Hij de Zijnen dag aan dag met zaligheid. Uit die zekerheid mogen zij leven. Het nieuwe, eeuwige leven. “Gaven zijn gegeven tot het werk der bediening.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A425.mp3

De verborgen Bruidegom (Hgl.3) Met het spannende boek Hooglied, over de hunkering van een vrouw naar haar geliefde, weet men in christelijke kring vaak geen raad. De naam van de Heere wordt er niet in genoemd. Het heeft dan ook betrekking op de huidige bedeling, waarin Hij Zich voor Zijn toekomstige bruid Israël verbergt. Het volk verlangt naar zijn Messias, maar zoekt Hem op de verkeerde plaats. De ontmoeting zal in de toekomst plaats vinden in de woestijn. Niet in de stad, die in de Bijbel altijd wereldse systemen met hun religieuze karakter symboliseert. Voor wie in Hooglied de gespannen relatie tussen Bruidegom en bruid herkent, heeft het boek een profetische lading. Als Israël tot Hem – de Andere en Opgestane – komt, zal Hij blijken de contouren van de Gestorvene te dragen. De weduwe onder het Oude Verbond, met Jehovah als Wetgever, zal de bruid onder het nieuwe zijn. Omdat Hij de wet heeft vervuld. “Ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A426.mp3

Het Zondeprobleem (Rom.6) Veel gelovigen worstelen met hun zonden. Daardoor strijden zij in feite tegen zichzelf. Gods Woord wijst een hogere weg. Voor een christen gaat het ten diepste niet om diens doen en laten, maar om wat hij gelóóft. De Bijbel roept hem op te aanvaarden dat hij met Christus is gestorven en opgestaan in nieuw leven. Dat is niet bezig zijn met een door God al opgelost probleem. De oude mens zoekt ervaringen en tracht zichzelf te verbeteren. De nieuwe mens wil God dienen en de Heer Zelf maakt hem daartoe bekwaam, door de waarheid van Zijn genade. Christenen mogen geloven dat zij dood zijn voor de zonde en die negeren. Om zich vervolgens beschikbaar te stellen van Christus. In plaats van de zonde heerst dan de genade over hen. “Maar onze bekwaamheid is uit God.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A427.mp3

De Gemeente is geen kerk (Op.2, 3) Om Zijn doel te bereiken gebruikt God mensen die zich aan Hem beschikbaar stellen. Geen kerkelijke instituties, die door de eeuwen heen tevergeefs hebben gepoogd Zijn koninkrijk op aarde te bouwen. Daardoor werd het zicht op de Gemeente van Christus, haar heerlijkheid en opname verduisterd. De brieven aan de gemeenten in Openbaring leggen diverse aspecten van dat feilen bloot. De machtsstructuren binnen kerkelijke organisaties staan veelal haaks op wat de Bijbel zegt over het functioneren van de Gemeente onder de éne Herder. Haar taak is te dienen, zoals de Heer Zelf kwam om te dienen, om vervolgens met eer en heerlijkheid te worden gekroond. “Maar gij hebt uw eerste liefde verlaten.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A428.mp3

De Gelovige bij uitstek (Fil.2) Christenen danken álles wat zij hebben ontvangen aan het geloof van de Heere Jezus. Voorafgaande aan Zijn opstanding en (daarmee) aanstelling tot Zoon was Hij volledig Mens. Dáárom kon Hij worden verzocht, de schuld van de mensheid op Zich nemen, Dienstknecht zijn en sterven. Allemaal vernederingen die onmogelijk de Godheid konden treffen. De unieke eigenschappen van de Heere Jezus maakten Hem niet tot God. Maar bij de tweede Adam leidden verzoeking en begeerte niet tot ontrouw, zoals bij de eerste. Satan kon Hem niet zover brengen. Dankzij Zijn geloof en gehoorzaamheid aan de Vader verkreeg Hij door dood en vernedering heen heerlijkheid, waarin de Zijnen mogen delen. Het is aan hen, als mede-erfgenamen van de eerste wedergeboren Mens, en de ultieme Gelovige, hetzelfde als Hij te verlangen en te begeren. “Want dat gevoelen zij in u dat ook in Christus Jezus was.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A429.mp3

De Symfonie der Gemeente (Rom.15) Samen zingend verkondigen christenen als Lichaam van Christus met één mond “de deugden des Heeren”. Zo vervullen zij een priesterlijke taak van het volk dat nu Zijn erfdeel is. Het sterfelijke lichaam van de gelovige is voor de zonde te niet gedaan. Maar hij mag dat “aarden vat” laten gebruiken door Hem, Die er nieuw leven in bracht. Door te verkondigen en te getuigen van de hoop die in hem is. Als zij zingt doet de Gemeente dat met één mond. Daarin komt de harmonie en eensgezindheid van het Lichaam tot uiting. Zoals spanning van snaren nodig is om geluid voort te brengen, zijn de “aarden vaten” onder druk bruikbaar voor Hem. Met het zingen van psalmen, lofzangen en geestelijke liederen communiceert de Gemeente en eert zij eendrachtelijk haar Hoofd. “Zingende de Heere met aangenaamheid in uw hart.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A430.mp3

De Leer der Apostelen (Hand.2) Nadat de discipelen blijkens de Evangeliën eerst over bepaalde aspecten van Gods heilsplan in onwetendheid hadden verkeerd, predikten zij vervolgens vrijmoedig de zaligheid in Christus onder het Nieuwe Verbond. Dat kon pas na Zijn opstanding. Aan de apostelen werd het inzicht gegeven om de woorden van de profeten in het Oude Verbond te duiden. Om licht te werpen op wat lang verborgen moest blijven. Zij die tot geloof kwamen bleven volharden in die “leer der apostelen”, gemeenschap en gebed. Het fundament waarop de Gemeente kon bouwen. Het christendom is daarvan met veel toegevoegde leerstellingen nogal afgeweken. De leer van de apostelen is die van de Heere Jezus Christus en ligt vast in de Bijbel, om de gelovige te leiden in alle waarheid. Een ander evangelie is er niet. “Vroeger niet geopenbaard, nu geopenbaard aan Zijn apostelen en profeten.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A431.mp3

De Ware Kerk (Ef.2) Adviezen om kerkverlating te beteugelen hebben weinig van doen met de éne Gemeente van Christus, die Hij Zelf bouwt. Degenen die tot Zijn Lichaam behoren kúnnen dat dus niet verlaten. Er zijn wel vleselijke gelovigen, die nauwelijks groeien. Zij zijn geneigd te hechten aan menselijke instellingen en – vaak onder verwijzing naar cultuurverschillen – verdeeldheid te bewerken. Dat was al bij de door Paulus vermaande Korinthiërs aan de orde. Er is evenwel maar één Gemeente en één boodschap voor Jood en heiden. God maakt geen onderscheid tussen culturen, religies of andere uiterlijkheden. Wie gelooft in de Heere Jezus Christus ontvangt eeuwig leven. Wie dat doet leeft uit genade onder het Nieuwe Verbond, aansluitend bij het geloof van Abraham. Niet onder dat met Mozes en de wet. “Hij heeft vrede verkondigd U die verre waart en die nabij waren.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A432.mp3

De Ontembare Tong (Jak.3) Terwijl de wereld menselijk spreken stimuleert, noemt de Bijbel de tong een niet (door de mens) te temmen kwaad. Een door tegen de waarheid in druisende hoogmoed gedreven instrument van de oude mens. De gelovige wordt dan ook geadviseerd niet te snel gedachten uit te spreken, maar vooral goed te luisteren naar Gods Woord. Dááruit is alles voortgekomen, ook het nieuwe leven. Het gevaar voor leraren is dat zij meer risico kunnen lopen eigen denkbeelden door te geven, in plaats van volledig te buigen voor het Woord. Toch is die onderwerping de opdracht voor een christen. Opdat hij wordt geleid door “wijsheid van boven”. Alleen daaruit kan in de praktijk een godvruchtige wandel voortkomen. Dan werkt Gods Geest ook in ons spreken door, mits wij ons daarvoor beschikbaar stellen. “Uit dezelfde mond komt zegen en vloek voort.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A433.mp3

De Deur, de Herder en de Stal (Joh.10) Met de begrippen Deur en Goede Herder in Johannes 10 (elders ook met Schaap), benoemde de Heere Jezus diverse aspecten van Zichzelf onder het Nieuwe Verbond. De beelden geven aan dat er maar één weg is naar de Gemeente, de kudde, waarvan Hij Zelf door Zijn opstanding de Eersteling en daarmee het Hoofd werd. Gelovigen volgen Hem in die wedergeboorte tot eeuwig leven. Niet vóór Zijn lijden en sterven, maar pas na Zijn opstanding werd Hij de Herder, de Hogepriester tot Wie de “schapen” vrije toegang hebben. Hij sterft niet meer, maar lééft voor de Zijnen en leidt hen naar het voedsel. En Hij waarschuwt tegen valse herders, de indringers met een bediening des doods onder de wet. Toevoeging aan de Gemeente vereist alleen geloof. Ook al in het oude testament – bij Abraham, Izak en Jakob – leidde alleen dát tot gerechtigheid. “Wie door de deur ingaat is de herder der schapen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A434.mp3

Gods volk van de toekomst (Zach.2) In tegenstelling tot wat velen menen, is de in Zacharia 2 geprofeteerde terugkeer van het Joodse volk nog niet begonnen. Die vindt pas plaats na de vólgende verwoesting van Jeruzalem. De herbouw wordt dan ter hand genomen door gelovigen, die Babel zijn ontvlucht. De Heer Zelf zal hen verzamelen en zij zullen Hem tot een volk zijn. Eerst Juda, daarna de tien stammen. Weliswaar vestigden zich ook na de Babylonische ballingschap Joden in het land, maar in het jaar 70 werd Jeruzalem verwoest. Daarna beloofde de Heere opnieuw dat het volk eens definitief in Zijn land veilig zal wonen. Nadat Hij het er Zélf heen heeft geleid en het Messiaanse rijk gesticht, waarin Israël macht heeft over de volken. Pas dán wordt het Zijn oogappel. Op grond van geloof zal men daarbij behoren. Zoals dat nu al geldt voor de Gemeente. “Ik zal tot heerlijkheid zijn temidden van haar.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A435.mp3

Beren op de weg (2Kon.2) Nog niet zichtbaar voor de wereld is het koningschap van Christus. Naar die realiteit verwees de kennelijke kaalhoofdigheid van Elisa. Wegens dat gebrek aan haar werd hij uitgescholden door 42 jongemannen, die met de woorden “kaalkop, ga op” lieten merken zijn aanwezigheid niet op prijs te stellen. Die houding kwam overeen met de weigering van Israël de Heere Jezus als Messias te aanvaarden, omdat die (nog) geen zichtbare, uiterlijke macht eiste. De geschiedenissen van Elisa, een type van de opgestane Christus, en diens voorganger Elia, hebben een sterk profetisch en typologisch karakter. Inclusief het merkwaardige fragment over de 2 beren die de 42 jongeren doodden. Het beeld van de beer staat zowel voor het Medo-Perzische rijk, waarin men de Heer niet mocht dienen, als het toekomstige equivalent daarvan onder de antichrist. Elisa ging na het incident met de beren naar Samaria: een verwijzing naar de Gemeente uit de heidenen, de in het Oude Testament nog bedekte waarheid. “Indien gij maar gehoord hebt van de verborgenheid.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A436.mp3

De ándere weg (Luk.5) De genezing van de verlamde in Lukas 5 heeft een profetische lading. Omdat dienaren van de wet de toegang tot de Heer blokkeerden kwam de verlamde via het dak tot Hem. Die route verwijst naar het Nieuwe Verbond en naar de onmogelijkheid om onder de op het vlees gelegde wet zaligheid te verkrijgen. Niet voor niets moesten op het dak eerst tegels worden weggenomen die de wet symboliseren. De verlamde kwam van bovenaf, via de “hemelse” weg. De Heer zag zijn gelóóf – i.p.v. wetsbetrachting – en schonk de man genade. Ondanks die demonstratie en het feit dat alleen uit genade eeuwig leven is te verkrijgen, beroepen veel christenen zich nog steeds op aan het Oude Verbond gerelateerde stelsels en regels, ge- en vérboden, i.p.v. in vrijheid voor Hem te leven. In de kracht van Zijn opstanding. “De wet was de tuchtmeester tot op Christus.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A437.mp3

Michaël en Zijn Engelen (Op.12) De beschrijvingen van de Messias en aartsengel Michaël in de Bijbel lopen parallel. Zij hebben beide betrekking op de éne Verlosser van Israël. Evenals Melchizedek is de ‘archangel’ een openbaring van Christus vóór Zijn komst op aarde, waarmee Zijn huidige positie in de hemel wordt aangeduid. Het beeld van Michaël en diens engelen is dan ook de oudtestamentische variant van dat van Christus en Zijn Gemeente in hun nu al hemelse positie. Als de ‘Engel des Heeren’ verscheen, was dat in feite altijd een pre- incarnatie van Hem, Die nu het Hoofd van Zijn Lichaam is. Mét de Zijnen zal Hij weldra Zijn heerschappij uit de hemel zichtbaar uitbreiden over de aarde. Dan wordt de draak uit Openbaring 12 (het beest dat dikwijls strijdend met Michaël is afgebeeld) verslagen. Nu al mag de Gemeente in de zekerheid van die overwinning leven. “Want de Here zal met de stem des Archangels neerdalen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A438.mp3

Móét die hoed? (1Kor.11) Voor uit genade levende gelovigen is de bedekking (de wet) weggenomen. Dat Joodse mannen het hoofd dekken, drukt uit dat zij aan die vrijheid geen deel (willen) hebben en onder het juk blijven. Mannen die Christus kennen, behoren dat religieuze voorbeeld niet te volgen in de samenkomsten. Voor de vrouw ligt dat genuanceerder. In gehuwde staat, verkeert zij onder de ‘wet des mans.’ In Paulus’ tijd was haar hoed een uiterlijk teken van die verhouding, ook buiten de samenkomst. Ook haar doorgaans langere haar duidt daar op. Zoals Christus het hoofd is van Zijn Gemeente, is de man dat van zijn vrouw. De uiterlijke aanduiding daarvan in kleding is en was cultuurgebonden. Waar het in onze dagen niet onbetamelijk is voor de vrouw geen hoed te dragen, hoeft zij dat ook niet in de Gemeente te doen. Het gaat er om dat zij haar eigen man dient, zoals iedere gelovige zijn Heer. En gemeenschap met Hem verdraagt geen bedekking. “Wanneer het hart tot de Heere bekeerd zal zijn, wordt het deksel weggenomen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A439.mp3

Het gebed van Paulus (Ef.1, 3) Dat gelovigen zich zouden overgeven aan de kracht en heerlijkheid van Christus was de essentie van Paulus’ gebeden. Twee daarvan zijn te vinden in de brief aan Efeze. Daarin somt hij ook alle geestelijke zegeningen nog eens op, die een gelovige ten deel vielen. Als “gevangene van Christus” was de apostel een beeld van de Gemeente, die – evenals haar Heer – door de wereld is verworpen. Gelovigen zijn “buiten de legerplaats” terecht gekomen, waar de wet niet geldt. Het in alle lijdzaamheid (uit)leven van het hemelse burgerschap is daar hun “waardige roeping”. Het gaat daarbij om de heerlijkheid van hun Heer, niet om hen zelf. Paulus’ gebeden weerspiegelen zijn verlangen dat de gelovigen zich laten leiden in de Waarheid, opdat Gods Geest Zijn werk in hen kan doen. Een verlangen dat ieder lid van het Lichaam met hem mag delen. “Zo bid ik dat gij wandelt waardig uw roeping.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A440.mp3

De échte Leider is opgestaan (Ef.4) Talloze organisaties en daaraan gerelateerde “christelijke leiders” kenmerken het kerkelijke landschap. Beide fenomenen komen in de Bijbel niet voor. Die spreekt over één Lichaam, waarvan Christus het Hoofd is. Daarom vormt de Gemeente een niet te verbreken éénheid. Die wordt niet door de leden gemaakt, maar is het werk van de Heilige Geest. De Heer Zélf bouwt Zijn Gemeente, maar blijkbaar willen velen dat van Hem overnemen via allerlei instituties met eigen regels. Maar volgens de Schrift zijn alle gelovigen knechten van de Heer en Diens Lichaam, al zijn er verschillende bedieningen, die alle in essentie van doen hebben met de prediking van het Woord. Evangelisten, herders, leraars en oudsten zijn er niet om te heersen over de kudde, maar om die te dienen. Want de Opperherder Zélf zorgt voor Zijn schapen. “Weidt de kudde Gods, niet heerschappij voerende maar als voorbeelden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A441.mp3

Héél het huis Israël (Hand.26) Aan het begin van onze jaartelling was niet alleen bekend waar de twee, maar ook waar de overige tien stammen van Israël zich bevonden. Dat blijk uit de brief van Jakobus, gericht aan (gelovigen in) alle twaalf. Ook Paulus, Petrus en de Heere Jezus hadden die kennis. Nu wordt doorgaans het nog wel herkenbare Jodendom ten onrechte aangeduid met Israël. Uit de ongewijde geschiedenis blijkt dat Kelten, Angelen en Saksen de nakomelingen zijn van de tien stammen, waaraan Paulus het Evangelie predikte. Zij namen dat kennelijk gretiger aan dan de Joden, die hem vervolgden. Als in de toekomst “het ganse huis Israël” wordt vergaderd onder één Herder, zal dat opnieuw uit twaalf stammen bestaan. “Het zal worden één kudde, één Herder.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A442.mp3

De kracht van het Woord (Rom.1) Van zowel oude als nieuwe schepping is het Woord de bron. Het is de kracht Gods, die gestalte kreeg in Christus, de Zoon en Erfgenaam van hemel en aarde. Alleen door het Woord, de onvergankelijke waarheid, krijgt een mens deel aan het eeuwige leven. Wedergeboorte is daaarvan het begin. De term “zaligheid” houdt veel meer in, en impliciert dat de gelovige door het Woord, het onvergankelijke Zaad, dat nieuwe leven ook metterdaad leert te leven. Zonder kennis van de Schrift is men daartoe onvoldoende toegerust. Een gevaar voor het christendom is dat door mensen bedachte methoden, cursussen en organisaties ter vervanging van het Woord zélf worden aangeboden. Daarmee wordt de bijbel, de énige bron die geestelijk kan bekwamen, in feite terzijde geschoven. “Het Evangelie is kracht Gods tot zaligheid voor ieder die gelooft.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A443.mp3

Het goede nieuws (1Petr.2:24) Hoewel God het heeft opgelost, blijven veel gelovigen worstelen met het probleem van de zonde. Zij negeren daarmee het goede nieuws dat zij door de opstanding van Christus Zijn nieuwe, eeuwige leven hebben ontvangen. Dáárover mogen zij spreken, ook al is hun sterfelijk lichaam zwak en in verval. Het is hun roeping te leven uit de gerechtigheid die hen ten deel viel, door trouw te blijven aan Gods Woord. Daarin was de Heere Jezus hun voorbeeld. Hij bleef in voortdurende vernedering, die eindigde aan het kruis, trouw aan de waarheid. Voor die waarheid is in deze wereld nog steeds geen plaats, totdat Hij in de toekomst Zijn positie ook zichtbaar op aarde zal opeisen. Maar nú al is Hij de Herder van de Gemeente. Hij zorgt voor Zijn kudde, waarvan de “schapen” bekwaam zijn gemaakt het nieuwe leven te leven. “Opdat wij de gerechtigheid leven zouden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A444.mp3

Van apostelen tot oudsten (Ef.4:11) Daartoe aangesteld door de Heilige Geest, hebben oudsten de taak de kudde voor te gaan naar het geestelijk voedsel. Zij zijn de herders – ook genaamd leraars – die de Gemeente dienen met het Woord, zoals evangelisten dat doen om ongelovigen daarmee te bereiken. Hun bediening bouwt voort op het door apostelen en profeten gelegde fundament en staat boven die der met huishoudelijke zaken belaste diakenen, die overigens ook behoren te weten wat de Gemeente en de haar gegeven Waarheid is. Het is niet aan oudsten te heersen over de gelovigen. Zowel zij, als de andere leden van het lichaam van Christus kregen gaven en daarmee verantwoordelijkheden. Het Hoofd Zelf coördineert de verscheidenheid aan gaven en zorgt zo voor de éénheid van de Gemeente. Die wordt dus niet verkregen door menselijke organisatie. “Zodat gij moogt overvloedig zijn tot stichting van de Gemeente.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A445.mp3

Vasten: Beeld van dood en rouw (Mat.9/Luk.5) In veel religies, inclusief het judaïsme, wordt vasten in de praktijk gehanteerd als vleselijke poging dichter bij God (of goden) te komen. Door de oude mens, het vlees, te kort te doen, stelt men zich meer open voor geestelijke invloeden. Ongelovigen laten daardoor al gauw demonen toe. In de Bijbel is vasten een door God noch verboden, noch opgedragen beeld van dood en rouw. Leven, het feest, komt in elk geval pas daarná. Dat vasten een door de Heer gegeven inzetting is, valt niet schriftuurlijk aan te tonen. Men vindt het in de Bijbel alleen als menselijke actie of door omstandigheden ontstane situatie. God vraagt van de mens primair dat hij zich losmaakt van wet, religie en de doodlopende weg der goddeloosheid. Anders gezegd: Hij vraagt geloof in Hem en Zijn Woord. En afleggen van de oude mens. “Vasten dat Ik verkies, is dat u zich losmaakt van goddeloze banden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A446.mp3

Oude en nieuwe wijn (Mat.9/Luk.5) Om over tijdens Zijn leven op aarde nog verborgen toekomst te kunnen spreken, vertelde de Heere Jezus gelijkenissen. Daarin gebruikte Hij geregeld de begrippen oud en nieuw en gaf Hij in bedekte termen gemeentelijke waarheden door. Met beelden als die van een nieuwe lap op een oud kleed of nieuwe wijn in oude zakken, illustreerde de Heer in feite het verschil tussen dood en (eeuwig) leven. Zij verdragen elkaar niet. Dat geldt ook voor het oude en nieuwe verbond, wet en genade, uiterlijke vormen en innerlijk geestelijk leven in Christus. Velen richten zich op het uitwendige van religie en komen daardoor aan vernieuwing niet toe. Zij kiezen voor het omhulsel, de wijnzak, en negeren de (nieuwe) wijn. Wie zich aan het oude verlustigt, wenst het nieuwe niet. “Het oude is voorbij- gegaan, het is alles nieuw geworden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A447.mp3

Restitutie (2Petr.3) Omdat duisternis en woestenij in de Bijbel altijd het gevolg van Gods oordeel zijn, impliceren die begrippen dat ook in Genesis 1:2. Lang voor de huidige (her-)schepping, met Adam als stamvader van de mensheid, waren aarde en hemel er al. De eerste, waarop ook mensen geleefd moeten hebben (wier geesten nu voortbestaan als demonen), is door de Schepper “woest en ledig” gemaakt en daarna hersteld, c.q. gerestitueerd. Voor hetzelfde woord dat in Genesis 1:2 is vertaald met “was” (woest en ledig) vindt men elders in de Bijbel veelal de woorden “werd” of “was geworden”. Vooral in het Nieuwe Testament zijn veel verwijzingen te vinden naar de oerschepping, die door water volledig moet zijn verwoest. Dat kan niet de Noachietische zondvloed zijn geweest, want die ramp werd door mensen en dieren overleefd. Voor het laatste oordeel zal God in de toekomst overigens, naar Zijn belofte aan Noach, geen water gebruiken, maar vuur. “De wereld die toen was, is door het water bedekt en vergaan.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A448.mp3

Ontvangen, bewaren en doorgeven (2Tim.2) Heerlijkheid verkrijgen is méér dan behouden worden. Een gelovige draagt de verantwoordelijkheid zich daarnaar uit te strekken. Daarvoor is onderwijs nodig van “getrouwe mensen”. Die moeten het Woord, om dat te kunnen doorgeven, wel zélf kennen en zich daaraan onderwerpen. Daarmee wordt niet het prediken in grote gemeentelijke bijeenkomsten bedoeld. Het gaat om het toevertrouwen van de Waarheid aan een selectie betrouwbare gelovigen, die bereid zijn het Woord te onderzoeken en vast te houden, opdat zij daarmee op hun beurt weer beschikbaar kunnen zijn voor degenen die daarnaar zoeken. Het is de bedoeling dat gelovigen ernaar jagen zulke betrouwbare leden van het Lichaam te zijn, die hun verantwoordelijkheid dragen en trouw zijn aan het Woord. “Betrouw dat toe aan getrouwe mensen, bekwaam om ook anderen te leren.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A449.mp3

Het volk der Meden? (Jer.50) Naar de Gemeente van Christus wordt in het Oude Testament weliswaar herhaaldelijk verwezen, maar altijd in bedekte termen. Eén van de voor haar gebruikte beelden is het volk der Meden. Dat bleek in het bezit voor een vergunning voor de herbouw van de tempel en maakte een eind aan het Babylonische rijk zonder het te verwoesten. Profetieën over de verwoesting van Babel moeten nog worden vervuld, nadat het eerst is herbouwd. Daarbij zal de dan al zeven jaar eerder opgenomen Gemeente betrokken zijn, die in eerste aanleg goeddeels voortkwam uit Efraïm (de tien stammen) en het eerstgeboorterecht kreeg boven de Joden. Zij wordt in haar hemelse positie betrokken bij het straks komende koninkrijk van Christus op aarde. “Laat Ons nederdalen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A450.mp3

Gods Man in Bethel (deel 1) (1Kon.13) Naar Israël verwijst de ‘verdorde hand’ van koning Jerobeam der tien stammen in 1 Koningen 13. Een symbool van vruchteloosheid. Genezing is door de Joden afgewezen, maar in de toekomst komt die er alsnog door geloof in de Messias. Dan wordt Israël een instrument in Gods hand. Nu is de Gemeente dat, die vooral voortkwam uit de tien stammen. Op haar ontstaan en aanvaarden van het Woord der Waarheid duidt profetisch ook het optreden van de uit Juda naar Beth-El gekomen ‘man Gods,’ de man van ‘de andere weg.’ Hij was tot nu toe welkom bij de tien, maar niet bij de twee stammen en onmiskenbaar een beeld van de Heere Jezus. Een voorvervulling van zijn profetie vond plaats onder Juda’s koning Josia, die een einde maakte aan de afgoderij, de boeken van Mozes (het Woord) terugvond, de tempeldienst in ere herstelde en aldus een soort reformator werd. “En hij ging door een andere weg.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A451.mp3

Gods man in Beth-El (deel 2) (1Kon.13) Tot de vele delen van het Oude Testament die evident naar de Heere Jezus Christus en Zijn Gemeente verwijzen, behoort de geschiedenis van de man Gods en een oude profeet te Beth-El in 1 Koningen 13. De eerste bracht het Woord van God uit Juda, zoals dat later ook van de Joden naar de heidenen – primair de tien stammen – zou gaan. Het hoofdstuk wordt gekenmerkt door aan de dood en opstanding van de Heere Jezus gerelateerde symboliek. Een daarmee aan de realiteit dat het Evangelie in deze tijd niet door Juda maar door het gelovig overblijfsel van Efraïm wordt bewaard en gepredikt. De profeet, die het dode lichaam van de omgekomen man Gods in zijn eigen graf legde en later daar ook zelf werd begraven, is een beeld van Christus in onze dagen: dood gewaand door de wereld, omdat Hij onzichtbaar is voor ongelovigen. “Zij gij de man Gods uit Juda? En hij zei: Ik ben het.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A452.mp3

Het heil voor de hoofdman (Hand.10) Het Evangelie der genade is van de Joden naar de heidenen gegaan. Die waarheid vormt de essentie van het bijbelboek Handelingen. Te beginnen bij de verstrooide tien stammen van Israël verzamelt de Heer onder het nieuwe verbond een geestelijk volk voor zijn naam. Daarin bestaat geen onderscheid tussen Jood en heiden. Die realiteit wordt onder meer geïllustreerd door de geschiedenis van de heidense hoofdman Cornelius en de Joodse apostel Petrus in Handelingen 10. Uit dat gedeelte blijkt ook zonneklaar dat in de inmiddels aangebroken bedeling der genade geen plaats meer is voor de wet. Petrus wordt in een visioen uitgenodigd te eten wat onder de wet onrein was. En Cornelius leert dat hij in vrijheid de uit de Joden voortgekomen Christus en Diens Evangelie van vrede mag aanvaarden. Het heil is definitief naar de heidenen gegaan. “Zo heeft God ook heidenen bekering gegeven ten leven.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A453.mp3

Vrij van de wereld (2Kor.6) Gelovigen zijn, nu de wet is verdwenen en de genade over hen heerst, zélf verantwoordelijk voor hun leven. Die vermaning is essentieel in de twee brieven van Paulus aan de gemeente te Korinthe. In de wandel van een christen is de kernvraag bij wat hij doet of het nut heeft en sticht. In het besef te behoren tot het volk dat de Heere zich nu verzamelt en niet meer tot de wereld. Waar de gelovige zich verbindt met de wereld verhindert hij zijn heiligmaking en stelt hij zich – vooral in zijn denken – onder het juk van de duisternis, terwijl hij is geroepen tot de vrijheid en het licht van de genade. Aanpassing bij de maatstaven van de wereld, in welke mate dan ook, leidt tot besmetting van zijn denken. Maar wie zich richt op de Heer en Zijn Woord, wordt gereinigd. “Dat gij de genade Gods niet tevergeefs moogt hebben ontvangen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A454.mp3

Gemeente en Koninkrijk Hoewel de Heere Jezus Christus al is gezalfd tot Koning, blijft Zijn Rijk nog verborgen. Het heeft vooralsnog een hemelse status, maar zal zich in de toekomst uitbreiden naar de aarde en worden geregeerd door de Gemeente en haar Hoofd. Zowel de R.K.-kerk als denominaties en stromingen uit de Reformatie lijken daarop vooruit te willen lopen door nu al een zichtbare positie en invloed op aarde te eisen. In de Bijbel wordt het nog te openbaren Rijk met verschillende namen aangeduid, maar het gaat steeds om hetzelfde. Er is maar één Koninkrijk van God, dat niet van onderaf, maar van bovenaf – door de Heer Zelf – wordt gebouwd. Daaruit volgt dat er geen verschil is tussen het Koninkrijk der Hemelen, het Koninkrijk Gods, het Koninkrijk van de Zoon Zijner liefde, of hoe het verder ook wordt genoemd. Gelovigen zijn hemelburgers, die vertrouwen stellen in wat voor de wereld onzichtbaar is en die straks met hun Heer de erfenis zullen delen. “Uw Koninkrijk kome, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A455.mp3

Opname en Wederkomst Samen met Zijn Gemeente zal de nu nog (in de hemel) verborgen Christus Zich aan de wereld openbaren. Aan die wederkomst van Hem op de Olijfberg moet daarom het tot Zich nemen van “alle heiligen” voorafgaan. Die opname van de Gemeente en de terugkeer naar de aarde van de Heer worden vaak met elkaar verward. Bij de eerste gebeurtenis verdwijnen de gelovigen; bij de tweede delen zij in de heerlijkheid waarmee hun Heer dan verschijnt. Op dat openbaar worden van de eerstelingen van de nieuwe schepping wacht de oude. Dat is ook voor Gods kinderen het hoogtepunt van wat hen staat te wachten. Hun publiekelijk aantreden in de heerlijkheid die hun nu al aankleeft, maar straks zichtbaar wordt, nadat zij hun verheerlijkt lichaam hebben ontvangen. Alles wat in de “rede over de laatste dingen” staat, zal pas daarná plaatsvinden. Als de Heer ook de Hem toekomende troon van David zal hebben ingenomen. “Verwachtende de verschijning der heerlijkheid van onze Zaligmaker.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A456.mp3

Openbaring is al aangebroken (Op.21, 22) Zoals heel de Bijbel, spreekt ook Openbaring over de Heere Jezus Christus, de Eersteling van de nieuwe schepping. Het gaat daarbij niet om Jezus van Nazareth, maar om de opgestane Zoon, de God en Zaligmaker van wie Hem aanbidden. Het nieuwe Jeruzalem, de boom des levens, het levende water en alle andere metaforen in het laatste bijbelboek zijn niet alleen toekomstbeelden, maar voor gelovigen nú al realiteit. Als burgers van de hemel verkeren zij in feite al in het nieuwe hemelse Jeruzalem. De centrale boodschap is dat zij mogen naderen tot Hem, buiten de legerplaats in vertrouwen op Zijn Woord, dat Hij voor hen ontsluiert. Dáár maakt Hij Zich bekend aan diegenen die Hem dienen. Het is de bedoeling dat hun verlangen uitgaat naar wat in, door en tot Hem nog zal gaan gebeuren als Hij Zijn heerschappij ook op aarde opeist. “Kom, Heere Jezus.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A457.mp3

De échte helder-zienden (Mk.8) Gelovigen krijgen, als het goed is, steeds meer zicht op de Waarheid en gaan die beter verstaan. Wie pas tot geloof is gekomen kent alleen een paar heilsfeiten, maar het is de bedoeling dat hij groeit in kennis, wijsheid en wandel. Daarin lijkt een christen op de blinde man te Bethsaïda, die in fasen door de Heere Jezus werd genezen. Eerst zag hij de mensen als bomen, later helder en klaar. De Heer bracht hem daartoe buiten het dorp en drukte hem op het hart daar niet meer binnen te gaan. Leven wordt buiten de legerplaats gevonden. Vleselijke christenen hebben de neiging zichzelf tot norm te verheffen en blijven naar eigen omstandigheden staren, zonder zich uit te strekken naar wat verder ligt. Daardoor hebben zij geen zicht op de huidige positie van Christus en op wat Hij voor Zijn gemeente doet. En juist dát wil Hij geven. Ver en helder zicht, vooral in verband met hun toekomstige bestemming. “En hij zag ver en klaar.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A458.mp3

Het geheim van de zonnewijzer (2Kon.20) Zoals van veel gelovigen in het O.T. had ook het leven van koning Hizkia een sterk profetisch en typologisch karakter. Hij stond niet alleen model voor de twee stammen van Israël, maar was ook beeld van de Heere Jezus Christus. In het gebed van Hizkia om genezing (waarna zijn leven met vijftien jaren werd verlengd) is dat van de Heer Zelf uit het dodenrijk te herkennen: “Gedenk toch dat ik in waarheid en met een volkomen hart heb gewandeld.” Dat als teken van de verhoring de zonnewijzer, dus de tijd, tien graden terug werd gedraaid, verwijst naar de huidige situatie van Israël en het verborgen werk dat de Heer nu doet in en door Zijn Gemeente van eerstelingen. Zij heeft deel gekregen aan de zegeningen van Christus en het eerstgeboorterecht, in de “tussentijd” van Genade, de periode van de tien graden, waarin het gelovig overblijfsel wordt verzameld. Dat overblijfsel behoort bij “het Israël Gods”, maar omgekeerd is Israël geenszins hetzelfde als de Gemeente. “De derde dag zult gij opgaan in het huis des Heeren.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A459.mp3

De langste dag (Joz.10) De Bijbel bevat verscheidene fragmenten over ingrijpen door God in de tijd. Tijdens de strijd van Israël tegen een aantal volken te Gibeon zette Hij de zon en de maan stil. Het werd de langste dag uit de geschiedenis en tegelijk een beeld van het feit dat nu – tussen de 69ste en 70ste week uit het boek Daniël – de klok voor Israël is uitgeschakeld. Maar als de tijdrekening stilstaat, gaat Gods werk door. Zoals de heidense Gibeonieten, die een verbond sloten met Jozua, deel kregen aan diens volk en werden gered, gebeurt dat geestelijk nu met de uit alle volken verzamelde Gemeente. Het heil ging van Israël naar ‘wie verre zijn’, omdat die voor Israëls God hebben gekozen. Zoals eens Ruth en Rachab. De dag – de periode van genade – wordt nu, naar analogie van de situatie tijdens de strijd te Gibeon, voor de Gemeente van erfgenamen nog steeds verlengd, opdat zij kan groeien en het haar toevertrouwde Woord verkondigen. “En de zon stond stil en de maan bleef staan.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A460.mp3

Vice versa Cyprus (Hand.13) Nadat het Evangelie van Jezus Christus in Jeruzalem door de Joden was afgewezen, predikten Paulus en Barnabas het op Cyprus, dat model staat voor de heidenen uit de tien stammen en daarmee voor de gebieden die in de Bijbel ‘de eilanden’ worden genoemd. De term is in het bijzonder van toepassing op Brittannië, vanwaar het Woord door zendelingen in heel de wereld is gepredikt. Zoals de apostelen later toch weer in Jeruzalem kwamen, waar de gelovigen van meet af aan werden verdrukt, zal dat in de toekomst ook met het Evangelie gebeuren. Vandáár wordt dan alsnog wereldwijd geëvangeliseerd door getuigen uit het volk Israël, dat daartoe oorspronkelijk ook was geroepen. “Degenen die verstrooid waren gingen door tot Fenicie en Cyprus” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A461.mp3

De heerlijkheid van Sion (Ps.87) Op twee niveaus gaat Psalm 87, die spreekt over Sion, in vervulling. Ooit zal de Zoon van David, de Heere Jezus Christus, Zijn heerlijkheid vestigen in Jeruzalem, als het aardse centrum van Zijn Koninkrijk. Een overblijfsel uit alle volken zal daar, na de grote verdrukking, voor Hem buigen. Daarbij bevinden zich dan ook nazaten van volken die vijanden van Israël waren en dat ook in de meer nabije toekomst zijn. Gods handelen met Israël staat model voor wat Hij doet met alle volken. Nu al is de Gemeente der eerstelingen Zijn – nog in de hemel verborgen – Rijk binnengegaan. Gelovigen staan daar ingeschreven en bezitten hemels burgerschap. Ook dat zal bij de zichtbare vervulling van deze profetie openbaar worden. “De Heere zal hen rekenen in het opschrijven der volken.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A462.mp3

Abrahams Offer (Gen.22) In de geschiedenis over het hem door God opgedragen offer is Abraham een type van Christus, en Izak een beeld van de Gemeente. Het bijbelfragment in Genesis 22 staat vol van aan het Nieuwe Verbond gerelateerde symboliek. Niet de tot de dood leidende kruisiging was het ultieme offer van de Heer, maar het na de opstanding ter beschikking stellen van Diens Lichaam aan de Vader. Het kruis hield in dat Hij ter slachting werd geleid. Maar de slachtbank was ook onder het Oude Verbond nooit hetzelfde als het altaar. Juist op dat punt week Abrahams handelen met zijn zoon af van wat gebruikelijk was: hij bracht een levend – in plaats van een al geslacht – offer op het altaar. Zoals ook Christus dat doet in Zijn functie van Hogepriester. Het is de bedoeling dat gelovigen zich (dood in zonden, maar opgewekt in Christus) als levende offers aan Hem beschikbaar stellen. “Wij hebben een altaar, waarvan geen macht hebben te eten die de tabernakel dienen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A463.mp3

Geen oorlog tegen onkruid (Mat.13) Voor wie niet willen geloven in Christus blijft het Evangelie bedekt. Juist om het Koninkrijk voor hen verborgen te houden, sprak de Heer dikwijls in gelijkenissen, zoals die over het zaad en het onkruid. Het zaad is goed, maar valt niet overal in goede aarde (harten). Waar dat wel gebeurt ontkiemt het blijkbaar tegelijk met dat van het onkruid, zodat goed en verkeerd gewas (door de satan gezaaid kwaad) tegelijk opgroeien. De Heer ontraadt het wieden van onkruid. Het is blijkbaar niet de bedoeling het kwaad te bestrijden, maar trouw te blijven aan het Woord, opdat de gelovige vrucht zal dragen. Pas bij de toekomstige oogst, zal het volgroeide onkruid worden verbrand en de tarwe (beeld van de uit dood tot leven gekomen mens) in de schuur worden gebracht. “Laat beiden samen opwassen tot de oogst.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A464.mp3

Gods Evangelie van de Zoon (1Petr.1) Door op Gods Woord te vertrouwen, krijgt de mens deel aan de zegeningen daarvan. Het is het zaad waaruit een nieuwe schepping kan ontstaan. Dat heet wedergeboorte. Religie wekt, in overeenstemming met de natuur van de oude mens, altijd op tot werken, tot menselijke inspanning, om God (of goden) te behagen. De Bijbel leert dat het schepsel niets zelf kan doen om zich met zijn Schepper te verzoenen. Hij moet dat láten doen door Christus, de Zoon Gods. Dat is Zijn Evangelie. De goede boodschap voor de mensheid. Elke andere weg loopt dood. Door zich te onderwerpen aan Christus en Zijn eeuwig Woord, groeit de nieuwe mens in geloof en wordt hij geestelijk volwassen. Niet door eigenzinnige theologie, die hooguit tot godsdiensttwisten leidt, maar door zich open te stellen en te luisteren naar wat de Heer Zelf heeft te zeggen. Ver buiten het gewoel van de wereld. “Ik schaam mij het Evangelie niet.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A465.mp3

God, waar bent U? (Rom.1) Het probleem van de mens is dat hij een vergankelijk aards leven heeft. Alleen door geloof in de verrezen Christus kan hij eeuwig leven ontvangen en deel krijgen aan Zijn zegeningen. De wereld en Israël hebben Hem afgewezen toen Hij als het Licht verscheen. Sindsdien bemoeit Hij Zich niet meer met de mensheid. De vraag van filosofen, theologen en religies luidt dan ook: Waar is God? Zij zijn geneigd er zelf één uit te vinden en hun Schepper af te wijzen. De mens is geneigd het Evangelie – de kracht Gods – te bedekken. De Bijbel noemt dat ‘ijdele verleiding’. Maar aan de gelovige toont de Heer door Zijn Woord welk – voor de wereld verborgen – werk Hij in deze tijd doet. Hij verzamelt Zich een volk voor Zijn Naam, waarvoor Christus de Hogepriester is Die de Zijnen rein houdt. Pas als dát volk, de Gemeente, is voltooid, zal Hij zichtbaar worden voor de wereld. “Opdat zij de Heere zouden zoeken.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A466.mp3

Vreemdelingen van het licht (Gen.12) Het Oude Testament bevat veel illustraties van de huidige positie van Christus’ Gemeente. Zij heeft in de wereld geen status en moet die er ook niet zoeken. Zij draagt de aan Abraham gegeven beloften en verkeert, net als hij, als vreemdeling in een vreemd land. En zoals zijn vrouw Sara ooit werd ingenomen door de Farao tracht de wereld de Gemeente te annexeren en te gebruiken voor het bouwen aan een aardse toekomst. Maar dat is geenszins haar roeping. Zij is als volk, verzameld uit alle naties en rassen, aangesteld als licht in een duistere wereld, waarvan zij geen deel uitmaakt. In Zijn bekende Hogepriesterlijk gebed, bad de Heer dan ook nadrukkelijk niet voor die wereld, alleen voor Zijn volgelingen. Hij greep daarmee vooruit op de positie die Hij kort daarna zou bekleden ten opzichte van Zijn Lichaam. Gelovigen moeten, hoewel de oude mens zich soms nog in hen manifesteert, het ‘er voor houden’ dat zij zijn gestorven. Een kwestie van negeren. “Ik bid niet voor de wereld, maar voor degenen die Gij Mij gegeven hebt.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A467.mp3

Rechtvaardigheid Gods (Rom.3) Rechtvaardigheid van God versus onrechtvaardigheid van de mens vormen het centrale thema van Paulus’ brief aan de Romeinen. Het is Gods doel een nieuwe schepping tot stand te brengen, waarin rechtvaardigheid zal heersen. Gelovigen zijn daarvan ‘eerstlingen’. Van de huidige wereld heeft de Schepper, getrouw aan Zijn Woord, door zonde veroorzaakte schuld weggenomen. Maar daarmee is de sterfelijke mens nog niet behouden. Daarvoor was nodig de opstanding van Christus en die van de gelovigen mét Hem. Ongelovigen zijn welsiswaar met de Heere Jezus gestorven, maar niet met Hem uit de dood verrezen in eeuwig leven. In Christus heeft God Zijn rechtvaardigheid gedemonstreerd, maar die wordt ter discussie gesteld door ongelovigen. Geloof daarentegen is door God al sinds Adam altijd – in het perspectief van de komende Christus – tot rechtvaardigheid gerekend. “De rechtvaardigheid Gods is door het geloof van Jezus Christus tot en over allen die geloven.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A468.mp3

Lijden aan belijden (Kol.3:13) Dat vergeving door de Heer alleen plaats vindt na belijden van zonden is een misverstand. Wie tot geloof komt, belijdt zondaar te zijn en aanvaardt vergeving uit genade. Daardoor zou hij geen verontreinigd geweten meer moeten hebben, want de Hogepriester reinigt hem. Omdat Christus ons niet meer naar het (zondige) vlees kent, zouden gelovigen onderling dat ook niet meer moeten doen en elkaar op voorhand vergeven. Dat is een levenshouding van de nieuwe mens. Vergeving kan men dan ook niet van elkaar opeisen. Wie zelf bevrijd is van schuld, moet anderen niet ter verantwoording roepen voor wat zij hem aandoen. Dat neemt niet weg dat men er goed aan doet fouten jegens elkaar te erkennen. Wie, hoewel de heer zijn schuld heeft weggenomen, toch nog schuldgevoel tegenover Hem heeft – en daarmee een onrein geweten – mag dat belijden. Maar beter dan zich altijd op zijn zonden te richten, is het de Naam van de Heer te belijden en de nieuwe mens “aan te doen”. “Ik zal uw zonden geenszins gedenken.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A469.mp3

Verborgen Vrucht (Joh. 12) Anders dan blijkbaar veel christenen, was de Heere Jezus niet gericht op Zijn lijden en sterven, maar op Zijn opstanding. Hij wist dat Hem heerlijkheid wachtte, die Hij tijdens Zijn verblijf op aarde niet bezat en die ook nu nog voor de wereld verborgen blijft. Zijn dood en opstanding vormden een proces als dat van een in de akker gezaaide graankorrel. Niet het sterven op zichzelf bracht vrucht voort, maar het leven daarna, dat gelovigen met hun Heer delen. Voor de wereld in duisternis – die de vrucht niet kan zien – is zowel Hij als Zijn Gemeente nog steeds dood, maar in de toekomst wordt de verkregen heerlijkheid openbaar. En nu al wordt de naam van de Vader verheerlijkt. De Gemeente doet dat door haar Heer te volgen en het Evangelie te prediken. De blijde boodschap dat Hij de dood weliswaar inging, maar er ook weer uitkwam. Daarin zijn gelovigen Hem gevolgd. Zíj zullen Hem zien. “Weggaande verborg Hij Zich.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A470.mp3

Sprekende bomen (Rcht.9) Van veel beelden in het Oude Testament wordt de diepste betekenis pas in het licht van het Nieuwe Testament duidelijk. Dat geldt ook voor het verhaal over drie bomen, verteld door Gideon’s zoon Jotham. Olijfboom, vijgenboom en wijnstok wensten geen koning over alle bomen te worden. Zij staan voor resp. geestelijke zegeningen (olie), de toekomstige uitwendige zegeningen van Israël, en het leven van de Gemeente (die met Christus zal heersen) onder het Nieuwe Verbond. In de geschiedenis in Richteren kwam de heerschappij (nog) niet bij één der drie bomen, maar bij een doornbos, een beeld van de wet. Die doet de zonde toenemen en werkt dus averechts op mensen, van wie nu eenmaal niemand goed is. De drie bomen brachten vrucht voort zonder koning te zijn. Zoals gelovigen in deze tijd zegeningen van God ontvangen, in afwachting van wat komen gaat. Als dé Koning komt zal de vrucht door heel de schepping worden gezien. Maar tot het zover is, hebben wij het doornbos niet nodig. “Ik ben de ware wijnstok.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A471.mp3

De onvruchtbare wijngaard (Jes.5) In zowel Jesaja 5 als Mattheüs 10 wordt een niet functionerende wijngaard beschreven. Er waren edele wijnstokken geplant (Juda), maar die brachten door ontrouw niets voort. Uit die twee stammen is inmiddels de wáre Wijnstok voortgekomen, die wél vrucht voortbrengt in en door Zijn Gemeente uit de heidenen, c.q. de tien verstrooide stammen van Israël. Joden die tot geloof zijn gekomen hebben zich in feite bij een ánder volk gevoegd, overeenkomstig de profetie dat Juda zich zou wenden tot Efraïm, dat destijds via Jakob de eerste zegen ontving. Juda is tijdelijk terzijde geschoven, maar een gelovig overblijfsel ervan zal in de toekomst alsnog vrucht dragen. Samen met de tien stammen vormt het dan ‘gans Israël’, de plant waarin de Heere Zich verlustigde, maar die Hem onder invloed van ontrouwe landslieden niets opleverde. Daarom stuurde Hij de Erfgenaam. “Ik ben de ware Wijnstok.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A472.mp3

Geschapen in Christus Jezus (Ef.2) Wedergeboorte is geen doel op zich. De dood van “de oude mens” impliceert dat de gelovige verlost is van een leeg en zinloos bestaan, dat werd beheerst door “de god dezer eeuw”. Doordat hij werd opgewekt met Christus is hij opnieuw geschapen, ditmaal niet in Adam, maar in Christus Jezus, opdat hij alsnog zou wandelen in de goede werken welke door God Zelf zijn voorbereid. Daarbij is het God Zelf, Die in de gelovige zowel het willen als het werken bewerkstelligt. Deze door Hem gevulde en zinvolle levenswandel zal door Hem worden gebruikt als een demonstratie van wat Zijn genade vermag. Ook in van nature zondige mensen. “Opdat zij uw Vader verheerlijken mogen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A473.mp3

Het scenario van Amos (Hand.15) Nu nog is het de bedoeling dat de Gemeente zich richt op wat God in de hemel doet, maar in de toekomst krijgt de wereld met haar te maken. Samen met haar Hoofd wordt zij zichtbaar op aarde, na eerst met Hem te zijn verenigd bij haar opname. Op die komst van de Heer met Zijn heiligen wacht de schepping. Voordat het zover is, wordt Jeruzalem verwoest, waarna het herstel van Davids troon begint. Christus zal als Koning de Hem toegekende heerschappij ook op aarde eisen. Die begint bij een kleine groep Joden, breidt zich uit naar de tien stammen en daarna naar alle volken. Het begint allemaal met ‘de dag des Heeren’, de grote verdrukking, waaruit slechts een gelovig ‘overblijfsel’ resteert. Het is de Gemeente die Gods Woord zal prediken aan Juda, Israël en de volken. Heel het scenario werd al uiteen gezet door de profeet Amos. Hij voorzag wérkelijke bevrijding van het volk Israël en de herbouw van Jeruzalem (en andere steden) in het verwoeste land met die naam. Pas dán zal daar rust en vrede heersen. “En ik zal ze in hun landplanten en zij zullen niet meer worden uitgerukt.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A474.mp3

De verloren zoon (Luk.15) Omdat gelijkenissen over verborgenheden gaan, is de betekenis ervan bestemd voor gelovigen en verklaarde de Heere Jezus ze alleen aan de discipelen. Dat geldt ook voor de parabel over de ‘verloren zoon’. Die heeft betrekking op het al door Jeremia aangekondigde Nieuwe Verbond. Van de twee zonen van de vader, symboliseert er één de twee en de andere de tien stammen van Israël. Ofwel: Juda en Efraïm. De tien verloren, naar analogie van de jongste zoon, ver van huis hun identiteit, maar werden bakermat van de Gemeente. Naar haar is het eerstgeboorterecht en het rentmeesterschap overgegaan. Ooit zal Efraïm, zoals de jongste zoon, ook terugkeren naar het land van het verbond met de twaalf stammen. Intussen is de oudste zoon jaloers op de jongste. Joden en christenen claimen te weten met wie van de twee de Messias is. Ooit zullen zij één volk onder één Herder zijn. Nu al heeft de Gemeente deel aan Vaders feest, waarvan Juda zich heeft afgewend. “Uw kinderen zullen wederkomen tot hun land.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A475.mp3

Aan wíe is de Zoon gegeven? (Joh.3:16) Niet aan de wereld, maar aan de Gemeente is de Zoon van God gegeven, hoewel dat in de bekende tekst Johannes 3:16 niet wordt vermeld. Overigens is de blijde boodschap van Zijn komst wèl voor heel de wereld bestemd. Iedereen kan deel krijgen aan (de genade door) de Heere Jezus Christus. Als de Schrift spreekt over de Zoon, is dat niet met het zicht op Diens menswording en vernedering aan het kruis, maar op Zijn verhoging en verheerlijking door de opstanding. Dáárnaar verwees ook de verhoogde slang, waarop het volk Israël zijn blik moest richten om genezing – leven – te ontvangen. Die werd alleen geschonken aan wie naar de slang opzag. De verheerlijkte Christus beperkt Zijn werk in deze tijd tot de Gemeente. Zij zijn aan elkaar gegeven (als Hoofd en Lichaam) en zullen sámen ooit de wereld oordelen. Gelovigen doen er goed aan die hoge positie, de intense relatie van de Gemeente met de Heer, niet te onderschatten. Een reinigende gemeenschap met de Hogepriester. Die functioneert via het Woord, dat reinigt en heiligt. “Een Zoon is ons gegeven.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A476.mp3

De kracht der dwaling (2Thes.2) Aannemen en door de Heilige Geest leren verstaan van de Waarheid leidt tot vrij- en heiligmaking, op weg naar het zoonschap Gods. De vraag is in hoeverre gelovigen dat werk van de Heer in zich toelaten. De Bijbel roept hen op te stáán in hun geloof – ook met het oog op de toekomst – door zich met die Waarheid te blijven voeden en ‘overvloedig in het werk des Heeren’ te zijn. De wereld wil zich daaraan niet onderwerpen en wordt door satan geleid in de leugen. Nu nog werkt hij in het verborgene, maar weldra, bij de opname van de Gemeente, wordt hij openbaar en zal hij – met ‘kracht der dwaling’, tekenen en wonderen – in de gedaante van een mens verschijnen. En tenslotte door God teniet worden gedaan. Ook Hij verbergt Zich nu nog, een situatie die in het Oude Testament herhaaldelijk is aangekondigd. “Die door de Geest geleid worden zijn zonen Gods.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A477.mp3

De bouwers en dé Bouwer (Ezr. & Neh.) Terwijl Joden een zichtbare tempel verwachten in een nog steeds ongelovige (hoewel religieuze) natie is er allang een onzichtbare: de Gemeente. Haar leden kregen als eerstelingen deel aan de vervulling van Gods beloften, vooraf gaande aan de nog te verwachten oogst en naoogst van respectievelijk Israël en de volken. Daarvoor is het wachten op de Messias, Die tot nu toe geen ruimte kreeg van Zijn broeders naar het vlees. Hij zal dat aardse – telkens opnieuw van Gods Woord afgeweken – volk verzamelen, zoals nu het hemelse. Parallellen van Christus’ huidige en toekomstige werk zijn te zien in Ezra en Nehemia, genoemd naar de profeten die, evenals Daniël, als middelaars typen van Hem zijn. Zij bouwden respectievelijk de tempel en de (muren van) de stad Jeruzalem. Zoals Christus nu Zijn Gemeente en ooit een nieuwe tempel in Jeruzalem. “Zo wordt gij als levende stenen gebouwd tot een geestelijk huis.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A478.mp3

De Zoon des Mensen (Mat.9:6) Zoon van Adam, Zoon van Abraham, Zoon van David. Naast de naam Jezus droeg en draagt de Heer niet alleen diverse andere namen, maar ook titels, die verwijzen naar de diverse facetten van Zijn werk en juridische bevoegdheden. Hij heet bv. Christus (Gezalfde), een titel die Hem na Zijn opstanding en verheerlijking ten deel viel. Daarom noemde Hij Zichzelf tijdens Zijn aardse leven niet zo en verbood Hij anderen dat te doen. Als de Zoon des Mensen, Zijn hoogste titel wegens daaraan verbonden troonsrechten over de gehele mensheid, kon Hij – als haar Hoofd – de Losser zijn voor de gehele menselijke familie. In die hoedanigheid – en niet als Zoon van God – bracht Hij vergeving van zonden tot stand. Pas in de toekomst zal Hij het nu nog verborgen Koninkrijk in Zijn functie van Zoon van David ook op aarde openbaar maken. Nu nog diént Hij. Als Zoon van God weidt Hij Zijn schapen, de Gemeente, die in de toekomst met Hem zal heersen en de wereld oordelen. “Opdat Gij weet dat de Zoon des Mensen macht heeft de zonden te vergeven.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A479.mp3

Voorbij de schaamte (Rom.9) Veel teksten uit het Oude Testament worden in het Nieuwe niet alleen aangehaald, maar ook verklaard. Dáár wordt voor gelovigen de bedekking weggenomen. Zij leren er dat de Heer Zich voor de wereld verborgen houdt en voor de Joden een Steen des aanstoots werd, waarover zij struikelden in hun haast het heil te verkrijgen door (eigen) werken der wet. Die haast past de gelovige niet. Hij heeft rust gevonden in Christus, de levende en vaste Rots. Toch lijkt ook in christelijke kring de boodschap van die Opgestane, waarvan de steen een symbool is, dikwijls verwaterd, zodat men niet verder komt dan de prediking van het kruis. Paulus en Petrus namen herhaaldelijk uitdrukkingen uit het O.T. over en lieten daar het licht van het Nieuwe Verbond over schijnen. De kern van de boodschap die zij doorgaven, was dat wie gelooft in de verrezen Christus – en daardoor een levende steen in de Gemeente werd – niet beschaamd zal worden. Wie het van werken der wet verwacht wel. “Zij zullen beschaamd worden die tegen Mij ontstoken zijn.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A480.mp3

De Samaritaanse Vrouw (Joh.4) Terwijl de Heere Jezus hard optrad tegen religieuze leiders, sprak Hij met gelovigen over rechtvaardigheid op grond van hun geloof. Zoals met de Samaritaanse vrouw, met haar in menig opzicht slechte reputatie. Zij verwachtte de Messias, Die – in strijd met wat naar joodse maatstaven correct was – volgens de Schrift door Samaria moest reizen, het (voormalig) gebied van de 10-stammen. Dáár ontmoette Hij de vrouw bij Sichar, het naar het aanbreken van het Nieuwe Verbond verwijzende oudtestamentische Sichem. Hij wilde er drinken van de fontein van Jakob – uitbeelding van Gods beloften aan Abraham – en sprak over het “levende water”, waarnaar de vrouw, een type van de Gemeente, bleek te verlangen. Zoals de zaligheid uit de Joden (2- stammen) ook naar de heidenen is gegaan en de Heer Zich via de 10-stammen een volk uit alle volken voor Zijn naam verzamelt. De Samaritaanse werd buiten Judea een getuige van het Levende Woord. Haar bede verwoordt het beste dat een mens kan vragen: “Geef mij dat water, opdat mij niet dorste.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A481.mp3

Het Overblijfsel (Rom.11) Zoals de Gemeente dat nu is, temidden van een wereld die haar niet nodig heeft, zorgde God altijd voor een ‘overblijfsel’ dat door geloof ontkwam aan oordeel. Telkens bood Hij een ark (zoals die van Noach), spelonk, woestijnlocatie of andere schuilplaats voor gelovigen die als het ware overtollig en wereldvreemd avant la lettre waren geworden. Hoewel Israël als volk tijdelijk door Hem terzijde is gesteld en Hij nu via de Gemeente werkt, heeft Hij het niet verstoten. Ook in deze genadetijd, onder het Nieuwe Verbond, kunnen Joden – naar Paulus’ voorbeeld – tot geloof komen en aldus tot het huidige overblijfsel gaan behoren. Maar niet door eigen werken der wet, die niet stroken met genade. Zich aan Gods Woord vasthoudende ‘overblijfsels’ markeren als minderheden de heilshistorie. Zij variëren van de 7000 resterende mannen die niet voor Baäl bogen, toen Elia dacht dat hij daarin de enige was, tot bv. de broers van Jozef, die door hem werden gered. En in de toekomst overleeft een gelovig overblijfsel de grote verdrukking. “Ieder die de Naam des Heeren aanroept zal zalig worden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A482.mp3

Gehoorzaam te water (Fil.2 doopdienst) Gelovigen kregen deel aan nieuw, eeuwig leven. Zij zijn één plant geworden met Christus, behorend tot Zijn Lichaam en genieten geen erkenning in de wereld. Sinds Hij demonstratief ten hemel voer, liet God niets meer van Zich horen. Maar Hij gaf wel Zijn Woord der Waarheid. De Zoon des Mensen bleef als Knecht gehoorzaam aan de Vader, nam de schuld van de wereld op Zich, als Enige Die het recht had als losser op te treden. Na diepe vernedering tot het kruis werd Hij verheerlijkt, Die de gelovigen voorging in het getuigen van de Waarheid. Zoals Hij ook Gods kinderen tot gehoorzaamheid heeft geroepen. Opdat Hij Zijn werk door hen heen kan doen, dat Hij met Zijn kracht in hun zwakte volbrengt. Een primaire uiting van gehoorzaamheid is het van de gelovige als Hij zich laat dopen. Daarmee illustreert hij zich te hebben overgegeven aan zijn Heer, in dood en opstanding. “En die gedoopt waren, rechtvaardigden God.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A483.mp3

Een vrouw in het buitenland (Mk.7) De vrouw die in Mark.7 Syro-Fenicische en in Mat.15 Kananese heet, en wier dochter werd genezen, is één der vele profetische illustraties van wat God in deze tijd doet. De dame in kwestie was geen Jodin, maar kreeg in ‘het buitenland’ – waar de Heer zich, in overdrachtelijke zin, nu ook bevindt – deel aan Zijn zegeningen. Die vielen tot nu toe ook niet de twee, maar (velen uit) de tien stammen ten deel, die als eersten het Evangelie ontvingen en predikten. Ook het Oude Testament bevat veel typologische verwijzingen naar de Gemeente van Christus, het volk buiten Israel, dat gelooft in wat – én Wie – de Joden hebben afgewezen. Zo wekte Elia – óók – de zoon van de weduwe op uit de dood. Opvallend is dat zulke dingen altijd in afzondering en doorgaans in een opperkamer of – zaal gebeurden. Ook daarin tekenen de contouren van de Gemeente in deze bedeling, inclusief haar hemelse positie, zich af. “Uw leven is verborgen met Christus in God.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A484.mp3

Tafels in de Bijbel (Jes.28) Hoewel het woord ’tafel’ in de Bijbel diverse toepassingen kent, heeft het in zekere zin altijd te maken met vormen van communicatie. Te denken valt aan de ‘stenen tafelen’ en aan die waarop profeten schreven, maar ook aan de ’tafel der toonbroden’, die in feite visueel al naar Christus verwees. Tafels in de Bijbel laten iets zien, brengen iets onder de aandacht, ofwel naar boven. Jesaja 28 spreekt over een tafel die zo vol staat met aan de wet gerelateerde attributen, dat er voor het Brood des Levens – en zelfs voor de zuivere melk – geen plaats is. In lijn daarmee wees het Joodse volk Christus na Zijn opstanding ook af om vast te houden aan ‘werken der wet’. De tafel van het Nieuwe Verbond werd weggenomen en ging naar de heidenen. Het is de tafel waaraan gelovigen gemeenschap met elkaar en hun Hoofd hebben, zoals ook tot uiting komt in de viering van het Avondmaal met brood en wijn, de symbolen van het nieuwe leven. Maar de vraag blijft of de Heer alles kwijt kan op Zijn tafel, waar Hij Zijn rijkdom en Woord wil zien. “Hun tafel worde tot een strik.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A485.mp3

Gods demonstratie Niet louter over de redding van de mens, zoals veel christenen menen, spreekt het Evangelie, maar primair over Gods rechtvaardigheid. Het is een ernstig misverstand dat Hij ter wille van ons zou moeten voorzien in alles wat aan de huidige schepping ontbreekt. In die redenering staat de mens centraal. Door gebrek aan kennis van Zijn Woord – en daarmee van Zijn heilsplan, waaraan de mens ondergeschikt is – beseffen velen niet wat God nú doet. Zijn scheppingswerk is niet af en Hij neemt daar de tijd voor. Door de wet demonstreert Hij dat de mens tot geen goed in staat is, door sterven en opstanding van de Heere Jezus Zijn rechtvaardigheid, die vervolgens is gekomen tot allen die geloven. In het verleden demonstreerde God geregeld Zijn toorn, nu Zijn genade aan wie erkennen dat Hij rechtvaardig is. En in de toekomst zal Hij in het openbaar Zijn heerlijkheid demonstreren. “Mijn genade is u genoeg.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A486.mp3

Beloofde toekomst (2Pet.3) Gods huidige oordeel over de wereld heeft tot gevolg, dat die in duisternis verkeert; het toekomstige dat heel de kosmos zal verdwijnen en worden vervangen door een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Dat is de schepping die Hij al op het oog had in Genesis 1. Dat die toekomst nog op zich laat wachten, is pure genade: God verzamelt Zich in deze tijd een – nu nog onzichtbaar – volk uit de duistere wereld, die Hij in de toekomst zal oordelen door vuur. Dan manifesteert Hij Zich weer even zichtbaar als in het verleden, waarnaar Petrus in diens tweede brief verwijst. Gods volk verwacht (en maakt al deel uit van) de nieuwe schepping. De vraag aan ieder mens is of hij wil kiezen voor zijn Schepper, Diens Woord, en het nieuwe leven in Christus. Wie dat doet ontvangt al het nodige om aan de goddelijke natuur deel te krijgen. Zich daarvan bewust te zijn, zou invloed moeten hebben op de praktische wandel van de gelovige. “Hij neemt het eerste weg om het tweede te stellen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A487.mp3

Davids Volkstelling Door zonder daartoe opdracht te hebben gekregen Israël te tellen, maakt David zich als het ware eigenaar van het volk des Heeren, dat niet het zijne was. Dat leidde tot een oordeel, zoals dat later ook over de Heere Jezus zou komen, van Wie David een type is. Door de veroordeling van Hem, als Losser voor de wereld, hield het oordeel op. Na Zijn opstanding begon de bouw van de Gemeente, zoals pas na David die van de tempel, hoewel de koning wel op de dorsvloer (de berg Moria) al een altaar had gebouwd. Daar werd, naar analogie van wat door het sterven van de Heer gebeurde, het oordeel gestopt. Voor het oordeel in zijn dagen kon David kiezen uit drie mogelijkheden: hongersnood, het zwaard van de vijand of dat van de Heer. David koos ervoor in Gods handen te vallen, van Wie hij barmhartigheid verwachtte. Zoals Hij de schuld op Zich nam voor heel het volk, deed de Heer dat voor een verloren wereld. Hij kwam om te zoeken en zalig te maken wat verloren was, tot de Zijnen en neemt als Hogepriester voor hen de verantwoordelijkheid. “De straf die ons de vrede aanbrengt was, op Hem.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A488.mp3

Hoorders of daders? Wedergeboorte is geen doel op zichzelf, maar alleen het begin van het nieuwe leven. Het doel van de gelovige is op te groeien van kind tot zoon, door te luisteren naar Gods Woord en daaruit te leven. Dat heeft met zijn wandel te maken. Opvoeding impliceert ook kastijding. Wie het Woord alleen (aan) hoort, blijft steken in theorie, en vergeet snel en is geneigd steeds opnieuw dezelfde vragen te stellen. Die attitude levert lauwe christenen op. Wie luistert, het Woord als water tot zich blijft nemen en er zich aan ondergeschikt maakt, is op weg naar het zoonschap. Hij wordt een ‘dader des Woords’ en zal loon ontvangen. Daarvoor draagt de gelovige verantwoordelijkheid. In hoeverre hij die neemt, zal openbaar worden voor de rechterstoel van Christus. Het nieuwe leven onder de genade moet in de door Hem verkregen vrijheid metterdaad worden geleefd. “Onderwerpt u dan Gode, wederstaat de duivel en hij zal van u vlieden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A489.mp3

Gebod(en) en wet (Jak.) In de Bijbel zijn ‘geboden’ lang niet altijd synoniem met de Mozaïsche wet. Zeker in het Nieuwe Testament komt men de termen wet en gebod ook in andere betekenissen tegen. Geboden kunnen weliswaar op verplichtingen duiden, maar ook op adviezen. Uit bijvoorbeeld Psalm 119 blijkt dat onder wet primair onderwijzing moet worden verstaan, in plaats van louter een pakket inzettingen en regels. In elk geval geldt sinds de opstanding van Christus de ‘koninklijke wet’ van het Nieuwe Verbond, die gelovigen oproept niet te oordelen. Zijn geboden bewaren, komt onder dat regime neer op geloven in de naam van de Zoon, de Heere Jezus Christus, elkaar liefhebben en in Hem blijven. Niet de regels van de Mozaïsche wet, die een bediening des doods was, maar de vrucht dragende geboden van ‘Geest en Leven’ zijn de leidraad voor gelovigen. Zij leven onder de wet van de vrijheid. “Dit is Mijn gebod, dat gij elkander lief hebt.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A490.mp3

Wonderbare spijziging (Joh.6) Zowel het uit de hemel neerdalende Manna in het Oude Testament als de vermenigvuldiging van het Brood door de Heere Jezus in het Nieuwe had een zware typologische lading. Zij verwezen naar het ‘Brood des Levens’, het Woord Gods, dat gelovigen geacht worden in zich op te nemen. In de Evangeliën komt twee keer een ‘wonderbare spijziging’ voor. Beide verhalen bevatten veel getalsmatige symboliek. Zo wijzen de twee visjes naar zowel twee fasen in Gods werk – het huidige verborgen en het toekomstige openbare koningkrijk – als het dubbeldeel van het erfrecht van Christus en de Zijnen. De vijf broden symboliseren de verborgenheid Gods en Zijn genade. En zoals destijds de menigte in het gras zat om te rusten en te eten, zijn gelovigen, midden in de op tot verdorren gedoemd gras lijkende tijdelijkheid, al de rust in gegaan. Uitverkoren om maaltijd te houden met Hem, Die bewust niet voor een aards maar voor een onvergankelijk koninkrijk koos. En in de wetenschap dat Israël ooit een hoofdrol op aarde zal spelen. Daartoe zijn twaalf korven overgebleven….. “Heere, geef ons altijd dat Brood.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A491.mp3

De strijd van Gideon (Rcht.8) Wie in het Oude Verbond geen verwijzing ziet naar de (daar nog verborgen) geestelijke zegeningen, die de gelovige onder het Nieuwe Verbond ten deel zijn gevallen, houdt alleen rituelen en wet over. Ook de geschiedenis van Gideon en zijn kleine ‘gelovig overblijfsel’ van driehonderd mannen – een beeld van de Heere Jezus Christus en Zijn Gemeente – bevat volop symboliek over de geestelijke status en strijd van de hedendaagse gelovigen. Hun gevecht tegen de pijlen van de boze, die via de wet de oude mens wil activeren, is defensief. In het verhaal over Gideon en de zijnen, komt men ook allerlei varianten van stromingen in het huidige christen- en Jodendom tegen. Zoals de verlosten van Pniël (=aangezicht Gods), die zich gedragen als vijanden, de overwinning in twijfel trekken, en daarmee het leven onder de wet uitbeelden. Zij bouwen een toren, het ultieme teken van eigen werken en dito gerechtigheid. De spreekwoordelijke hoogmoed die voor de val komt. “Al wat tevoren geschreven is, dat is tot onze lering.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A492.mp3

Berouw, vermaning, vertroosting Waar de Bijbel, vooral in het Oude Testament, aangeeft dat God berouw over iets had, drukt dat geen spijt over Zijn daden uit. Het slaat niet op ad hoc door Hem genomen besluiten, omdat eerdere bij (Zijn) nader inzien verkeerd zouden zijn geweest. Waar het begrip voorkomt in de Schrift, heeft het steeds betrekking op door Hem ingezette verandering, die deel van Zijn plan uitmaakte. Zo verving Hij het Oude door het Nieuwe Verbond, waardoor verlossing tot stand kwam. In het Hebreeuws heeft het veelal met ‘berouwen’ vertaalde woord nacham (waarvan Noach is afgeleid) ook de betekenis van ’troosten.’ God laat veel tot een door Hem bepaald tijdstip doorgaan, om daarna een wending teweeg te brengen. In het Nieuwe Testament impliceert het begrip ‘vermaning’ ook veelal vertroosting, in de zin van elkaar wijzen op het nieuwe dat is gekomen. Dankzij de Trooster. De troost voor de gelovigen is dat God het oude, het ‘eerste’, wegneemt om er het ’tweede’, het nieuwe voor in de plaats te stellen. “Ik ga heen, maar zal u de Trooster zenden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A493.mp3

Ongelovige gelovigen Naar bijbelse maatstaven is ongeloof het afwijzen van wat men weet of zou kunnen weten, maar heeft afgewezen. Dergelijk ongeloof komt ook voor bij gelovigen. Wie de waarheid zoekt, zal die vinden. Daar zorgt God voor. Bij het Joodse volk was de informatie beschikbaar om de Messias te kunnen (her)kennen. Toch wees het Hem af. Het verschil tussen geloof en ongeloof is dat tussen trouw en ontrouw. In die zin is de eeuwig trouwe God gelovig. Paulus was van nature trouw aan wat Hij over God en Diens wil meende te weten. Op grond van die trouw greep God in. Veel christenen aanvaarden de Bijbel slechts gedeeltelijk, uit pure onwil of door onwetendheid. Er zijn gelovigen die – naar analogie van ongelovig Israël – veel afwijzen van wat zij zouden kunnen weten en daarmee ontrouw worden aan de autoriteit van het Woord. Zij verliezen daardoor niet het eeuwige leven, maar wel (geheel of gedeeltelijk) hun erfenis. “God is een Beloner van wie Hem ernstig zoeken.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A494.mp3

Héél de Schrift (2Tim.3) Zich laten voeden met en leiden door Gods Woord, wat iedere gelovige zou moeten doen, vereist dat men het als één geheel aanvaardt. Profeteren is niets meer of minder dan dat Woord in de volle omvang, als afkomstig van één Auteur, doorgeven. Het is onjuist te veronderstellen dat het profetische Woord louter over de toekomst spreekt. Fragmentarisch gebruik van de Schrift leidt al gauw tot onjuiste conclusies, het berijden van stokpaarden en gebrek aan inzicht in de volle waarheid. In de praktijk komt het er vaak op neer dat men maar een deel van de Bijbel kent of wenst te kennen, c.q. te geloven. Dat komt in feite neer op het zich bewust distantiëren van bepaalde bijbelse waarheden. Wie Schrift met Schrift vergelijkt, zal ontdekken dat de Bijbel zichzelf als onwrikbaar, consistent en gezaghebbend Woord van God bewijst. Helaas hebben velen in christelijke kring, hoewel wij leven onder het Nieuwe Verbond van de genade, er een (wettische) bedekking over gelegd. “Al de Schrift is van God ingegeven.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A495.mp3

Saul en David in En-gèdi (1Sam.24) Hoewel al tot koning gezalfd, functioneerde David geruime tijd nog niet in die positie. Die periode, voorafgaande aan de dood van Saul, correspondeert met het huidige tijdsgewricht. Christus is al de Gezalfde sinds Zijn opstanding, maar nog onzichtbaar als Koning. Hij vertoeft met de Zijnen nog in het verborgene, zoals David met zijn mannen in de spelonken van En-gèdi, een oase in de woestijn. Daar werd hij vervolgd door Saul, een beelddrager van de wet (het Judaïsme). Het tragische van veel christenen is dat zij, hoewel door genade behorend bij de Opgestane, willen vasthouden aan de wet. Saul was met olie uit een kruik gezalfd, een teken van tijdelijkheid, en David met die uit een hoorn, die eeuwigheid illustreert. Het past in het vaste bijbelse patroon dat God steeds opnieuw het eerste wegneemt en daarvoor in de plaats iets nieuws stelt. Nòg heerst op aarde als het ware het regime van Saul: dat van wet en religie, maar het zal binnenkort verdwijnen. Wie verstandig is schaart zich bij David, onder de genade van Christus, buiten de legerplaats, levend van Zijn Woord. “Ik heb Mijn Koning gezalfd over Sion.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A496.mp3

Zijn waar Hij is (Joh.14) Gelovigen zijn waar hun Heer is. Zij hebben, evenals Hij, nú al een hemelse positie. Daarop wees de Heere Jezus al gedurende zijn laatste dagen in het vlees op aarde. In die zin houdt de belofte ‘gij moogt zijn waar Ik ben’ niet exclusief verband met de toekomst, c.q. Zijn wederkomst. Terwijl Zijn lijden en sterven nog moest komen, voorzag de Heere Jezus al de heerlijkheid die Hij daarna zou ontvangen en het Nieuwe Verbond, dat bij Zijn opstanding van kracht werd. Er kleeft ook een andere kant aan die realiteit: niet alleen verkeren leden van de Gemeente bij Hem, hun Hogepriester, maar tegelijk leeft Hij ook in hen. Met de Heilige Geest, de Trooster, Die de gelovigen in de Waarheid, Gods Woord, leidt. De weg naar het einddoel, hun aanstelling tot zonen, loopt via die Waarheid. Hun liefde voor de Heer blijkt uit die voor Zijn Woord. Dáárdoor geeft Hij vrede. “Gij in mij en Ik in u.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A497.mp3

Vrijheid is geen leegheid (Rom.7) Gelovigen zijn gestorven voor de wet, de zonde en de wereld. De daardoor verkregen vrijheid is bedoeld om vrucht te dragen, dankzij de gemeenschap met Christus. Die gemeenschap wordt niet bewerkt door de wet, maar is gerelateerd aan hartsgesteldheid. Door het sterven van de Heere Jezus is Gods huwelijk met Israël ontbonden. Als de man sterft, kan de vrouw nu eenmaal vrijelijk bij een andere gaan behoren. In de toekomst zal dat met dat volk ook weer gebeuren. Intussen werd de Gemeente het Lichaam van de opgestane Christus, vrijgemaakt van de gestorven Man en daarmee van de wet. Maar iedere individuele vrije draagt de verantwoordelijkheid voor wat hij of zij in het sterfelijke lichaam, het aarden vat, aan vrucht voortbrengt. Door beschikbaar te zijn voor Hem, zodat Hij er iets mee kan doen tot Zijn eer. Vrijheid is niet bedoeld voor een levenswandel die in feite neerkomt op leegheid, maar voor het gepassioneerd volgen van de loopbaan waarvoor de gelovige volgens de Schrift bekwaam is gemaakt. “Of weet gij niet dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest?” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A498.mp3

God verandert niet (Jak.1) Terwijl de mensen voortdurend zoeken naar verandering, blijven God en Zijn Woord onveranderlijk. Toch lijkt men ook in christelijke kring vaak aan die standvastigheid te willen tornen. Het heeft allerlei hypes tot gevolg, die niet zelden haaks op Gods onwrikbare Woord staan. Veel christenen accepteren bijvoorbeeld, louter op basis van de profane geschiedenis, niet meer dat er nog een grote verdrukking voor Israël komt. Hoewel de Schrift die duidelijk voorzegt. Intussen werkt de Schepper, volledig in overeenstemming met Zijn onveranderlijke Woord, wel een gefaseerd plan uit. Daarin paste dat het tijdelijke zou plaatsmaken voor het eeuwige, het Oude Verbond voor het Nieuwe en de oude schepping voor de nieuwe. Gelovigen zien uit naar de grote verandering, die zij op grond van het onveranderlijke Woord van God mogen verwachten: die van hun vernederde in een verheerlijkt en onveranderlijk lichaam. “Alzo wij een onbeweeglijk koninkrijk ontvangen, laat ons de genade vasthouden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A500.mp3

Eenheid door het Woord (Ef./1Joh.) De bestemming van wie door wedergeboorte Gods kinderen werden, is hun aanstelling als zonen. Dat vergt een waardige wandel, met de Heere Jezus als Voorbeeld. Gelovigen vormen een organische geestelijke eenheid, die pas bij Zijn wederkomst zichtbaar wordt. Het nieuwe leven in Hem is de bindende factor. Of iemand is wedergeboren, valt niet aan de buitenkant te zien. Sommigen geven zich uit voor kinderen Gods, dringen de Gemeente binnen en veroorzaken daar – gestuurd door de duivel – wanorde. Wedergeboorte brengt begeerte naar Gods voedende Woord teweeg. Zoniet, dan valt te betwijfelen of iemand werkelijk is wedergeboren. Door het Woord ontstaat onderlinge gemeenschap. Wie het in zijn hart bewaart, wandelt in het Licht. Dat er weinig liefde voor dat Woord bestaat, impliceert dat er weinig èchte christenen zijn. De naasten van gelovigen zijn primair hun broeders en zusters. Het is hun opdracht binnen het Lichaam de geestelijke eenheid te bewaren. Maar die vindt men alleen tussen wie voor het Woord buigen. Juist dáárvan probeert men gelovigen af te houden via overdreven aandacht voor uiterlijkheden en door verwarring te stichten. “Benaarstig u de geestelijke eenheid te bewaren.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A501.mp3

Sleutels van een Nieuw Verbond Het licht van het Nieuwe Verbond verschaft de gelovige zicht op wat in het Oude Testament nog werd overschaduwd. Daardoor laat zich bijvoorbeeld de naar Christus verwijzende profetie uit Jesaja 22 verstaan. Daarin is Eljakim een type van Hem en Sebna van de antichrist. Van beide oudtestamentische personages weten wij verder vrijwel niets. De profetie grijpt duidelijk vooruit op de komende heerschappij van het Hoofd van het huis van David en tegelijk van de Gemeente. Aan Hem is de sleutel gegeven van Gods koninkrijk en van het Nieuwe Verbond, waarmee Hij opent en sluit. Maar Hij zal ook de sleutel blijken te bezitten van de afgrond, waarin de duivel wordt gebonden. In bedekte termen spreekt het Oude Testament al over de toekomst, waarin Christus voor eeuwig zal regeren en het antichristelijke rijk, gebouwd door degene die zich boven God en Zijn Gezalfde wilde verheffen, wordt weggenomen. “En ik zal de sleutel van het huis Davids op zijn schouder leggen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A502.mp3

Noach en de zondvloed Gelovigen vertrouwen op Gods altijd toekomstgerichte en in het verleden door profeten gesproken Woord. Dat vertrouwen demonstreerde ook Noach (= trooster), die louter op basis van Gods spreken een ark bouwde, waarin hij en de zijnen werden behouden voor het oordeel over de wereld. Volgens Genesis 6 had het de Heere berouwd het menselijke ras te hebben gemaakt, waarmee hemelse wezens – zonen Gods genoemd – zich hadden vermengd. Maar, overeenkomstig een vast patroon in de Schrift, nam Hij door middel van de zondvloed iets weg om er iets nieuws voor in de plaats te stellen. Zoals ook het nieuwe verbond van genade het oude – onder de wet – verving. De geschiedenis van Noach verwijst naar Christus en wat er onder Zijn heerschappij nog staat te gebeuren. Naar de komst van een nieuwe aarde en het oordeel over de oude schepping, niet meer door water maar door vuur. Maar nú nog staat de ark open. Er is voedsel aan boord in de vorm van Gods levende Woord. “Houdt de lankmoedigheid des Heeren voor zaligheid.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A503.mp3

Werking der sterkte Dezelfde kracht die de opstanding van Christus veroorzaakte, werkt in de – evenals Hij – tot heerlijkheid en erfenis geroepen gelovigen. Het is de bedoeling dat die in hun leven, hun loopbaan, ook iets úitwerkt. Dat gebeurt als zij zich daarvoor beschikbaar stellen. Dat te doen is hun verantwoordelijkheid. In elk geval zou gebed de uitwerking van Zijn kracht in ons zijn: het gebed dat volgens de Schrift “véél vermag”, omdat het voortkomt uit kennis van Gods Woord. Dàt te bestuderen, te onderzoeken en te leren verstaan is de roeping van de gelovige. Het leidt tot door de Geest van Christus geschonken wijsheid. Tot niet uit het vleselijke, menselijke verstand voorkomende wéten. En tot wandel in Zijn wegen. Het verlangen daartoe ontstaat bij de gelovige, wanneer het Woord rijkelijk in hem woont. De bij het hemels burgerschap behorende werking (=energeia) van de Geest in de gelovige is dezelfde waardoor Christus alles aan Zich kan en zal onderwerpen. “De grootheid Zijner kracht zij aan ons, naar de werking der sterkte Zijner macht.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A504.mp3

De Eerstgeborene De geboorte van de Heere Jezus uit de maagd Maria, zoals geprofeteerd in Jesaja 7, was een (voor)teken van die van de Gemeente, die met – en door – Christus het eerstgeboorterecht zou verkrijgen. Hij was het eerste kind van Maria, maar daarmee nog niet aangesteld als de Zoon en het Beeld van de onzienlijke God. Waar de Bijbel spreekt over de eniggeboren door God gegeven Zoon – opdat gelovigen eeuwig leven zouden hebben – gaat het niet om Zijn geboorte als mens, maar om Zijn positie als de Verhoogde. Wie tot de Gemeente behoren worden aan het beeld van Hem, de ‘Eersteling onder vele broederen’, gelijk. Zij zijn geroepen tot zoonschap, de volwassenheid, die voor een kind nog niet aan de orde is. En betrokken in zowel Zijn priester- als Zijn koningschap, als de eerstelingen van de oogst, die met Christus zullen erven. “Zij baarde haar eerstgeboren zoon.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A505.mp3

Apartheid (1Kor.6) Veel oudtestamentische uitspraken krijgen in het Nieuwe Testament een nieuwe geestelijke dimensie. Zoals Israël verlost werd uit Egypte, is de Gemeente uit de duisternis van de wereld naar het licht gebracht. Veel onder het Oude Verbond – en in de toekomst weer! – op Israël betrekking hebbende teksten, worden in de brieven van Paulus toegepast op de Gemeente, die – als collectief – Gods tempel is en als ‘eersteling’ deel kreeg aan oudtestamentische beloften. Het is de bedoeling dat individuele gelovigen zich niet aan die realiteit onttrekken, wat destijds in Korinthe blijkbaar toch gebeurde; men leefde er vleselijk, naar wereldse wijsheid. Zoals Israël destijds geen buit mee mocht nemen van de verslagen heidense volken, zouden christenen zich niet moeten laten besmetten door werelds, vleselijk denken. Helaas zijn er onder hen ‘oneervolle vaten’ die dat wel doen en aldus een juk met ongelovigen delen. Maar leven uit geloof impliceert buiten de legerplaats vertoeven en daar smaadheid dragen. Omdat licht geen gemeenschap kan hebben met duisternis. “Trekt niet een ander juk aan met de ongelovigen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A506.mp3

Van aangezicht tot aangezicht (1Kor.13) Het wezen van God is onzichtbaar. Waar Hij zich presenteert, toont Hij alleen Zijn buitenkant. Mozes en alle anderen in het Oude Testament die met Hem werden geconfronteerd, hoorden alleen Zijn stem of zagen een Man. In dat laatste geval, bij een ontmoeting aan aangezicht tot aangezicht, was er telkens sprake van een christofanie, een voortijdige verschijning van de nu verrezen Christus. Hij is de uitbeelding van de onzienlijke Godheid. Als Die in de toekomst verschijnt, zullen ook de littekens in Zijn handen zichtbaar zijn. Hoewel gelovigen verwachten Hem in de toekomst, na de verandering van hun lichaam, op die manier te zullen aanschouwen, zien zij Hem nú al in geestelijke zin met eer en heerlijkheid gekroond. Dat is een kwestie van Hem (steeds beter) kennen, een proces op de weg naar volwassenheid en een vrucht van onderwijzing. Gelovigen gaan daardoor steeds meer Zijn heerlijkheid weerspiegelen (zoals destijds bij Mozes), nadat de bedekking is weggenomen. “Maar wij zien Jezus met eer en heerlijkheid gekroond.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A507.mp3

Zaligheid en heiliging Het bijbelse begrip zaligheid omvat méér dan wedergeboorte door de Heilige Geest. Namelijk alle zegeningen die God de gelovige schenkt. Wedergeboorte is het begin. Daarna volgen de door de Geest geheiligde praktische wandel, in de Bijbel ook de ‘zaligheid der ziel’ genoemd, en tenslotte de verandering van het lichaam. Heiligmaking, de tweede fase, komt neer op dienstbare toewijding van de gelovige aan het werk van de Heer. Hij is in Christus niet alleen uitverkoren om tot geloof te komen, maar ook tot het daaruit leven. Intussen is heiligmaking niet hetzelfde als volstrekt zonder zondigen leven. Zondigen is de frustratie van de natuurlijke mens. Het lukt hem niet dat na te laten en daaronder gaat hij gebukt. Tegelijk klinkt in christelijke kring de oproep tegen zonden te strijden. Maar volgens God is het probleem van de zonde opgelost. Hij acht de gelovige bekwaam voor Zijn dienst. Hem in vrijheid dienen is de weg van heiliging. Die impliceert trouw blijven aan Zijn woord. “Dit is de wil van God; uw heiligmaking.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A508.mp3

Woord en wetenschap Terwijl Gods gedachten hoger zijn dan die van mensen, wachten sommige gelovigen op een menselijke ‘grote denker’, die de Bijbel in overeenstemming brengt met wereldse wetenschap. Het schepsel spreekt het Woord van de Schepper tegen, omdat het niet past in zijn zogenaamd wetenschappelijke hypothesen. Dat God de oude – door Hem ‘in den beginne’ door Zijn Woord geschapen – (oer)wereld oordeelde en in zes dagen herstelde, strookt niet met de tot wetenschap gebombardeerde evolutieleer. Die is nu door graag met menselijke geleerdheid koketterende christenen omarmd. Door evolutie in denken kwamen zij tot het inzicht dat in het bouwwerk van de Schrift best stenen zijn te missen. Maar door elementen te ontnemen aan de heilsgeschiedenis, in de eerste verzen van het Johannes Evangelie in een notendop samengevat, wordt die los zand. Als God Adam niet schiep, stamt ook niet heel de mensheid van hem af en komt de behoudenis via de Tweede Adam, Hoofd van de menselijke familie, de Losser, op losse schroeven te staan. Zoals veel letterlijke, zichtbare gebeurtenissen naar geestelijke realiteit verwijzen, komen de zes hersteldagen overeen met zes bedelingen. Maar ook die wijzen nogal wat christenen af. Omdat er kerkelijke sluiers zijn gelegd over de Schrift, die één harmonieus geheel vormt en waarin Christus centraal staat. “Al de Schrift is van God ingegeven.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A509.mp3

Israëls toekomst (Zach.10) Door een periode van zware verdrukking heen zal Israël als volk alsnog tot geloof in zijn Messias komen. In zware tijden zal een ‘gelovig overblijfsel’ de naam des Heeren aanroepen. Dat fenomeen van een minderheid die de Heer trouw bleef, temidden van een zich van Hem afkerende meerderheid komt men vaker tegen in de Bijbel. Elia dacht bijvoorbeeld al de enige nog overgebleven gelovige te zijn, maar de Heer laat hem weten dat er nog zevenduizend waren. Nadat Israël straks zijn Messias heeft gevonden, zullen tenslotte ook andere volken voor Hem buigen. In Zacharia 10 staan die toekomstige gebeurtenissen beschreven. Zoals ook de hereniging van de twee en tien stammen. Nu is Israël nog niet Gods volk, maar alleen op grond van geloof in de Herder die het eerder heeft afgewezen, zal het dat weer worden. Dan komen onder Zijn heerschappij Juda en de rest van Israël weer samen. “Al wie de naam des Heeren aanroept, zal behouden worden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A510.mp3

Toonbeelden van genade Gelovigen worden in de Schrift opgeroepen zich uit te strekken naar een wandel die in overeenstemming is met hun juridisch verkregen status. Zoals in Israël een Leviet was voorbestemd om priester te worden, zijn kinderen van de Koning als heiligen geroepen tot delen in Christus’ erfenis. Maar zoals destijds niet iedere Leviet er tijdens zijn opvoeding in de praktijk veel van terecht bracht, laat ook de wandel van menige gelovige te wensen over. Paulus maakt in bijvoorbeeld de brief aan de Romeinen onderscheid tussen de in Christus ontvangen positie van de gelovige en hun bereidheid in overeenstemming daarmee uit genade te leven. Hij roept heiligen als het ware op heilig te wandelen, waartoe zij ook bekwaam zijn gemaakt, en aldus toonbeelden van Zijn genade te zijn. Dat impliceert zich niet meer te belasten met de inzettingen van de wereld en de oude mens, maar zich onder het Nieuwe Verbond te richten op het functioneren van de nieuwe mens en de dood verklaarde oude mens ook als zodanig te mijden. Dan kan door de werking van Gods Woord in de gelovige. Het resultaat van die oefening op weg naar volwassenheid zal in de toekomst worden gezien. “Dankende de Vader, die ons bekwaam gemaakt heeft om deel te hebben aan de erfenis.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A511.mp3

Geen oordeel onder het Nieuwe Verbond (Rom.7, 8) Doordat de wet bestemd was voor en gelegd is op het vlees komt van het voldoen aan de eisen daarvan door de mens weinig terecht. Maar de daaruit voortvloeiende straf heeft de Heere Jezus op zich genomen door plaatsvervangend te sterven voor de wereld. Maar alleen gelovigen kunnen afstand nemen van hun zondige natuur. Voor hen is er ook geen veroordeling meer. Onder het Nieuwe Verbond zijn zij door de wet des Geestes vrij gemaakt van die ‘der zonde en de dood’, onder het Oude Verbond. Gelovigen hebben aanvaard dat zij met de Heere Jezus zijn gestorven, maar nu – door Zijn opstanding – ook met Hem leven. Het is de bedoeling dat zij het door Hem verkregen nieuwe leven ook in de praktijk leven, op basis van de door God geschonken genade, die zij ook aan anderen kunnen uitdelen. Paulus besefte dat hij onmogelijk kon beantwoorden aan de wet, hoewel hij dat wilde. Dat bracht hem tot de uitroep: ‘ik ellendig mens’. Maar hij besefte dat God de zonde in het vlees had veroordeeld door de Heere Jezus Christus te zenden. Hij kreeg van de Heer niet te horen ‘Mijn wet is u genoeg’, maar ‘Mijn genade is u genoeg.’ “Ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A512.mp3

Eén geworden met Christus (Doopdienst 12-4-09) De boodschap van de Bijbel staat haaks op allerlei religies in de wereld, die blijkbaar verbetering van de mens op het oog hebben. Maar de mensheid, sinds Adam al beheerst door de zonde, is in de ogen van God geëxecuteerd, toen de Heere Jezus stierf. Als de Tweede Adam en hoofd van heel de menselijke familie was Hij de Enige, Die in rechte haar schuld op Zich kon nemen. Dat was de juridische afrekening met een wereld, waarin niemand in staat was Hem te dienen. Maar de Gestorvene is ook de Opgestane in nieuw leven. En wie in Hem gelooft, zal mét Hem leven. Die is Gods kind geworden. De doop in water symboliseert de identificatie, de eenwording met de Heere Jezus Christus. Met zowel Zijn dood als Zijn opstanding. Het is de bedoeling dat de gelovige het nieuwe leven ook lééft, zich beschikbaar stelt om Hem – en niet langer de zonde – te dienen. “Want die gestorven is, is gerechtvaardigd van de zonde.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A513.mp3

Het Lichaam van Christus Gelovigen hebben een positie in een andere dan de zichtbare wereld gekregen. Het is de bedoeling dat zij die innemen. Samen vormen zij het éne Lichaam van Christus, de uit het wereldse systeem getrokken Gemeente, waaraan Hij nog steeds bouwt. Die is één geheel (‘één plant’, zegt Romeinen 6) met Hem geworden. Wie er deel van uitmaakt, is met Hem zowel gestorven als opgewekt en wordt geacht het eigen lichaam voor Zijn dienst ter beschikking te stellen. Als de Messias terugkeert naar de aarde om ook daar Zijn rijk te openbaren, is het Lichaam bij Hem. Het is de tempel, waarvan gelovigen de stenen zijn. Zij zijn volgens Gods Woord bekwaam gemaakt om Hem te dienen als leden van Zijn Lichaam, en functionerend als priester onder het Hoofd, c.q. de Hogepriester. Dat Lichaam is Zijn eigendom en groeit door Goddelijke – dus niet menselijke – wasdom. Het vormt de niet door kerkmuren te verbreken éénheid, waarom de Heer heeft gebeden. Er is geen reden om aan te nemen dat die bede niet is verhoord. Wel om die éénheid te erkennen. “Opdat zij allen één zijn.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A514.mp3

Het herstel van Davids troon (Hand.15) Nog bezet de Messias geen troon op aarde, maar in de toekomst zal Hij die van Zijn vader David te Jeruzalem opeisen. Nu heeft Hij de troon der genade in de hemel en verzamelt Hij Zich een geestelijk volk voor Zijn naam, de Gemeente. Pas als dat werk is voltooid, komt Zijn koninkrijk op aarde in zicht. Volgens de verbondstheologie, die er onder meer toe leidde dat men de Kerk als voortzetting, c.q. vervanging, van Israël zag, is het aardse koninkrijk al begonnen. Dat is moeilijk te rijmen met de bijbelse profetieën daarover. Als Nazaat van David – naar het vlees – zal de Heer na het herstel van diens ‘vervallen hut’ in het Messiaanse rijk eeuwig regeren. Op de ooit uit Jeruzalem verdwenen, maar dan daar teruggekeerde Davidische troon. Tot het zover is, werkt God uitsluitend door gelovigen en niet via het Joodse volk. Na de bekering daarvan, worden troon en scepter van Juda weer hersteld. Dat koninkrijk zal dan overigens alle volken omvatten. Maar tot de wederkomst van de Heer – mét Zijn Gemeente – wordt Jeruzalem door heidenen vertreden. “Na dezen zal ik wederkeren en de troon van David herstellen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A515.mp3

De onrechtvaardige rechter (Luk.18) Sommige gelovigen pogen nu al op deze aarde ultiem recht te verkrijgen of te vestigen. Zij zullen niet verder komen dan de povere resultaten van – in hemels perspectief bezien – onrechtvaardige rechters. God bemoeit zich daar nog niet mee. Dat is inherent aan Zijn lankmoedigheid en genade. De dag van Zijn rechtspraak, c.q. oordeel, moet nog komen. Het is niet de bedoeling dat gelovigen daar eigengereid op vooruit lopen. De Heer spreekt recht op Zijn tijd. Tot het zover is – en de Gemeente deel krijgt aan Zijn uitoefening van het recht! – is het beter voor haar leden in deze bedeling van de verborgenheid onrecht te lijden dan zichzelf te wreken of kwaad met kwaad te vergelden. De komende heerlijkheid en de gerechtigheid op aarde verwachtend, mogen zij op Hem vertrouwen. Zonder te trachten zich in deze wereld rechten te verwerven. Beter is het te wachten op het loon, voor de rechterstoel van Christus. “Wij lijden met Hem, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A516.mp3

Het proeven van Gods wil (Rom.12) Gelovigen worden geacht beschikbaar te zijn voor hun Heer. Alleen dan verandert hun denken en leren zij Gods wil voor hun leven kennen. Hij wil dat alle mensen zich tot Hem bekeren, maar in het verlengde daarvan dat zij ook tot kennis van de Waarheid komen. Dat laatste is mogelijk voor wie – zoals beloofd – door de Heilige Geest wordt geleid bij het bestuderen van het Woord. De natuurlijke mens begrijpt niet wat de Geest hem duidelijk wil maken. De bedoeling is dat gelovigen zich toewijden aan de Heer, vrijmoedig regelrecht tot Hem gaan om bij de troon van de genade te luisteren naar wat Hij heeft te zeggen. Zó voedt Hij hen op en vernieuwt Hij hun denken. Dat leidt tot een vernieuwde levenswandel en in de toekomst een geheiligd nieuw lichaam. Alleen wie dienstbaar is aan de Heer zal Zijn wil in dit leven leren kennen. Het gaat om trouw blijven aan Hem Die trouw is. “Hij Die u roept is getrouw.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A517.mp3

De Hogepriester en de vaste spijze (Hebr.) Zoals Mozes Israël leidde en uit Egypte naar Kanaän bracht, heeft Christus de Gemeente uit de wereld naar een positie in de hemel gebracht. Dáár is Hij haar Hoofd en – naar analogie van Aäron – Hogepriester. Zulke aardse en hemelse parallellen tussen het Oude en het Nieuwe Verbond vormen de essentie van de brief aan de Hebreën. Sprak God in Oude Testament langdurig via profeten, nu doet Hij dat door de opgestane Zoon, die verantwoordelijk is voor het Woord en dat in de harten van eveneens tot priesterschap geroepen gelovigen legt. Het is Zijn bedoeling dat zij zich laten onderwijzen in de ’tegenwoordige waarheid’, zich bewust zijn van hun hemels burgerschap en zichzelf in die positie aan Hem ten offer stellen. Alleen op grond van Christus’ functioneren als Hogepriester kunnen ook gelovigen hun priesterlijke taak uitoefenen. Hij reinigt hen om Hem te dienen. Zoals Aärons zonen volgens de Schrift werden gereinigd voor het priesterambt. “Hij is van God genaamd een Hogepriester naar de ordening van Melchizedek.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A518.mp3

Bedekking en Heerlijkheid Veel gelovigen vermengen genade en wet, oud en nieuw verbond. Terwijl die twee elkaar uitsluiten. De opstanding van Christus impliceerde het einde van de wet en doorbraak van reeds door Mozes voorziene heerlijkheid, die hij evenwel niet aan het volk kon doorgeven. In plaats daarvan gaf hij in zichtbare dingen vorm aan wat hij had gezien, maar waarover nog een bedekking lag. Die is nu weg voor wie door de Geest van Christus in vrijheid worden geleid in het Woord der Waarheid. Maar het is wel de bedoeling dat zij dat Woord ook onderzoeken. De roeping van de gelovige is achter Hem (de Eersteling) aan het heilige der heilige binnen te gaan en Zijn heerlijkheid te weerspiegelen. Dat zal ook duidelijk worden in hun wandel. Doordat de bedekking is weggenomen, ontvangen zij het licht, dat de verborgenheden van Zijn wil openbaart. De vraag is in hoeverre gelovigen Zijn licht aanvaarden voor de praktijk van hun leven. “Want indien wat teniet gedaan wordt in heerlijkheid was, veel meer wat blijft in heerlijkheid.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A520.mp3

Geroepen tot zoonschap (Rom.8) Kinderen Gods zijn als het goed is op weg naar hun aanstelling tot zonen, in navolging van de Heere Jezus Christus. Hij werd dat bij Zijn opstanding en sindsdien leidt Hij de Zijnen tot het delen in zoonschap en daarmee in Zijn erfenis. Dáártoe zijn gelovigen geroepen. Het begrip zoonstelling is in de huidige cultuur onbekend, maar in het licht van het Oude Testament heel goed te duiden. De roeping van degenen die bij Christus’ Gemeente behoren impliceert afzondering, isolement en vrijheid van wereld en wet. Gods Woord daagt gelovigen uit in overeenstemming met hun heilige roeping waardig te wandelen. Dat wil zeggen: in de hun gegeven vrijheid zichzelf beschikbaar te stellen voor Zijn dienst. En zich uit te strekken naar de beloofde toekomstige heerlijkheid. Zij hebben daarbij als onderpand de Heilige Geest ontvangen, die hen zal leiden in de Waarheid. “God is getrouw, door Wie gij geroepen zijt tot gemeenschap met Zijn Zoon.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A521.mp3

Verborgenheid (Rom.16) In het licht van het Nieuwe Testament ontdekken gelovigen wat in het Oude Testament wel latent aanwezig was, maar verborgen moest blijven. Om die verborgenheid in stand te houden, sprak de Heere Jezus ook in gelijkenissen. Het was de bedoeling dat de discipelen daar wèl, maar anderen niet iets van begrepen. Gelovigen zien wat ongelovigen niet kùnnen zien. Gelovigen behoren ook tot een voor de wereld nog onzichtbaar – hemels – koninkrijk onder een ook nog steeds verborgen Koning. In Hem zijn ook zij verborgen bij God. Wie dat begrijpt, heeft er als gelovige ook geen behoefte aan om nú al – vooruitlopend op wat de Heer straks zal doen – een op het Zijne lijkend koninkrijk te bouwen. Onderwezen zijn in de verborgenheid – door bestudering van Gods Woord – is essentieel voor wie gelooft, anders zal hij onzeker blijven over zijn heil. Voor dat onderwijs stonden de Korinthiërs niet open. Daarom noemde Paulus hen vleselijk. Wat eeuwenlang verborgen moest blijven, is nu geopenbaard aan de heiligen. “Wij spreken de wijsheid Gods in verborgenheid, die bedekt was.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A522.mp3

Ontdekte waarheid (2Kor.4) Ervan overtuigd dat hij voor zijn bediening verantwoordelijk was tegenover God, in het besef dat Die hem zou oordelen, stoorde Paulus zich niet aan wat de Korintiërs van zijn boodschap vonden. Het was zijn bediening het Evangelie van de verborgenheid te prediken. Daarvan kon en wilde hij niets ‘schandelijk’ bedekken, zoals sommigen in de Gemeente geneigd zijn te doen. Zij vervalsen in feite Gods Woord. Om allerlei redenen, bijvoorbeeld om mensen te behagen. De ‘god dezer eeuw’ heeft daar belang bij. Hij is er altijd op uit licht weg te nemen, vooral door de inhoud van de Schrift te filteren: delen ervan weg te nemen, c.q. te bedekken. Maar iedere gelovige is verantwoordelijkheid voor het dragen van de consequenties van de Waarheid. Voor Paulus was álles daaraan ondergeschikt. Hij was gericht op de heerlijkheid van Christus aan het einde van zijn loopbaan. Het is de weg die iedere gelovige, als dienstknecht van de Heer, zou behoren te gaan. “Wij hebben verworpen de bedekselen der schande.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A523.mp3

Parousia (Mat.24 etc.) Terwijl de uitdrukking ‘wederkomst van Christus’ in de Bijbel niet voorkomt, spreekt de Schrift wel over Zijn toekomst en aanwezigheid, beide vertalingen van het woord Parousia. De discipelen vroegen de Heere Jezus naar de gebeurtenissen bij de komst van het komende koninkrijk. Zij gebruikten het woord Parousia. Met het oog op de toekomst worden ook de uitdrukkingen ‘verschijning’ en ‘openbaring’ van Christus gebezigd. Alle hebben te maken met het zichtbaar worden van Zijn regering, na de opname van de Gemeente. Eerst verschijnt hij samen samen met de Gemeente op de Olijfberg voor – een gelovig overblijfsel van – Israël en tenslotte voor de volken. Voorafgaande daaraan vindt de verwoesting van Jeruzalem plaats, die overigens uit politiek oogpunt voor de wereld eerder een opluchting dan een probleem lijkt. Waar het in de Bijbel over de toekomst van de Zoon des Mensen en Zijn aanwezigheid gaat, is dat gerelateerd aan Zijn oordeel over Israël en de volken. Dat komt overeen met die andere uitdrukking: de dag des Heeren. “Welk zal het teken zijn van Uw toekomst.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A524.mp3

De linnen grafdoeken (Joh.20) Zowel de eerste als de tweede Adam sloeg de ogen op in een hof. De tweede, de Heere Jezus Christus, kwam toen uit een graf, eigendom van (familielid) Jozef van Arimathéa. Hij had daarmee, zoals bij Zijn geboorte naar het vlees, in zekere zin in het huis van ene Jozef verkeerd. Door Christus’ opstanding brak het Nieuwe Verbond aan, waarvan respectievelijk de arme Lazarus uit de gelijkenis en de opwekking uit de dood van diens naamgenoot voortekenen waren geweest. In het graf bleven de naar priesterschap verwijzende linnen doeken achter. Joods priesterschap hield op door overlijden van de priester, maar Christus werd Hogepriester in eeuwigheid. Daarmee kwam een einde aan de oudtestamentische variant en aan de wet. Eeuwig leven en een Nieuw Verbond kwamen tot stand door de verhoogde Christus, van Wie de slang in de woestijn al een beeld was geweest. Het Oude Verbond is ontbonden. Wie gelooft maakt deel uit van Zijn Lichaam, waarin leven is en dat door Hem wordt gevoed. Brood en wijn zijn de tekenen van die voeding. De Heer noodt de Zijnen aan Zijn tafel. “Hij is hier niet, maar Hij is opgestaan.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A525.mp3

Universeel priesterschap (2Kor.5) Hoewel in de kerkelijke praktijk blijkbaar enkelingen er voor zijn bestemd, kent de Bijbel alleen het priesterschap van álle gelovigen. Zij allen zijn daartoe bekwaam gemaakt. Uitoefening van die priesterdienst, na zich te hebben gemeld bij de Hogepriester, mondt uit in de beoordeling ervan voor de rechterstoel van Christus. Naarmate gelovigen in hun aardse lichaam zich aan de priesterlijke wandel hebben gewijd, zullen zij daar loon ontvangen. Het heeft met hun gerichtheid op (de Geest van) Christus te maken. Die ontbrak goeddeels in de door Paulus als vleselijk ervaren wandel van de gemeente te Korinthe, zoals blijkt uit zijn beide brieven. Hun hart was niet of nauwelijks betrokken bij hun geloof. Daarom hield hij hen voor dat van wie het nieuwe leven heeft ontvangen, verwacht mag worden dat ook te léven, in plaats van op het vlees gericht te blijven. Zoals voor God het vlees gestorven is, zou dat ook voor Zijn kinderen zo zijn. De bedoeling is dat die elkaar – naar Bijbelse maatstaven – niet eens meer naar het vlees kennen. Om volop deel hebben aan het universele priesterschap. “Opdat degenen die leven niet meer zichzelf zouden leven, maar Die voor hen is gestorven en opgewekt.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A526.mp3

Ontbonden naar heerlijkheid (1Kor.15) Zoals de Heere Jezus Christus lichamelijk opstond, zal dat ook met de gelovigen – bij de opname van de Gemeente – gebeuren. Zij krijgen, net als Hij, dan een verheerlijkt lichaam, omdat vlees en bloed de erfenis niet kunnen ontvangen die hen wacht. De ultieme verwachting van gelovigen is overigens niet de opname, maar hun komst in heerlijkheid mèt Hem, zeven jaar later. Nu al is hun – voor de wereld onzichtbare – wandel in de hemel en de dood overwonnen, ook al bleef hun lichaam nog sterfelijk en daardoor beperkt. Afleggen daarvan is geen verlies, maar vooruitgang. Paulus noemt dat ‘ontbonden en met Christus’ zijn. Losgemaakt van (de beperking van) het vlees raakt de gelovige niet los van Hém, met Wie hij één plant werd. De definitieve lichamelijke verandering van heel de Gemeente vindt plaats bij de opname, waarna zij voor de wereld onzichtbaar zal zijn. De aardse graven van haar leden zijn dan leeg, zoals eens dat van de Heer zelf. Met Hem zijn gelovigen gestorven, begraven en opgewekt. Nu al geestelijk, straks ook (verheerlijkt) lichamelijk. “Onze wandel is in de hemelen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A527.mp3

Filadelfia of Laodicea (Op.2, 3) De brieven aan zeven geografisch aangeduide gemeenten in Openbaring zijn overdrachtelijk bedoeld. Dus niet letterlijk aan gelovigen in die plaatsen gericht. Zij geven episoden in de kerkgeschiedenis weer. Al in de apostolische periode (Efeze) verloor men geloof. Er volgde verdrukking (Smyrna) en er kwam de staatsgodsdienst onder Constantijn de Grote (Pergamus=zwaar huwelijk). Daarna volgden de perioden van Thyatire (geur van droefheid), waarin het pausdom zijn intrede deed, en Sardis: terugkeer naar de Bijbel en daarmee samenhangende kerkhervorming, die al snel weer uitmondde in institutioneel kerkelijk gezag en politieke aspiraties, omdat men de hemelse Gemeentelijke positie niet begreep. De zesde brief, aan Filadelfia, is de positiefste en weerspiegelt de geestelijke opleving met bekende evangelisten uit onder meer Engeland, waaruit de evangelische beweging voortvloeide. Inmiddels is de kerk bij Laodicea beland. Veel van de Bijbel wordt niet meer geloofd. De tanende belangstelling voor het Woord is omgekeerd evenredig aan de toename van menselijke inzet voor organisaties. Terwijl het christendom in slaap viel, klinkt de oproep van de – buiten de deur staande – Heer tot individuele gelovigen, dat Woord lief te hebben: “Zie, ik sta aan de deur.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A528.mp3

Aanstelling tot Zoon (Mat.22) Wiens zoon is hij? Die vraag van Saul over David wordt in het nieuwe testament herhaald met betrekking tot de Heere Jezus Christus. Saul wist wel dat Isaï de vader van David was, maar kennelijk ook iets niet over hem, te weten over de oorsprong van de hem gegeven kracht. Onder de wet, waarvan Saul een type is, krijgt men geen zuiver zicht op de Messias, Wiens troon nu in de hemel is en in de toekomst ook op aarde aanwezig zal zijn. Hij is als dé Zoon van David verwekt en als de Zoon van God opgewekt. Daarmee werd Hij de Erfgenaam van alles in de complete schepping. De Schepper maakte Hem ’tot Heere en Christus’, na Zijn vernedering in lijden en sterven. In Zijn opstanding liggen heden en verleden vast, door de uitverkoren Grondlegger van de nieuwe schepping. Van Hem getuigde David, toen hij profeteerde van zijn ultieme Zoon, die een eeuwig – ‘vast’ – koninkrijk zou bouwen. En nadat God in het verleden dikwijls door vele profeten had gesproken, doet hij dat nu door Hem. “Gij zijt Mijn Zoon, heden heb ik U gegenereerd.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A529.mp3

Onvergankelijk is het Woord (Ps.119) (Ter gelegenheid van de 500ste uitzending van Radio Bijbelschool) Behalve troost en kracht, bevat de Bijbel vooral Gods vastomlijnde plan der eeuwen. Zijn Woord is dan ook onvergankelijk, zoals Psalm 119 aangeeft, en staat daarmee haaks op de vergankelijke oude schepping, waarin generaties komen en gaan. De Psalmen geven profetisch de getuigenissen weer van de Heere Jezus en Diens vreugde over Gods beloften, die Zijn leven bepaalden. Hij werd tijdens Zijn aardse dagen gedreven door dat Woord en zag daardoor Zijn verheerlijking, in het perspectief waarvan Hij Zich vernederde. Primair gaan de Psalmen over Hem, maar in het verlengde daarvan over degenen die tot Zijn lichaam behoren. Gods Woord gaf het leven van David, maar ook dat van de Heere Jezus inhoud. En het geeft die nu aan het leven van gelovigen. De Heer leidt de Zijnen in héél de onveranderlijke waarheid, die Zijn woord kenmerkt. Tijd kan, zelfs millennia kunnen, niets aan die waarheid veranderen. Dat Woord, waaraan gelovigen geacht worden zich te onderwerpen, laat zien dat God Zijn doel nog niet heeft bereikt. Dat komt als de opeenvolging van vergankelijke geslachten voorbij zal zijn. “Het Woord des Heeren blijft in eeuwigheid.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A530.mp3

Liefde voor de Waarheid (2Thes.2) Tot verheerlijking van Zichzelf is – en zal alles zijn – wat de Heer doet. Hij volvoert Zijn plan via de Gemeente, Israël en de volkeren. Op dit moment heeft Hij de mensheid losgelaten, maar wie de Waarheid – en daarmee Hem! – zoekt, zal die vinden. In degenen die de Waarheid, Zijn Woord aanvaarden, doet Hij een werk. Hij zal hen geestelijk heiligen. Zij zijn geroepen tot zaligheid en heiligmaking. Het is de bedoeling dat gelovigen de veelkleurige wijsheid van Christus leren kennen, door bestudering van het Woord der Waarheid. Zij mogen zich bewust zijn van Zijn aanwezigheid in hen en die wetenschap laten doorwerken in hun praktische leven. Daardoor zullen zij geen betere, maar wel andere mensen worden. De Heer wil Zijn gezindheid in gelovigen planten. Die verandering is tot heerlijkheid van Hem en de Zijnen. Wie de Waarheid afwijzen, geloven de leugen van de mens der wetteloosheid, die in de toekomst – onder meer met veel tekenen en wonderen – openbaar zal worden. God zendt hen een ‘kracht der dwaling’. “Hij heeft u geroepen tot verkrijging der heerlijkheid.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A531.mp3

Amalek In heel de Bijbel vindt men lijnen naar zowel de Messias als Diens tegenstander, van wie Amalek een beeld was. De aardse geschiedenis mondt uit in het rijk van de antichrist, maar dat zal tijdelijk zijn. Gods belofte is dat Amalek geheel zal worden uitgeroeid, waarna Israël erfelijk het beloofde land zal bezitten en eindelijk de rust ingaan. Daarvan is nu nog geen sprake, maar de Heer bond het volk op het hart die profetie vooral niet te vergeten. Het komende antichristelijke rijk zal worden geregeerd door de uit de hemel geworpen satan, die zich manifesteert via een politieke – maar in wezen religieuze – aardse machthebber. Het zal een Arabische republiek zijn, in overeenstemming met de door de Islam nu al aangekondigde heerschappij op aarde. Want uit de lijn van Amalek, kleinzoon van Ezau, en Haman komt ook de vijand van Israël voort. Voor christenen is er intussen een andere toekomst: zij zijn een hemels volk, dat zijn hemelse bestemming tegemoet gaat. “Het zal geschieden dat gij de gedachtenis aan Amalek zult uitdelgen: vergeet het niet!” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A532.mp3

De zalving te Bethanië (Mk.14) De in alle evangeliën (hoewel verschillend) beschreven zalving van de Heere Jezus door Maria, met kostbare nardus, had een hoog profetisch en symbolisch gehalte. Zowel de vrouw zelf als de plaats van de gebeurtenis – het buiten Jeruzalem gelegen Bethanië op de Olijfberg – verwees naar de (positie van de) Gemeente van Christus, voor de leden waarvan zij ook een voorbeeld is. Dezelfde Maria ontmoette als eerste de Heer na Zijn opstanding, wat evident refereert aan het feit dat gelovigen een volk van eerstelingen vormen en geacht worden de ‘liefelijke geur’ van Christus te verspreiden. Maria ondervond weerstand van Judas, naar analogie van het zich tegen de Messias kerende Juda, dat Hem ook na Zijn verrijzenis bleef afwijzen. Voor het Joodse volk en de wereld is de Heer nu verborgen, dood in hun ogen, maar voor de Gemeente de opgestane, levende Hogepriester. Van gelovigen wordt verwacht dat zij zich, zoals Maria, geheel aan Hem overgeven en rusten aan Zijn voeten. “Voorwaar ik zeg u: Alwaar dit Evangelie gepredikt zal worden in de gehele wereld, daar zal ook tot haar gedachtenis gesproken worden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A533.mp3

Heel de raad Gods (Hand.20) De Gemeente heeft de opdracht onbeperkt het Evangelie te brengen aan alle mensen. Dat is iets anders dan proberen zichtbaar Gods Koninkrijk op aarde te vestigen, waarmee men al in de eerste eeuwen van het christendom begon en wat vervolgens nog nooit is gelukt. De bediening van de gelovige is Christus, Wiens rijk nog is verborgen, te dienen door de volledige ‘raad Gods’ door te geven. Daarin staat Christus centraal. Over Hem spreekt héél de Schrift. Die boodschap wordt vaak bedekt door allerlei kerkelijke regelgeving, die in feite ontaardt in horizontalisme en veelal haaks staat op de realiteit dat de Heer Zélf Zijn Gemeente bouwt. Daarvoor gebruikt hij individuele gelovigen, eerstelingen op weg naar de erfenis, in plaats van instituties. Evangelieprediking is zowel een blijde als een harde tijding. Zij stelt mensen voor een keuze. Alle leringen die daarvan afleiden zijn wezensvreemd aan de raad Gods. “Opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, die u uit de duisternis geroepen heeft.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A535.mp3

Buiten de wereld (2Kor.10) Aan de gelovigen in Korinthe kon Paulus zijn boodschap niet kwijt. Dat frustreerde hem blijkbaar. Hoewel christenen, bogen zij niet onvoorwaardelijk voor het gezag van het Woord. Zij accepteerden het maar ten dele. De essentie van Paulus’ prediking was dat de onzichtbare gemeentelijke werkelijkheid totaal anders is dan de wereldse. De Korinthiërs waren gericht op uiterlijkheden, met vleselijke in plaats van geestelijke gezindheid. Maar menselijke overleggingen, die zich verheffen boven in het Woord geopenbaarde kennis van God, worden neergeworpen. De Korinthiërs wilden zèlf bepalen hoe God werkt, wat uitmondde in ‘kunstig verdichte fabelen.’ Zoals ook Israël het steeds weer te druk had met andere dingen dan Gods woorden. Wat zichtbaar is, verleidt de gelovige, maar Gods Woord trekt hem uit de wereld en naar Christus. De bedoeling is dat wie gelooft Gods gedachten koestert, geen wereldse. Hij is, overeenkomstig Gods plan, op weg naar erfenis. Helaas lijkt christendom te evolueren naar humanisme, omdat Gods Woord niet naar de mens is. Voor de wereld is wie op dat Woord vertrouwt een dwaas, maar de Heer zelf acht hem wijs in Christus. “Doch wij hebben niet ontvangen de geest der wereld, maar de Geest die uit God is.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A536.mp3

Verborgen genade (Ef.3) De bedeling der genade Gods is ook die van de verborgenheid. Daarin wordt alleen aan gelovigen Christus’ heerlijkheid geopenbaard. Profeten kondigden die aan, maar pas na Zijn opstandig viel de bedekking over wat zij zeiden weg voor wie één met Hem werden. Zijn koninkrijk op aarde is nog niet aangebroken, al proberen velen het zichtbaar te maken (in de rooms katholieke traditie zelfs door een aardse plaatsvervanger van Christus te benoemen). In werkelijkheid verzamelt de Heer nu een geestelijk volk voor Zijn naam. Pas daarna richt Hij ‘de vervallen hun van David’ weer op. Het Nieuwe Testament geeft licht op het Oude, waarin de toekomst wel werd beschreven, maar niet geopenbaard. Paulus onderbouwt dan ook al zijn beweringen, door hem ook ‘mijn Evangelie’ genoemd, met Oudtestamentische teksten. Hij laat bijvoorbeeld zien hoe de verbintenis van Adam en Eva al verwees naar die van Christus en Zijn Gemeente, waarin heidenen mede-erfgenamen van Hem zijn. Joden én heidenen die tot geloof komen, behoren tot één en hetzelfde lichaam: de Gemeente als ‘woonstede Gods’. De positie van de Gemeente is in heel het Oude Testament verankerd. “Maar wij spreken de waarheid Gods in verborgenheid.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A537.mp3

Gezag van het Woord Toen Maarten Luther in conflict kwam met kerk en politiek ging het in wezen om de vraag of de Bijbel wel het Woord van God is. Maar zowel vóór als na de kerkelijke hervorming bleef men ook in christelijke kring het gezag van dat Woord ontkennen, in navolging van de slang in het Paradijs. De Heere Jezus deed het tegenovergestelde. Hij beschouwde de Oudtestamentische geschriften als de hoogste Waarheid, bestudeerde die en sprak erover met de Schriftgeleerden. Tegenwoordig menen velen, ook in evangelische kring, kennelijk het beter te weten dan Hij. Zo wordt de hoogste Gezagdrager van de mensheid afgewezen en prevaleren eigen opvattingen boven Gods scheppende Woord, de adem van Zijn wezen. Niet daarvoor buigen, leidt tot verharding. Geloof is primair aanvaarden wat God heeft gezegd in álle Bijbelboeken, die één geheel vormen. Alleen wie zich daaraan onderwerpt, zal opwassen in wijsheid en genade. “Geloof is uit het horen en het horen uit het Woord van God.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A538.mp3

Het gezag van Paulus (2Kor.11) Hoewel Paulus hen ertegen wilde beschermen, kwamen de gelovigen in Korinthe niet tot geestelijke volwassenheid. Zij bleven kinderen met een vleselijk gedrag, die hun roeping tot heerlijkheid niet weerspiegelden. De oorzaak daarvan was dat zij niet bogen voor het volle gezag van het door Paulus aan hen gepredikte Woord Gods en daarmee ook dat van de apostel niet erkenden. Die houding komt onder gelovigen nog steeds voor. Het leidt er toe dat men zich, zoals destijds in Korinthe, gaat beroepen op door diverse leraren (al dan niet terecht) geconstateerde leerverschillen. Maar alle gelovigen maken deel uit van het éne, ongedeelde Lichaam van Christus, waaraan herders en leraars zijn gegeven. Paulus wist zich verantwoordelijk voor zijn Goddelijke roeping en de hem gegeven boodschap. Daarin droeg hij zich als geestelijk volwassen. Zijn verlangen was de Gemeente als reine maagd (wat niet hetzelfde is als ‘bruid’) voor te stellen aan Christus. Daarbij zocht hij geen aanzien in de wereld en hij riep andere gelovigen op dat ook niet te doen. “Ik heb u toebereid om u als reine maagd aan een Man voor te stellen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A539.mp3

Alle beloften vervuld Het werk van de Heere Jezus was al vanaf het begin voorzegd in Gods Woord en gebaseerd op Zijn identiteit. Hij was van Koninklijke afkomst, als Telg uit het geslacht van David, maar ook een nazaat van Adam en Abraham. Aan ieder van hen was Hij trouwens beloofd. In het Nieuwe Testament wordt de Heer geïntroduceerd als het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. De beloften over Hem aan Adam, Abraham en David waren in feite verbonden. Zij betroffen het Koningschap en Zijn status als Zoon van Adam, c.q. Zoon des Mensen. Pas bij Zijn opstanding werd Hij daarnaast Beelddrager Gods. Door die levende, opgestane Christus kregen gelovigen nieuw leven. Psalm 8 is in feite een profetische profielschets van de Messias, die Diens tijdgenoten eigenlijk hadden moeten herkennen. Hij kwam om alle door de eeuwen heen gedane beloften te vervullen en daarmee Gods plan uit te werken. Alleen in en door Hem hebben gelovigen alle bij de beloofde Messias behorende zegeningen ontvangen. Als medeerfgenamen met de Erfgenaam. “Zovele beloften Gods als er zijn, die zijn in Hem ja en amen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A540.mp3

Kerst, het feestloze feest De geboorte van de Heere Jezus, die men met Kerst pleegt te gedenken, was het begin van Zijn vernedering. In die zin dus allerminst een feest. Christus’ komst in heerlijkheid komt nog. Die ontving hij niet tijdens zijn aardse leven en driejarige prediking aan de Joden. Zij waren overigens bekend met Zijn Koninklijke afkomst als Zoon van David, maar (h)erkenden Hem niet als de beloofde Messias. Niet de Joodse theologen en aardse heerser Herodes werden over Zijn toekomstige status geïnformeerd, maar herders en (wijze) vreemdelingen. In de Joodse samenleving was geen plaats voor Hem en Hij sprak in gelijkenissen om te verbergen wat stond te gebeuren. Eerst zou Hij als vertegenwoordiger van de mensheid haar zonde op Zich nemen en haar van de door het vlees krachteloos geworden wet verlossen. Om na Zijn opstanding de – nu nog verborgen – Messias te zijn. Maar in de toekomst zullen alle volken zich aan Hem onderwerpen. De Heere Jezus kwam op aarde om te sterven, ging Zijn weg van vernedering in gehoorzaamheid – onderdeel van Gods heilsplan – en kreeg bij Zijn verhoging de Naam boven alle namen. “Opdat Hij degenen die onder de wet waren, verlossen zou.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A541.mp3

Onze hoop Het ontvangen van de erfenis, die zij met Christus delen, is de op Gods beloften gefundeerde hoop waaruit gelovigen leven. Dat begrip ‘hoop’ is, anders dan in werelds spraakgebruik, in de Schrift een zekerheid. Daarin staat dat het profetische Woord – uitzicht biedend op het openbaar worden van Zijn koninkrijk op aarde – ‘zéér vast’ is. Het bevat de betere beloften, waarnaar de wet bedekt verwees, onder het Nieuwe Verbond. Gelovigen zijn op weg naar het zoonschap, waaraan het erven is verbonden. Zij zijn dan ook met hun Heer de eerstelingen van de nieuwe, nog niet zichtbare schepping. Op weg naar het moment waarop zij openbaar zullen worden als de zonen Gods, wil Hij nu al hun aardse lichamen, de aarden vaten, gebruiken tot Zijn eer als een Hem welgevallig offer. De gerichtheid op het zoonschap, het doel, behoort nú al de identiteit van de gelovige te bepalen. Wedergeboorte is alleen het begin van de loopbaan naar de erfenis. De weg naar heerlijkheid. “Want wij zijn in hope zalig geworden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A542.mp3

Waarheid in het huis Gods (1Tim.3:15) Terwijl in de wereld de leugen regeert, ook in de vorm van religie, kreeg de Gemeente als huis Gods de Waarheid in beheer. Dat Evangelie is de prediking van het Nieuwe Verbond. Dat Verbond werd noodzakelijk, omdat het priesterschap veranderde en niet meer was gefundeerd op de door Mozes gegeven wet. In Christus kwamen genade en waarheid tot stand. De dienst van de gelovigen bestaat grotendeels uit het bewaren van het Woord Gods. Om dat te prediken moet men het kennen. Maar ook onder gelovigen wordt de kracht ervan steeds meer versluierd. Zo creëert men een Godsbesef op grond van menselijke filosofieën. Maar de in vrijheid staande Gemeente draagt verantwoordelijkheid voor het als ‘pilaar van vastigheid’ in haar geplante Woord der Waarheid, waardoor gelovigen zich hebben te laten onderwijzen en waarover niet valt te onderhandelen. Heel de Schrift spreekt over wat God doet in Christus. In Hem Die, toen hij op aarde wandelde, leefde uit de Waarheid en daarmee behoorde tot een minderheid. Veel anders valt voor gelovigen niet te verwachten. “Het Woord van Christus wone rijkelijk in u.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A543.mp3

Mission Invisible Voor wat God specifiek in deze tijd doet, blijken veel christenen weinig belangstelling te hebben. Hij verzamelt zich een hemels volk uit álle natiën, om daarna Israël – de vervallen hut van David – te herstellen. In de toekomst wordt de aarde vol van de kennis des Heeren, maar veel gelovigen willen daar niet op wachten en nu al Zijn koninkrijk en heerlijkheid zichtbaar maken. Zulke pogingen behoren evenwel niet tot de taak van de Gemeente, die nu maar één opdracht heeft: individuen (geen volken) oproepen tot geloof te komen en geestelijk volwassen te worden door Christus – en dus Zijn Woord – beter te leren kennen. Nu nog werkt de Zoon geworden Knecht, anders dan velen beweren, in het verborgene. Ook gebedsacties veranderen daar niets aan, omdat Gods plan vast staat. De zogenoemde ‘verheerlijking op de berg’ van de Heere Jezus was een beeld van de situatie waarin nu de Gemeente verkeert. Niet voor niets verbood de Heer de drie discipelen die bij Hem waren met anderen te spreken over wat zij hadden gezien. Hij en de Gemeente voeren in deze tijd een verborgen missie uit. “Hij gebood hun scherpelijk dat zij Hem niet openbaar maken zouden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A544.mp3

Heilig alternatief De mens kan zichzelf niet veranderen, maar door gericht te zijn op de Heer en Diens Woord ontstaat vernieuwing van denken. Dat is iets anders dan leven onder de wet, want waar dat juk heerst, neemt de zonde toe en heeft die de heerschappij. In het leven van een gelovige mag daarentegen de genade heersen. De eis van de wet dat de zondaar moet sterven, is gedragen door de Heere Jezus, die daartoe tot zonde werd gemaakt. Op de nieuwe schepping onder het Nieuwe Verbond is de – op zichzelf heilige, maar onprofijtelijke – wet niet meer van toepassing. En de belofte aan gelovigen is dat niet de wet, maar de Geest hen in alle waarheid zou leiden. Het alternatief voor het door via Mozes gegeven juk, is navolger te worden van Christus, de Opgewekte, en zich door Hem te laten onderwijzen. Dat onderwijs geeft zicht op wat Hij tegenwoordig doet als Hogepriester op de troon der genade. Zijn navolgers zijn met Hem geplaatst in de hemel. Hun roeping is naar die positie te leven. “Laat ons afleggen de oude mens en aandoen de nieuwe mens” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A545.mp3

Deze, uw dag (Luk.19) Niet alleen een hemels aspect, ook een aardse voortgang heeft de heilsgeschiedenis. Daarbij is mèt Christus ook Zijn Gemeente betrokken. De ten onrechte ‘intocht te Jeruzalem’ genoemde gebeurtenis was er een beeld van. Bij het sterven en de opstanding van de Heer, die daarna volgde, ging het om de overgang van de oude schepping naar de nieuwe, waarvan Hij de Eersteling is. Toen kort tevoren – bij die intocht – ‘Hosanna’ werd geroepen, waren er exact 69 van de in Daniël aangekondigde 70 ‘jaarweken’ van zeven jaar verlopen, voordat de Messias zou komen om Zijn rijk op aarde te openbaren. Daarom sprak de Heer over ‘deze uw dag’, die ’tot vrede zou dienen’. In de toekomst volgen de laatste zeven jaar, waarin Juda zijn Messias aanvaardt, maar er ook verwoesting zal zijn. Alleen door geloof is aan die ‘gruwel’ te ontkomen. Voor het Joodse volk staat de klok nu stil. Het heeft, net als de wereld, als laatste van Hem alleen het kruis gezien. Verborgen nog is nu Zijn koninkrijk. Maar als het openbaar wordt, zal de Gemeente daarbij zijn. “Hij kwam tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A546.mp3

Niet zien, maar geloven (Joh.20) Na Zijn publieke kruisiging volgde niet openbaar de opstanding van de Heer en verscheen Hij gedurende een periode van veertig dagen uitsluitend aan gelovigen. Sindsdien bleef dat zo, maar in de toekomst manifesteert de levende Christus Zich aan de wereld, die zal schrikken. Nu is Zijn koninkrijk verborgen, maar kregen Zijn uit de duistere wereld naar het Licht overgezette volgelingen de opdracht de dingen te zoeken die ‘boven’ zijn. Omdat hun burgerschap hemels is. In deze bedeling van verborgenheid doet de Heer niets aan het in Psalm 2 beschreven ‘woeden’ van de volken. Toen de Heer destijds voor het eerst verscheen aan de verzamelde apostelen, was Thomas daar niet bij. Die had er later – op de achtste dag! – aanvankelijk ook moeite mee te geloven dat Christus werkelijk was opgestaan en is daarmee een beeld van Juda, het volk waarvan een gelovig overblijfsel in de vólgende bedeling Hem zal aanbidden. Zoals de apostelen de Heer na zijn opstanding ontmoetten in de opperzaal, doen ook gelovigen dat (geestelijk) nu: zijn hebben een hemelse positie. “En Thomas, een van de twaalven, gezegd Didymus, was met hen niet, toen Jezus daar kwam.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A547.mp3

Uitverkoren (Ef.1, 4) In boeken over uitverkiezing staat nooit waar de uitverkorenen dan uit zijn. De Bijbel zegt dat gelovigen zijn uitverkoren in – en gevangen van – Christus, op basis van een verlossingsplan dat God al vóór deze schepping klaar had. Daarvan blijken weinig christenen op de hoogte. Zij geloven dat God heel hun leven bestuurt, inclusief alle – veelal over zichzelf uitgeroepen – ellende daarin. Daarmee verplaatsen zij eigen verantwoordelijkheid naar Hem. Intussen zijn zij in Christus heilig: apart gezet voor de dienst aan God en gezegend met alle geestelijke zegeningen. Maar ook mét Christus losgemaakt van de wereld. Gelovigen hebben niet de roeping die wereld te verbeteren, zeker niet door Hem daar ook nog eens bij te betrekken, maar er met Hem uit te gaan. Christus’ werk in deze bedeling is dat Hij gelovigen juist uit de wereld trekt. Om vervolgens buiten de legerplaats te komen, Zijn smaadheid dragende, zoals de Bijbel zegt. In de praktijk willen veel gelovigen die smaad juist niet dragen en pogen zij door het verbeteren van de wereld daaraan te ontkomen. “Indien de wereld u haat, zo weet dat zij Mij eer dan u heeft gehaat.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A548.mp3

Buitenaards (Ef.1:3) Omdat de Gemeente één plant met Christus werd, zijn gelovigen in Hem – dé Uitverkorene – ook uitverkoren. Met Hem ontvingen zij geestelijke gaven en mogen zij delen in Zijn erfenis. Bij Zijn opstanding verkreeg Hij de Heilige Geest. De Heer werd toen verhoogd boven alle naam, omdat Hij Zich had vernederd. Naar het vlees was de Heere Jezus voortgekomen uit de geslachtslijn van Izaäk, die zich niet verdraagt met het zaad van Ismaël. Nu nog manifesteert de gezalfde Koning zich in het verborgene. De zichtbare verandering van de schepping komt pas bij de openbaring van de zonen Gods met hun Hoofd. De van God afgekeerde mens beseft dat niet, zit er kennelijk ook niet op te wachten, heeft zichzelf tot norm verheven en doet er – tevergeefs – blijkbaar alles aan om zelf een paradijs op aarde te creëren. In een wereld waar gelovigen eigenlijk niet thuis horen. De apostelen hielden zich dan ook nooit met politiek of maatschappijverbetering bezig en predikten het op de hemel gerichte Evangelie. Gelovigen hebben een hemelse positie. In dat domein wordt ook hun wandel geacht te zijn. “Gezegend zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in den hemel.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A549.mp3

Gods Masker (Hebr.1:3) Niet drie personen telt de Godheid, van wie Jezus Christus – sinds Diens opstanding – het lichtgevende Afschijnsel is. De als Hoofd van de Gemeente aangestelde Heer is eigenlijk Gods masker, niet om te verbergen, maar om te openbaren. De komst van de Heerser over heel de kosmos als Beelddrager van de Schepper was al een Messiaanse belofte aan Adam. In het Oude Testament verscheen God herhaaldelijk als Jehovah, niet te verwarren met de Mens Jezus van Nazareth. Wat in en door de Heere Jezus is aangekondigd, werd vervuld in de opgestane Christus. Tijdens Zijn wandel op aarde was Hij, Die de gedaante Gods had afgelegd en zich vernederde tot het kruis, niet Jehovah. Daarom droeg Hij toen ook niet die boven alle namen verheven naam. Die kreeg Hij na Zijn opstanding. Als in de toekomst Joden zich tot Jehovah bekeren, zullen zij de Zoon zien in de gestalte van de door hen doorstoken Jezus van Nazareth. Het is onmogelijk wel in God, maar niet in de Heere Jezus te geloven, omdat alleen Hij naar eeuwige zaligheid leidt. “Hij is het Beeld van de onzienlijke God, de Eerstgeborene.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A550.mp3

Uitverkoren volk Nadat Israël onder het Oude Verbond door God was verkozen als Zijn priesterlijk volk, ging die uitverkiezing onder het Nieuwe Verbond over naar de Gemeente. Haar Hoofd is zowel Koning als Hogepriester en in Hem is zij verkozen tot een priesterlijk koningschap. In Israël kwam de koning uit de stam van Juda en de priester uit die van Levi. Dat de Heere Jezus de lijdende Knecht zou zijn, is geen door Joden aanvaarde waarheid: zij beschouwen zichzelf als zodanig. Na zijn werk als Knecht, is de Heer verhoogd en kreeg Hij als de verrezen Christus de naam boven alle namen. Bij de Messias hoort de naam Israël. In Hem uitverkoren gelovigen dragen die eveneens. Maar in de toekomst, als het tot geloof komt, zal dat weer zo zijn met het aardse volk Israël. Wie verbonden is met de Messias heeft deel aan Zijn zegeningen. Dat is in deze tijd het voorrecht van de Gemeente. Die vervangt niet, maar is Israël. Een uitverkoren geslacht, een heilig volk, een koninklijk priesterdom. “Maar gij zijt een uitverkoren geslacht.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A551.mp3

Uitverkoren zonen (Ef.1:5) De bestemming van door geloof in Christus uitverkorenen is zonen te worden, naar Zijn beeld. Dat is iets anders dan kinderen van God zijn. Het heeft te maken met de erfenis, waarin gelovigen in de toekomst met de eerste Erfgenaam zullen delen. Het worden van erfgenaam is een in het Oude Testament telkens terugkerend thema. En steeds opnieuw werd niet de oudste zoon dat. De oudtestamentische geschiedenis eindigt met het verdwijnen van de tien en de ballingschap van de twee stammen. Dat het eerstgeboorterecht bij Christus terecht zou komen, had God van meet af aan laten weten. De ‘Zoon van David’ zou Zijn Zoon worden. Gelovigen in deze tijd hebben deel gekregen aan Zijn zegeningen, omdat zij volgens de Bijbel één plant met Hem werden. De in en door Hem verkregen heerlijkheid van die eerstelingen zal straks openbaar worden. Met Hem kreeg de Gemeente deel aan de vervulling van de beloften uit het Oude Testament. “Heden heb ik U gegenereerd.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A552.mp3

Wie zijn toch dezen? (Jes.49) God heeft Israël niet verlaten en zal trouw blijven aan Zijn beloften. Maar die gelden in de toekomst alleen voor een gelovig overblijfsel van het volk, dat in het beloofde land zal wonen. Behalve de Joden komen ook de gelovigen uit de tien stammen daar dan heen, waarvan – om in Bijbelse taal te spreken – het land eens ‘beroofd’ was. Sion (‘moeder’) zal zich verbaasd afvragen: ‘Wie zijn toch dezen?’ De tien onvindbaar geachte stammen zijn afstammelingen van Jozefs zoon Efraïm, die in plaats van (eerstgeborene) Manasse bij de door Jacob uitgesproken zegen het eerstgeboorterecht ontving. Hij deed dat door zijn handen te kruisen. Uit de vrucht van Efraïm is ook de Gemeente, het hemelse volk voor Zijn naam, voortgekomen. Pas na haar opname zullen de tien stammen, althans een gelovig restant daaruit, uit heel de wereld terugkeren naar het dan grotere gebied van Israël. “Wie heeft mij deze gegenereerd, want ik was van kinderen beroofd.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A553.mp3

Uit het oog (Luk.2) Op 12-jarige leeftijd was de Heere Jezus, voorafgaande aan Zijn verbazingwekkende optreden in de tempel, drie dagen uit het zicht. Althans voor Zijn ouders. Dat komt overeen met de periode van achttien jaar van Zijn aardse leven daarna, waarover de Bijbel niets meldt. En met de huidige bedeling der verborgenheid, waarin – sinds Zijn opstanding en hemelvaart – wordt gewacht tot Hij Zich opnieuw openbaart. Want nu is Hij niet zichtbaar op aarde. Maar gelovigen kunnen met Hem communiceren. Hem horen via Zijn Woord en met Hem spreken door te naderen tot Zijn troon van genade. Van Zijn aardse leven als Profeet zijn alleen nog de laatste drie jaren in de Bijbel beschreven. Men vroeg zich toen af waar Hij al Zijn wijsheid, zelfs door de discipelen vaak niet begrepen, vandaan had. Veel gelovigen hebben er blijkbaar moeite mee dat Hij Zich nu niet tastbaar in de zienlijke wereld manifesteert. Anderen haken om die reden af. Want wie de verborgenheid niet begrijpt, waarnaar profetisch de twaalfjarige Jezus al verwees, raakt in de war. Maar Hij is, zoals destijds in de tempel, bezig met ‘de dingen Zijns Vaders’: een hemels werk voor een hemels volk, de Gemeente. “Hij is hier niet, Hij is opgestaan.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A554.mp3

David en Absalom (2Sam.15) Dat het Joodse volk vasthield aan de wet, geen plaats bood aan Davids Zoon en Hem niet dient bij de troon der genade, impliceert vijandschap tegen het Evangelie. Die constatering van Paulus in zijn brief aan de Romeinen is in het Oude Testament typologisch geïllustreerd met de geschiedenis van David en Absalom. De eerste is een type van de Koning (en Middelaar) van het Nieuwe Verbond der onverdiende genade, de tweede van de wet. Absalom, wiens invloed steeds groter werd, liet zich – met volle instemming van de mannen van Israël – tot koning kronen in Hebron. Pas na zijn dood verscheen David weer, na zich keer op keer te hebben verborgen. Zo zal ook de Heer verschijnen, na deze dagen waarin Hij, zoals David destijds, verborgen blijft. Met en door Hem zijn wij aan de wet ontkomen, waaraan Joden zich nog steeds onderwerpen, terwijl ook veel christenen ten onrechte teruggrijpen naar Joodse tradities. Het regime van Absalom leeft blijkbaar nog steeds, maar gelovigen zijn tot de vrijheid en rijkdom van Christus genade geroepen. “Alzo stal Absalom het hart der mannen van Israël.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A555.mp3

Verborgen zaligheid (Ef.3) Christenen zijn de levende stenen van een verborgen tempel, waarin Gods Geest woont. Verborgen is daarmee ook nog het koninklijk priesterdom, waarover in het Oude Testament wel wordt gesproken. Maar bedekt moest toen nog blijven dat ooit heidenen er deel van uit zouden maken en mede-erfgenamen worden van de Messias. Pas na de opstanding van Christus zijn in voorgaande eeuwen bedekte waarheiden ontsluierd. Voor gelovigen werpt het Nieuwe Testament daartoe licht op het Oude. Profeten in het verleden spraken (bedekt) over nu door tot de Gemeente behorende gelovigen verkregen zaligheid. Niet expliciet, maar wel verhuld spraken zij over lijden en opstanding van de Heer. Het door lijden heen tot heerlijkheid komen, is onderdeel van de verborgenheid. Joden kennen die realiteit nog niet. Ook Paulus moest na zijn bekering onderzoeken wat in het Oude Testament verborgen was gebleven. God gebruikte hem om licht daarop te werpen. “Al de Schrift is van God ingegeven.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A556.mp3

Identiteit door het Woord (Hos.3, 4) Zoals het oordeel van God over Israël kwam, omdat het Zijn Woord losliet, geldt dat nu ook voor de Gemeente. De Heer bouwt die door het Woord in de harten van gelovigen te planten. Israël is alleen het volk met die naam als het dat bewaart. De boodschap van Hosea was destijds gericht op de tien stammen (Efraïm), maar hoofdstuk 3, waar het over de twee – het zuidelijke rijk Juda – gaat, vormt daarop een uitzondering. Juda claimde, toen de tien stammen in de Assyrische ballingschap verdwenen, de naam Israël. Maar dat Joodse volk toonde geen geloof, wat het bij Christus’ wederkomst wél zal doen. Zonder kennis van de Waarheid – en daarmee van God – zijn er geen vruchten, hoe humanitair en weldadig men ook lijkt. Daarom zal God ingrijpen en wordt het volk in de toekomst verjaagd uit wat Zijn land is. Omdat het zich niet hield aan de aan Israël toevertrouwde Woorden Gods. En die niet in een priesterlijke functie doorgaf aan andere volken, wat zijn verantwoordelijkheid was. Israël wilde ooit liever zijn als alle andere volken, een aardse koning en een leger hebben. Het maakte eigen afgoden. Maar zonder zich van de rest te onderscheiden, door een aan het Woord ontleende identiteit, had het ook geen recht meer op de naam Israël. “Dit is het eerste: dat hun de Woorden Gods zijn toevertrouwd.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A557.mp3

Zinloos uitzinnig (Gal.3) Ondanks het Nieuwe Verbond, plaatsten de Galaten zich onder het Oude van de wet. Paulus noemde hen uitzinnig. Hij berispte Petrus, die verplichtingen centraal wilde stellen. Beide verbonden zijn niet te mengen. Gelovigen hebben een betere hoop, verbond en Hogepriester. De wet legt werken op, maar genade prefereert geloof. De gelovige kan vervolgens wel werken ‘zijn geloof waardig’ doen. De op vlees liggende – daardoor ‘onprofijtelijke’ – wet maakt niet zalig. Daarom hebben wie daaronder leven doorgaans geen heilszekerheid. Gelovigen lijken overigens in de Geest – nieuw leven – te kunnen beginnen, maar in het vlees – oud leven – te eindigen. Prediking van het Evangelie strandt er soms op dat de in de dood gebrachte mens voor God niet meer bestaat. Dat lijkt voor die mens onacceptabel. Prediking van het nieuwe leven richt zich tot voor God ‘dode’ mensen. Hij rechtvaardigt hen op basis van geloof, niet op die van werken. Door Zijn voorbeeld te volgen zijn gelovigen erfgenamen met de Heere Jezus. Lang vóór de wet, werd het – nog niet beëindigde – verbond met Abraham gesloten. Dat belooft zaligheid uit geloof. Aan de eis van de wet, die daartussen kwam, is door de Heere Jezus voldaan. “Ontwaakt, gij die slaapt, en sta op uit de doden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A558.mp3

Komend koninkrijk (Mat.13) Wereldwijd wordt gebeden: ‘Uw koninkrijk kome’. Waarmee is aangegeven dat het er nog niet is, althans niet zichtbaar op aarde. In de toekomst zal Christus, de Koning, het Zélf openbaren, als Hij de troon van David inneemt. Over dat nu nog met Hem in de hemel verborgen Messiaanse koninkrijk, sprak Jesaja al. En de Heere Jezus deed het in gelijkenissen, die zowel duidelijk maakten als verhulden. Dat alles aan de Heer is onderworpen, wordt nog niet gezien, maar blijkt als Hij met Zijn Gemeente van eerstgeborenen verschijnt. Nu zaait Hij het goede zaad, het Woord, maar het meeste daarvan valt niet in goede aarde. Vaak op steen. Soms wordt het blij aangenomen, maar staat men vervolgens open voor on-Schriftuurlijke leringen en oppervlakkigheid. Anderen raken verblind door dingen van de wereld, zoals rijkdom en roem. Gelovigen worden n iet geacht te bouwen aan Zijn koninkrijk in een wereld die de hunne niet is. Zij kúnnen – en mogen dat eigenlijk – niet eens, alle christelijke pogingen ten spijt. “Die ons getrokken heeft uit de macht der duisternis en overgezet in het koninkrijk.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A559.mp3

De parel en de schat (Mat.13) De acht gelijkenissen in Mattheüs 13, maar ook elders in de Schrift, blijken door de Heer gegeven om gelovigen de verborgenheden van het Koninkrijk te tonen. Voor degenen die Hem en Zijn Woord niet willen volgen, blijven die geheim. Een deel van de parabels heeft een negatieve inhoud, een ander deel een positieve. Die over ‘De schat in de akker’ en ‘De parel’ lijken op elkaar. Zij verwijzen naar respectievelijk het complete Israël (twee plus tien stammen) en de Gemeente, beide nu nog verborgen in wereld en de volken. De parel ontstaat door lijden van de oester, is rond als type van de eeuwigheid en herbergt de kleuren van de regenboog. Om de Gemeente, de ene parel, te verkrijgen zag de Heer (koopman in de gelijkenis) af van openbare heerlijkheid in deze tijd. Als de Heer terugkomt, zal hij ook Zijn schat uit de akker openbaren, het nu nog verborgen Israël, de tien stammen. Ooit wel gezien door Hem, maar tot zijn publiekelijke verschijnen in de toekomst opnieuw verborgen in de akker. Zoals de koopman deed met de door hem gevonden schat. “De akker is de wereld.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A560.mp3

Alle macht van de Gezalfde (Ps.110) De mensheid volgde de duivel in diens focus op macht. Ook tot het christendom drong het streven daarnaar helaas door. Maar álle macht ligt bij God, die een Koning aanstelde, met Wie gelovigen in de toekomst zullen heersen. Nu al is Hij de Gezalfde, van Wie Melchizedek in het Oude Testament een Koninklijke en (hoge) priesterlijke voorafschaduwing was. Maar Hij heeft Zijn positie en macht nog niet geopenbaard in de wereld, terwijl toch nu al heel de schepping aan Hem is onderworpen. Nu al zetelt de Heer op Zijn troon in de hemel, waar Hij de rust is ingegaan. Gelovigen worden geacht Hem daarin te volgen. Psalm 110 gaat over de door Hem via Zijn opstanding behaalde overwinning. Hij is de Zoon van Adam, David en God. En daarmee zowel Zoon des Mensen als Zoon van God. Daarvan profeteerde David, die de ooit uit hem voorkomende Zoon dan ook Heere noemde. “De HEERE is aan Uw rechterhand.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A562.mp3

Zaligheid van de ziel (Heb.10) Met de term ‘behoud van de ziel’ hebben velen een probleem. Sommigen maken uit wat daarover in de Schrift staat op dat gelovigen nog verloren kunnen gaan. Het komt doordat zij niet goed beseffen dat het totale behoud drie componenten omvat: geest, ziel en lichaam. Door wedergeboorte ontvangt de gelovige de Heilige Geest, die onzienlijk is. Naar de geest is hij daarmee behouden. Dat is het begin. De ziel betreft het praktische leven daarna, in de Bijbel ook de ‘wandel’ genoemd en van invloed op het loon, de erfenis van de gelovige. Tenslotte volgt in de toekomst nog de zaligheid van het lichaam. Op het fundament kunnen gelovigen bouwen met ‘hout, hooi en stoppelen’ – werken die in de toekomst worden verbrand, waarna zij eeuwig ‘naakt’ en zonder ‘overkleding’ zullen zijn – en met ‘goud, zilver en edelgesteente’. Wie naar de geest is behouden, kan naar de ziel alsnog verloren gaan, door niet te leven onder het Nieuwe Verbond. De Galaten gingen terug naar het Oude Verbond van de wet, wat door Paulus een ‘ander Evangelie’ werd genoemd. “Ziet toe voor uzelven, dat wij niet verliezen, hetgeen wij gearbeid hebben, maar een vol loon mogen ontvangen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A563.mp3

‘Allen’ als misverstand Over het dikwijls in de Bijbel gebruikte woord ‘allen’ bestaan nogal wat misverstanden, terwijl dat door de context eigenlijk niet nodig zou moeten zijn. Het Griekse ’ta panta’ in het Nieuwe Testament, in het Nederlands doorgaans met ‘alle dingen’ vertaald, heeft veelal betrekking op alle geestelijke zegeningen voor alle gelovigen. Het strekt zich niet uit tot degenen die dat niet zijn, blijkt bijvoorbeeld uit de brief aan de Romeinen. De prediking van het Evangelie komt neer op de uitnodiging: ‘Laat u met God verzoenen.’ Dat kan alleen door de Heere Jezus Christus. Allen die bij Hem behoren, ‘in Christus zijn’, worden eens lichamelijk opgewekt, belooft de Schrift. En zó zal ook het gelovige overblijfsel van Israël behouden worden. Niet iedereen die ooit door het vlees bij dat volk heeft behoord, maar degenen die de Messias zullen aannemen. Dat God ooit alles in allen zal zijn, betreft ook louter degenen die door Christus deel kregen aan de nieuwe schepping. Daarbij behoren niet allen die als afstammelingen van Adam zijn gestorven. In Gods ogen is dat nu al met heel de mensheid het geval. “Opdat Hij alle dingen vervullen zou.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A564.mp3

Onderpand der Schriften (2Kor.5) Prediking over de ‘rijkdom der genade’ in Christus stuit vaak op problemen, omdat men meent de wet te moeten houden, terwijl gelovigen daarvan in Christus zijn verlost. De opvatting dat de mens door zich aan regels te houden is te verbeteren, staat haaks op het verkrijgen van nieuw leven, verwekt door de Heilige Geest, nadat de oude mens met Christus is gestorven. Prediking komt vaak niet verder dan het kruis, een halve waarheid, omdat men daar met Hem stierf, maar niet nieuw leven – resultaat van de opstanding van de Heer – kreeg. Ook de Corinthiërs wilden kennelijk bij die halve waarheid blijven. Daarmee negeerden zij het Nieuwe Verbond des Geestes en bleven zij bij het Oude, ook wel de bediening des doods genoemd. De mate waarin gelovigen het nieuwe leven tijdens hun aardse wandel leven, heeft invloed op hun toekomstige erfenis. De Schrift waarschuwt daarmee rekening te houden. Paulus verlangde ernaar straks ‘overkleed’ te worden en niet naakt te zijn. Voor de rechterstoel van Christus zullen gelovigen verantwoording moeten afleggen over hun leven op aarde. “Want wij moeten allen geopenbaard worden voorde rechterstoel van Christus.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A565.mp3

Op weg naar morgen (Rom.8) In een evolutionair geloof dat alles in de toekomst beter wordt, weet de wereld niet waarop het wachten is. Namelijk op het openbaar worden van de zonen Gods. Gelovigen kunnen op grond van Gods Woord weten dat de schepping in barensnood verkeert. Zoals bij de geboorte van de Heere Jezus een schare van boodschappers (engelen) verscheen, zal de uit mede-erfgenamen bestaande Gemeente bij de eerste Zoon, Christus, zijn als hij Zich openbaart. Omdat Hij nu nog een voor ongelovigen verborgen werk doet, gelooft de wereld niet in Hem. De vernieuwing van de gehele schepping, waarmee aan haar ijdelheid sinds Adam een einde komt, hebben Gods kinderen – binnenkort zonen en erfgenamen met de Heer – al ondergaan. Als de Heer Zijn recht op de schepping en alles wat daarbij hoort opeist, zal de Gemeente daarbij zijn. Tot het zover is mogen gelovigen hun lichaam in dienst stellen van hun nu nog verborgen Koning. “Het oude is voorbij gegaan, ziet het is alles nieuw geworden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A566.mp3

Geen verplaatsing, maar vervanging (Rom.5) De traditioneel christelijke opvatting dat gelovigen pelgrims op reis naar de hemel zijn, is niet met Bijbelteksten te onderbouwen. Volgens de Schrift zijn zij al hemelburgers, maar wordt in de toekomst, bij de opname van de Gemeente, hun lichaam veranderd. Het sterfelijke wordt in een oogwenk vervangen door het onsterfelijke. Nu al is de gelovige in de hemelse positie van genade geplaatst, maar hij kent – en roemt in – zijn toekomst, het delen in Christus’ erfenis bij zijn aanstelling tot zoon. Het sterven van de Heere Jezus was voor de gehele verdorven mensheid, die daardoor dood is (mét Hem gestorven) en derhalve niet behouden. Gelovigen zijn evenwel met Hem ook opgestaan. Hij stierf voor de wereld, maar stond op voor de Gemeente. De in duisternis gehulde wereld komt niet tot de waarheid, het licht, van Gods Woord. Het is de bedoeling dat gelovigen dat als één geheel bestuderen en niet als een verzameling losse boeken. Hun oproep tot de wereld is: Kom eruit en onderwerp je aan de autoriteit van Gods Woord. Op weg naar de toekomst. “Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A567.mp3

Onrechtvaardige rentmeester (Luk.16) Zoals de onrechtvaardige rentmeester in de gelijknamige gelijkenis werd ontslagen wegens niet goed beheren van de goederen van zijn heer, is ook het Joodse volk terzijde gesteld door de zijne. Aan dat volk waren Gods woorden toevertrouwd, maar het ontwikkelde zelf het Judaïsme, waarover de Heer klaagde. Het Woord ging naar de heidenen en Hij verzamelt zich nu een hemels volk, de Gemeente. De rentmeester in de gelijkenis ging na diens ontslag kennelijk creatief om met de schuldenaars van zijn baas en beeldt daarmee de overgang van het Woord naar de heidenen uit. Om die visie, zijn inzicht, werd hij achteraf geprezen. De gelijkenis gaat in feite over de tegenstelling tussen het Oude en het Nieuwe Verbond. Men kan niet twee heren dienen: zowel de wet, met Mozes als middelaar, van het eerste en de genade onder het tweede. Het Joodse volk was niet getrouw in het in de gelijkenis genoemde ‘minste’ – de wet – en zou dat daarom ook niet zijn in het ‘grote’ van de genade. Tot op de huidige dag staat zijn religie dat in de weg. Voor de krachteloos geworden wet is de kracht van Christus’ opstanding in de plaats gekomen. “Geen huisknecht kan twee heren dienen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A568.mp3

Verschijnen en verdwijnen (Mat.2) Het Bijbelgedeelte over de wijzen uit het Oosten is veel meer dan een romantisch verhaal over tovenaars. Zij kwamen om de Heer te aanbidden met goud, wierook en mirre, beelden van Zijn toekomstige lijden en opstanding. Evenals Jozef, die met Maria en het Kind naar Egypte vluchtte, verschijnen zij ten tonele en verdwijnen weer. Jozef kreeg, evenals diens naamgenoot in het verleden, telkens dromen. Die verwijzen in de Bijbel altijd naar de hedendaagse bedeling van de verborgenheid. In dat licht moet ook de ster worden gezien, die de wijzen – behorende tot de Parten ofwel de tien stammen – de weg wees. Omdat in het Partische rijk ook veel Joden leefden, die de profetieën uit Daniël konden bestuderen, hadden de wijzen waarschijnlijk zicht gekregen op wat stond te gebeuren. Zij reisden naar Juda, maar keerden via ‘een andere weg’ terug. Zoals Jozef eens in Egypte terecht kwam en daar koning werd. Want als er nood is in de wereld, moet men het Brood elders halen. “Zij vertrokken door een andere weg weder naar hun land.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A569.mp3

Aren en de wet (Luk.6) Zoals veel van het Oude Testament is ook veel in de Evangeliën uitbeelding van waarheid onder het Nieuwe Verbond, ingegaan met de opstanding van Christus. De Schriftgeleerden vonden dat de Heere Jezus, al verwijzend naar de komende genadetijd, de wet overtrad. Maar volgens de kerkelijk gangbare gedachte deed Hij dat nooit, omdat men vindt dat gelovigen zich ook nu nog aan de wet moeten houden. Terwijl Joden zich beschermd voelen door eigen ethiek en regels, hecht de Heer daar blijkbaar geen waarde aan. Daarom beschuldigde hij, anders dan de Schriftgeleerden, de discipelen niet toen die op Sabbat aren raapten. Zowel de Thora lezende Joden als de Bijbel lezende kerkmensen begrijpen de tekst veelal niet. Men heeft bijvoorbeeld geen zicht op de overdrachtelijke betekenis van de Sabbat. Intussen is er wel ethische overwaardering van de door de Heere Jezus vervulde – en daarmee teniet gedane – wet, overigens exclusief aan Israël gegeven en op het vlees gelegd. Wet doet zonde toenemen, omdat de mens er zich niet aan kan houden, zegt de Schrift. Voor het vlees in de zichtbare wereld is Hij nu verborgen, maar gelovigen worden gevoed. “De Zoon des mensen is een Heere, ook van den sabbat.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A570.mp3

Hosea en het manke volk (Hos.12) Zoals op veel plaatsen in de Bijbel wordt ook in Hosea 12 de naam Israël niet voor het uit twee stammen bestaande Juda maar voor de tien stammen gebruikt. Die worden ook wel als Efraïm aangeduid. Wat er allemaal misging met die tien leidde tot de Assyrische ballingschap. En Hosea kondigde die ondergang aan. Hoewel Israël ‘heerser met God’ betekent, werd het ontrouw. Juda daarentegen redelijk trouw bleef aan die roeping een priesterlijk volk te zijn en claimde de naam Israël. Maar ook dat liep verkeerd af. Juda kwam in de Babylonische ballingschap terecht. Ooit zullen alle twaalf stammen als héél Israël, voortgekomen uit Jakob, onder het Nieuwe Verbond hun Messias aanvaarden. Daarnaar verwees de ochtend na de nachtelijke worsteling van Jakob met de Heer. Jakob liep na die strijd mank. Zijn twee benen vormen een beeld van Juda en Israël. Het totale volk is gehandicapt. Nu eens functioneerde het ene dan het andere weer niet. Eens komen beide samen, zoals door de Heer bedoeld. Woorden van God tegen Jakob waren bedoeld voor geheel Israël. “Bekeert u en wacht geduriglijk op uw God.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A571.mp3

Dorsvloer en zo (Gen.50) Tot de verbeelding spreekt doorgaans het verhaal over de dorsvloer waarop Ruth, overigens een beeld van vooral Juda, de nacht met Boaz doorbracht. Zij werd de stammoeder van de Heere Jezus, Die de Messias zou zijn. Door de nacht heen kwam de nieuwe dag, door de dood heen het leven. Daarvan spreken ook veel andere Bijbelfragmenten. Zoals over de zware Egyptische delegatie die, na de dood van Jakob, Israël inmiddels genaamd, over de Jordaan trok naar de ‘Doornendorsvloer’ in Kanaän. De weg naar eeuwig leven gaat door de nacht van de dood. Gelovigen hebben die route via de dorsvloer achter de rug en het nieuwe leven met Christus ontvangen. Bij het oordeel over Israël en de volken komt er straks ook nieuw leven tot stand voor een gelovig overblijfsel van Gods eerste volk, dat de Messias tot nu toe afwees. Naar analogie daarvan is er ook geen zaligheid zonder oordeel over de oude mens. Maar in het nieuwe leven is de Heiland de gelovigen voorgegaan. “God zal zeker naar u omzien.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A572.mp3

Gekruisigde Blijde Boodschap (1Kor.2) De woorden van Paulus in de eerste brief aan Korintiërs dat hij onder hen het kruis predikte (‘Jezus Christus en Dien gekruisigd’) worden vooral in evangelische kringen beschouwd als de essentie van het evangelie. Daarmee gaat men voorbij aan de context. Het Evangelie omvat meer dan het kruis, dat op zichzelf geen blijde boodschap vertegenwoordigt. Op de Pinksterdag predikte Petrus wél het volledige Evangelie. Zijn vreugde, later ook door Paulus beleden, was niet dat de Heere Jezus was gekruisigd, maar dat Hij opstond uit de dood. Met de Heere Jezus stierf heel de mensheid. Maar gelovigen zijn met Christus, die als Hogepriester voor hen bidt, opgestaan in nieuw leven. Door de kruisiging zijn weliswaar alle mensen gerechtvaardigd voor God, de zonde wordt hen niet meer toegerekend, maar daarmee zijn zij nog niet behouden. Daarvoor is geloof nodig. De Heer stierf voor allen, maar leeft voor de gelovigen. Die moeten leren dat de oude mens dood is en daarnaar leven. Dat impliceert niet eindeloos strijden tegen zonden, maar juist dat gevecht opgeven, niet langer sleutelen aan de oude mens en leven uit genade. “Het oude is voorbij, ziet het is alles nieuw geworden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A573.mp3

Openbaring, hoezo moeilijk? (Op.1) Bijbelboek Openbaring wordt helaas vaak moeilijk gevonden. Dat komt doordat alle lijnen uit het verleden er in samenkomen. Wie het Oude Testament kent en de daarin weergegeven verborgenheid zou ook de symboliek van dat boek moeten begrijpen. In Genesis begon wat in Openbaring wordt voltooid. De in bijvoorbeeld het boek Daniël nog verzegelde waarheden, worden in Openbaring open gebroken. De mensheid wil dat nú alle volken één worden, maar dat is niet Gods plan voor deze duistere wereld. Het wordt pas realiteit onder Christus’ heerschappij. Daarom is Openbaring die van Christus Jezus. Het boek beschrijft zowel de strijd tussen de volken als Zijn zichtbare overwinning, onzichtbaar nu al door Hem verkregen. Terwijl de mensheid al 6000 jaar de woorden van de slang herhaalt, die aanspoorde tot eten van de boom van goed en kwaad, adviseert de Schrift te eten van de boom des levens. Aan de wereld valt niets te verbeteren, maar het Woord der Waarheid, aanvaard door gelovigen, is gericht op Zijn openbaar worden met Zijn gemeente, bestaande uit door Hem gemaakte koningen en priesters. “Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters voor God.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A574.mp3

Jehovah, de Eerste en Laatste (Op.1) Terwijl verandering het kenmerk van vergankelijkheid is, staat Jehovah aan het begin en het einde van de geschiedenis. Hij is de Eerste en de Laatste. Hij was, is en zal komen. Uit en door Hem zijn alle dingen, meldt Paulus in Romeinen 11:36. De moderne mens noemt verandering progressief en vooruitgang. Maar God en Zijn Woord zijn onveranderlijk. De Jezus Christus uit het Nieuwe Testament is Dezelfde als Jehovah in het Oude. De beide testamenten vormen één geheel. Dat drie personen de Godheid vormen, is een theologisch geworteld begrip, maar nergens in de Bijbel te vinden. Die zegt alleen dat God, de Heere, één is. Als Hij zichtbaar verschijnt, ziet men alleen de Heere Jezus Christus in Diens menselijke gedaante, met littekenen. De Zoon van God is de openbaring van Zijn wezen. Alle godsbeelden die mensen hebben uitgevonden om te voldoen aan de eisen van de (wereldse) tijd, komen neer op niet Bijbelse theologie. Zij hebben ermee te maken dat de mens zelf de baas wil zijn, met op eigen godsbeeld gebaseerde normen en waarden. Maar de Heere is niet onze assistent, maar de Schepper van hemel en aarde. Hij komt alleen bij mensen door in hun hart te wonen. “Genade zij u en vrede van Hem, Die is, was en komen zal.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A575.mp3

Bóven de zon (Joh.6) In tegenstelling tot geloof in Christus, richt religie zich op de zichtbare buitenkant. Die bepaalt goeddeels het leven van de mens. Daar past een voor de wereld onzichtbare God niet in, zodat men iets anders voor Hem in de plaats stelt, zoals het milieu. Helaas gaan veel christenen daarin mee. In zorg voor de wereld, de natuur, de mensheid. Hoewel op zich niet verkeerd, is het niet typisch christelijk. Waarheid en nieuw leven vindt men bóven de zon, want daarónder is volgens de Bijbel alles ijdel. Dat de natuurlijke mens zich richt op wat voor ogen is, brengt mee dat hij ook de voorkeur geeft aan eigen werken en regels. Maar daarmee kan men God – die niet de buitenkant, maar het hart aanziet – niet dienen. Het tegendeel beweren, is hoogmoedig. Ook het Heilig Avondmaal is ontdaan van zijn betekenis, gemeenschap op basis van het onzichtbare werk dat de Heer nu als Hogepriester doet. In plaats daarvan noemt men brood en wijn tekenen van het (zienlijke) gekruisigde lichaam van de Heere Jezus. Dus niet van de gemeenschap en het nieuwe leven in Christus, de Hogepriester naar de ordening van Melchizedek. Doch niet voor niets kwam Melchizedek óók met brood en wijn… “Geloof in de Heere Jezus en gij zult zalig worden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A576.mp3

De Goede Herder lééft (Joh.10) De mens wil door een deur naar een betere wereld, om te ontsnappen aan de dood en de ellende van de wereld, maar dat lukt niet. De enige deur om van het oude naar het nieuwe verbond, uit de wereld en naar nieuw leven te komen, is die waar de Goede Herder door ging. In alle religies wil men zélf de mens verbeteren en een betere wereld bouwen, naar analogie van de torenbouw van Babel. De énige Weg ten Leven is Jezus Christus. Toen Hij zei de Goede Herder of de Deur te zijn, bedoelde Hij hetzelfde. Voor Hem, de Eersteling, stond de deur wijd open. En daardoor voor degenen die Hem volgen. De kudde die dat doet, kent Zijn stem, zoals de gelijkenis over De Goede Herder aangeeft. Dat herderschap heeft niet te maken met het sterven van de Heer, zoals veel christenen aannemen, maar Zijn nieuwe leven, nadat Hij door de Deur is gegaan. Nu leeft hij ten behoeve van Zijn schapen en weidt hen. Dát is Zijn tegenwoordige werk. Maar velen brengen primair onder de aandacht wat Hij in het verleden deed. De opbouw van de Gemeente bestaat er in dat gelovigen elkaar tot hand en voet zijn en dienstbaar aan hun Hoofd. Onder die Herder zullen eens ook de twee huizen van Israël worden gebracht. “Ik ben de Goede Herder.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A577.mp3

Eén tempel der waarheid (Heb.3) Zoals in de Oudtestamentische tempel Gods Woord werd bewaard, gebeurt dat nu in de Gemeente. In die éne geestelijke tempel onder het Nieuwe Verbond zijn alle gelovigen geroepen tot priesterlijke dienst aan God, een ambt dat verantwoordelijkheid met zich meebrengt. Zij vinden elkaar in de onderlinge samenkomst rondom de Troon van Genade. Wat het priesterschap van alle gelovigen inhoudt, beseffen velen helaas niet meer. Zelfs dat de Hogepriester, het Hoofd van de priesters, in deze dagen een werk doet voor de Zijnen lijkt men niet meer te weten. Het is de bedoeling dat priesters, de eerstelingen van de nieuwe schepping, zich bij Hem melden om een priesterlijk werk te doen te krijgen. Het is hun bediening. De deuren van de Gemeente behoren altijd open te staan, opdat degenen die zoeken naar de waarheid binnen kunnen komen. Het vergt van priesters dat zij die waarheid kennen, waarin Hij bereid is hen te leiden. “Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A578.mp3

Open brief van Jacobus (Jak.1) Jakobus, naar het vlees een broer van de Heere Jezus, schreef als het ware een open brief aan de twaalf stammen van Israël. Zijn brief bevat een aantal elementen, die in strijd schijnen met wat de Bijbel elders leert. Zoals over goede werken, zonder welke naar zijn mening geloof ‘dood’ is. Elders meldt Paulus dat men uit geloof, zónder werken, behouden wordt. De schijnbare tegenstelling heeft te maken met de diverse fasen der zaligheid. Men wordt zalig tót goede werken, die na behoudenis van de Geest, in het praktische leven het behoud van ziel (doen en laten) markeren. Jacobus wist blijkbaar – net als Paulus – waar, naast het Juda van de twee stammen, de overige tien zich bevonden. Hij kwam pas tot geloof na de opstanding van de Heere Jezus en werd in zekere zin diens opvolger in de bediening op aarde, die ook over het herstel van de troon van David in de toekomst sprak. Dat zal gebeuren na het verzamelen van de Gemeente. “Met de tong kunnen wij God loven of vervloeken.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A579.mp3

De duizend jaren (Op.20) De meeste christenen geloven niet in een komend rijk van duizend jaren op aarde, waarover Christus als Koning zal regeren, residerend in Jeruzalem. De reeds als Koning Aangestelde, manifesteert zich daar pas in de toekomst. Satan is dan volgens Openbaring 20 door God Zelf vernederd tot de afgrond. Maar velen geloven dat de Kerk hem nu uit de wereld moet drijven. En de Islam denkt dat hij het moet doen, door die godsdienst over heel de wereld te verspreiden. Na de duizend jaren wordt satan korte tijd losgelaten. Dat is niet – zoals in de apostolische geloofsbelijdenis staat en alom in kerkelijke kring wordt aangenomen – de Jongste Dag, als Christus ‘levenden en doden’ oordeelt. Daarmee wordt de wederkomst van Christus, voorafgaande aan de duizend jaren, overgeslagen. Evenals de opname van de gemeente en de grote verdrukking, waarin martelaren sterven, maar opstaan vóór de duizend jaren om (mede) de volken te regeren. Volgens sommigen wordt over die tien eeuwen alleen gesproken in Openbaring 20. Chiliasten weten dat het onderwerp vaker in de Bijbel voorkomt. Al van Genesis af, waar staat dat Adam de aarde zou onderwerpen. Die deed dat niet, maar wel de Tweede Adam, Christus. Ten onrechte zien veel christenen de Kerk als Christus’ koninkrijk en verwarren zij de nieuwe schepping met de duizend jaren. “Als de Zoon des mensen komen zal (…), zal Hij zitten op de troon Zijner heerlijkheid.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A580.mp3

Nieuwe identiteit (Ef.1, 3) Met de nog verborgen Koning zijn gelovigen, als Gemeente Zijn tempel, geplaatst in de hemel. En daarmee in diens onzichtbare koninkrijk, beseffend wat Hij nu doet. Christus roept nu individuen, niet volken waarmee Hij in de toekomst zal handelen. Aan gelovigen is het dan ook de wereld achter zich te laten en tot de volle kennis van Christus te komen, door Zijn Woord. Hij wil de Zijnen leiden in héél de door de wereld afgewezen waarheid. De in de Bijbel aangegeven individualiteit staat haaks op de roep om massa in de hedendaagse samenleving. Het gaat om een persoonlijke keuze voor de Heer en Zijn Woord. Het betekent dat de mens er niet een eigen godsbeeld op na moet houden, maar zich onderwerpen aan wat Hij zegt. Dat heeft met het innerlijk te maken, waar de nieuwe mens, de nieuwe identiteit zich ontwikkelt. Die houdt in dat Christus’ gedachten die van de individuele gelovige worden. Dat is de groei van het geestelijke leven. Hem ten volle leren kennen, is de verantwoordelijkheid van iedere christen. Dat betekent opvoeding door Christus. De oproep is Zijn heerlijkheid te reflecteren, Hem te volgen in de loopbaan waarin Hij voorging. “Opdat Christus door het geloof in uw harten wone en gij in de liefde geworteld zijt.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A581.mp3

Brieven over kerkhistorie (Op.2, 3) Bijna alle zeven brieven aan gemeenten in Openbaring 2 en 3, in evangelische kring altijd geacht over de kerkgeschiedenis te gaan, hebben een negatieve inhoud. Waarschijnlijk daarom zijn traditionele kerken het met de evangelische uitleg niet eens. Steeds opnieuw ging een systeem (van eigen werken) heersen over het Woord, wat de Bijbelse vrijheid remt. Reformatoren als Luther ontdekten dat de mens alleen door geloof in de Waarheid zalig wordt, maar daar kwamen bijvoorbeeld de leer van de uitverkiezing, kinderdoop en menselijk streven naar een koninkrijk van Christus op aarde – om maar wat te noemen – weer overheen. Aan de hemelse positie van de Gemeente gaat men blijkbaar voorbij. Eveneens aan haar opname. De brief aan de gemeente van Laodicea, de negatiefste, heeft betrekking op de tijd waarin wij leven, waarin men heet noch koud is, wat nu tolerant heet, en kerkelijke instituties zich in feite verheffen boven de oproep van Christus uit de wereld te stappen. Het lijkt er op dat het geïnstitutionaliseerde christendom de Heer als Hoofd van de Gemeente arrogant buiten heeft gesloten. In plaats van vreemdelingen te zijn op aarde, hecht de christenheid zich steeds meer aan eigen werken in de oude schepping. “Ik weet u werken, dat gij koud zijt, noch heet.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A582.mp3

Van moederschoot af Omdat Paulus de Heer wilde dienen, kon Hij hem gebruiken. Al moest hij, die naar eigen zeggen van de moederschoot af daartoe was bestemd, na tot geloof te zijn gekomen zijn huiswerk overdoen. Hij ontving het – niet naar de mens zijnde – Evangelie rechtstreeks van God zelf. Bij de Heer bestond kennelijk voorkennis over wat er in Paulus’ leven zou gebeuren. Zoals Hij ook wist dat Israël het Evangelie wel hoorde, maar ongelovig zou blijven. Dat was niet Gods bedoeling, maar het volk kon als Lo-Ammi niet de Knecht des Heeren zijn, hoewel sommigen het tegendeel beweren. Die titel slaat nu op de uit Israël voortgekomen Heere Jezus en wie in hem geloofd is daar een type van. Intussen heeft iedere gelovige, deel hebbend aan het burgerschap van het ware Israël, een eigen verantwoordelijkheid. Zoals de Heer eens Paulus kon gebruiken, omdat die daartoe bereid was, is dat op een ander niveau voor iedere gelovige – die voor Hem koos en Zijn Woord aannam – ook mogelijk. “Mijn Knecht Israël, door welke ik verheerlijkt zal worden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A583.mp3

Wat Christus nú doet (Heb.9:14) Doordat Bijbelfragmenten over wat Christus nú doet doorgaans door gelovigen in feite worden weg geredeneerd, blijven zij staan bij het kruis. Al noemen zij soms nog even Zijn opstanding, zonder verdere uitleg, omdat men daarvan de volle betekenis niet doorgrondt. De waarheid is dat Hij Zich sindsdien exclusief met de Gemeente – niet met de door Hem in duisternis achtergelaten wereld – bemoeit. Hij is de Hogepriester, Die Zich geeft voor de zonden van gelovigen en hen onder de altijd schuldgevoel opleverende wet vandaan trekt. De Gemeente wordt niet geheiligd door het kruis, maar door het Woord. De genade Gods is verschenen voor álle mensen, maar onderwijst alleen voor wie Hij lééft: gelovigen. Hen maakt Hij bekwaam om dienaren te zijn van het nieuwe verbond. Aan wie Hem wil dienen, doet Hij Zijn (het geweten) reinigende werk. Niet om er maar op los te zondigen, maar om God te dienen buiten de legerplaats, beeld van de wereld. “Opdat Hij haar heiligen zou, haar gereinigd hebbende met het bad des waters door het Woord.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A584.mp3

Wonderen als tekenen Hoewel wonderen nog best kunnen voorkomen, is deze bedeling er niet op gericht die publiekelijk te laten geschieden. De zichtbare wonderen tijdens Jezus bediening op aarde waren, evenals trouwens die in het Oude Testament, profetische tekenen van wat in verborgenheid nog zou komen. Doven en blinden zouden respectievelijk geestelijk horen en zien wat voor de wereld onzichtbaar en van een hogere orde is. Door de Heere Jezus verrichte wonderen hadden niet primair op zichzelf eeuwigheidswaarde (degenen die werden genezen, stierven later toch), maar verwezen symbolisch naar wat God doet in deze tijd. De vervulling van de tekenen is voor de Gemeente ingegaan. Daarover spreken ook de nieuwtestamentische brieven, waarin over lichamelijke genezingen bijvoorbeeld niet meer wordt gesproken en is te lezen dat Timótheüs maagpijn had. Omdat alles wat gelovigen moeten weten nu is geschreven, zijn tekenen om hen daarheen te verwijzen niet meer nodig. Met degenen die alléén het wonder om het wonder wilden zien, had de Heer niet zoveel op. “Het boos en overspelig geslacht verzoekt een teken.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A585.mp3

Erfgenaam uit koninklijk geslacht (Mat.1, Luk.3) Voortgekomen uit een Koninklijke familie had de Heere Jezus rechten als Erfgenaam op de troon van David. Hij erfde die via Maria, de vrouwelijke lijn. Door haar huwelijk met Jozef kreeg het Koningskind de status van een zoon binnen een huwelijk. Uit het geslachtsregister van Jezus Christus blijkt dat hij in de Koninklijke opvolgingslijn staat van Abraham, Izak, Jakob en Juda. Het Davidische koningshuis loopt via Abraham en zelfs nog verder terug naar Adam. Aan Juda werd dat koningschap toegeschreven en uit die stam kwam dan ook de Heere Jezus voort. Bij gebrek aan zonen, erfden dochters. Als die er ook niet waren en iemand kinderloos bleef, ging het erfrecht naar diens broers of nog verdere verwanten. Dat gebeurde met de kinderloze Jechonias, een der verre voorvaderen als erflater naar het vlees van de Heere Jezus. De Heere Jezus werd niet als een buitenechtelijk kind verwekt, maar is de Koning der Koningen en de Heere der Heeren. Omdat Zijn geslachtslijn begint bij Adam is Hij ook de Zoon des Mensen. Dat is heel wat meer dan de buitenechtelijke Zoon in het gezin van een timmerman. Hij is de Allerhoogste, de Losser van de mensheid. Om die naar de aarde brengen, koos God de lijn die Hij wenste en beloofde. “En Jakob gewon Jozef, den man van Maria, uit welke geboren is Jezus.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A586.mp3

Evangelie en geloof (Rom.1) De termen ‘Evangelie’ en ‘geloven’ hebben gedurende 2000 jaar christelijke geschiedenis aan kracht ingeboet. Dat de beloofde Blijde Boodschap (het Evangelie) zou komen, had men kunnen weten en verwachten. Geloven is voor waar houden wat iemand, in dit geval God Zelf, heeft gesproken en er daardoor deel aan krijgen. Sinds Abraham en door talloze profeten sprak God, maar men wilde niet luisteren. Israël, waaraan het – in de opstanding van Christus vlees geworden – Woord Gods was toevertrouwd, keerde zich daarvan af. Maar het Evangelie is geen filosofie en omvat historische feiten. Met de opstanding van Christus en Diens aanstelling tot Hogepriester, vervulde de Heer Zijn beloften. Hij blijft trouw aan Zijn Woord, het Evangelie, en dat zouden ook gelovigen moeten zijn. Zonder zich daarvoor te schamen of het te bedekken. Door Hem te geloven loven zij Hem. Van nature is de mens verloren, maar dat probleem loste de Heer op door zich in de Persoon van de Heere Jezus Christus te openbaren. Wie in Hem gelooft, heeft eeuwig leven. Dát is de Blijde Boodschap. “Het Woord is vlees geworden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A587.mp3

Erfzonde en zo (Rom.5, 6) Hoewel het woord in geen enkele concordantie voorkomt, is ‘erfzonde’ wel een Bijbels begrip. Men komt in Gods Woord zowel zonden en zonde tegen. Met het enkelvoud wordt in het Nieuwe Testament doorgaans ongeloof bedoeld, c.q. de zondige natuur van de mens. Dat is de erfzonde waardoor hij zondigt. Maar ook als hij dat niet (meer) zou doen, is hij toch schuldig tegenover God. Het gevolg ervan is zijn van Adam geërfde dood. Daarover gaat het in Romeinen 5. Al voordat de wet kwam, bestond zonde. De wet maakte die zichtbaar. Hoe meer men de zonde bestrijdt, hoe meer men zondigt, want wet doet volgens Paulus zonde toenemen. In de gelovige manifesteren zich twee naturen, die van de eerste Adam en die van de tweede (Christus). Door Adam heerst de zonde tot in de dood, door Christus de genade tot in het eeuwige leven. Intussen is het niet de bedoeling maar raak te zondigen, maar te kiezen voor een leven uit genade. De gelovige is niet vrijgemaakt van de macht, maar wel van de heerschappij van zonde. En vrij gemaakt om de Heer te dienen. “Maar de zonde wordt niet toegerekend als er geen wet is.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A588.mp3

De 24 oudsten (Op.4, 5) Zoals vier dieren in het boek Openbaring aspecten van Christus symboliseren, doen de daar genoemde 24 oudsten dat van Zijn gemeente. In het laatste boek van de Bijbel komen veel verwijzingen naar het Oude Testament voor. Maar wat onder het Oude Verbond verborgen moest blijven, is nu geopenbaard aan wie geloven en een hemelse positie hebben. In Openbaring wordt als het ware Gods plan der eeuwen samengevat. Dat omvat méér dan de Gemeente, zoals Christus’ heerschappij en oordeel over de aarde, als Hij Zijn koninkrijk opeist en openbaar maakt, c.q. symbolisch zegels verbreekt. Leden van Zijn lichaam, Zijn mede-erfgenamen, zullen in de toekomst met Hem heersen op (over) de aarde. Nu al genieten zij een hemels burgerschap als ingezetenen van het volk voor Zijn naam. Binnenkort zullen zij verschijnen met Christus, Die blijkens Openbaring ook door hen, de 24 oudsten, wordt toegezongen en verheerlijkt. “De 24 ouderlingen aanbaden Hem, Die leeft in alle eeuwigheid.”. https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A589.mp3

Geloof en goede werken (Jak.1) Omdat er over (goede) werken in wordt gesproken, is de brief van Jakobus een omstreden Bijbelboek, waarvan Luther zelfs vond dat het niet in de Bijbel thuis hoorde. Hij constateerde dat het in strijd was met Romeinen 3, waar geloof – niet werken – als enige weg naar zaligheid wordt genoemd. Maar het gaat over twee verschillende dingen. Jakobus richt zich tot gelovigen, die dus zaligheid van de geest hebben gekregen. Maar dat is een andere dan die van de ziel, de praktische wandel van wie is wedergeboren. Op weg naar het zoonschap kan de gelovige daarmee zaligheid van de ziel bewerken. In tegenstelling tot gelovigen in andere bedelingen, met een aardse bestemming, hebben leden van de Gemeente een hemelse. Door geloof hebben zij de leugen afgelegd. Dat wil niet zeggen dat zij onberispelijk zijn, maar dat zij kozen voor de waarheid van Gods Woord. In tegenstelling tot ongelovigen die wellicht netjes leven, maar toch de leugen, die de wereld regeert, liever hebben dat de Waarheid. “Wij zijn Zijn maaksel, geschapen tot goede werken, die God voorbereid heeft.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A590.mp3

Opbouw van de Gemeente (Ef.4) Eenheid van gelovigen hoeft niet te worden gemaakt, die is er al, omdat zij hetzelfde nieuwe leven hebben. Om dat te krijgen hoeven zij dus niet hun best te doen. Die geestelijke eenheid, de ‘de band des vredes’, manifesteert zich onder het nieuwe verbond der genade. Bij de troon der genade komen de gelovigen als gemeente samen. Aan elk lid van dat lichaam is een gave gegeven tot opbouw ervan. Niet iedereen heeft dezelfde gave, noch is die hem of haar in dezelfde mate verstrekt. Centraal staat dat om te functioneren binnen de gemeente men steeds meer kennis van Christus krijgt, zich daarmee voedt, door het Woord van God, de kracht Gods voor iedere gelovige. Opbouw van de gemeente is niet primair een kwantitatieve, maar een kwalitatieve aangelegenheid. Opdat de leden niet individueel onmondig blijven, maar tot volwassenheid groeien in kennis van Christus. Dat komt neer op vasthouden aan Zijn Woord in een steeds op verandering gerichte wereld. “Heilig hen in Uw waarheid: Uw Woord is de waarheid.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A591.mp3

Avondmaal (Jak.2) Dat God naar de buitenkant van de mens kijkt, is een wijd verbreid misverstand, dat religie heet. Die buitenkant is zijn persoon (Lat. ‘persona’, Gr. ‘prosopon”), hetgeen in feite neerkomt op een masker. Hetgeen voor ogen is. Als de Schrift zegt dat er bij God geen ‘aanneming des persoons’ is, wordt daarop gedoeld. Maar Hij ziet het hart, het innerlijk aan en weet dat daaruit niets goeds kan voortkomen. Mensen kunnen met elkaar omgaan dankzij de buitenkant, maar God let niet op dat gedrag, hoe fatsoenlijk men zich ook voordoet. Wat gelovigen bindt, is hun liefde voor het Woord der Waarheid, niet die voor elkaars buitenkant. Als op kleine schaal die buitenkant van sommige individuen wel in de smaak valt, is dat toeval. Het Avondmaal is het beeld van de innerlijke gemeenschap die men heeft. Van het feit dat mensen worden geroepen bij Hem aan tafel te komen. In die zin wordt in het Avondmaal het sterven van de Heer herdacht, dat ook de dood van de oude mens betekende, en van Diens opstanding in nieuw leven (wijn), waarin gelovigen innerlijk met Hem zijn verbonden. “Doe dit totdat Ik kom.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A592.mp3

Wie is toch Deze? (Luk.9) ‘Hij verkondigde hem Jezus’, wordt gezegd van Filippus in Handelingen 8. Met als resultaat dat de kamerling getuigde: ‘Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is.’ Dat geloven wij ook, maar waarom melden de evangelieën dan meer dan 20 maal, dat de discipelen dit niet in het openbaar mochten zeggen? En hoe komt het dan, dat velen hem aanzagen voor Elia, Mozes, Jeremia, Johannes de Doper, of enige andere oudtestamentische profeet? “Wie is toch deze?” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A593.mp3

144.000 verzegelden (Op.7) Zoals nu in een hemelse positie de Gemeente van Christus, zal in de toekomst een ‘gelovig overblijfsel’ uit de twaalf stammen van het met een aardse bediening toegeruste Israël, de 144.000 uit Openbaring 7 vormend, het Evangelie prediken. Daarmee gaan beloften, c.q. profetieën, uit het Oude Testament in vervulling voor het complete volk: twee plus tien stammen. De Heer is dan incognito als Koning verschenen op de Olijfberg, na de in Daniël 9 genoemde zeventigste (jaar-) week, aan het hoofd van degenen die alsnog tot geloof zijn gekomen en naar Petra gevlucht, wegens de verdrukking van Israël, waarbij Jeruzalem is verwoest. Dat het niet letterlijk over de twaalf stammen zou gaan, is in strijd met Openbaring 7, waar die stammen bij name worden genoemd. Het resultaat van hun prediking van Gods heerlijkheid aan de volken, is de uit de Grote Verdrukking komende en het Koninkrijk van de 1000 jaren binnengaande schare ‘die niemand tellen kan’. Bij die uitdrukking gaat het niet om de omvang, maar om de autoritaire toe-eigening, via tellen, van iets wat de Koning toebehoort. In elk geval kan het beest uit Openbaring 12 en 13 de schare niet tellen. “En ik hoorde het getal dergenen die verzegeld werden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A594.mp3

Beter weten in de tempel Het voorbeeld van de Korinthen, die zich met menselijke (vleselijke) in plaats van geestelijke dingen bezig hielden, blijkt door een fors deel van het christendom te worden gevolgd. Men is dan, zoals in het wereldse bedrijfsleven, meer gericht op organiseren, plannen, groei en calculeren dan op Gods Woord der Waarheid. Dat gold ook voor het zich over de inrichting van een aardse staat druk makende Israël. Daaraan was het in de tempel bewaarde Woord toevertrouwd, maar dat heeft het nooit wereldwijd uitgedragen. Bewaarder en prediker van het Woord is nu de tot Zijn tempel aangestelde Gemeente. Die heeft daarin ook na de opname, als uit alle twaalf stammen van Israël predikers van Gods boodschap opstaan, nog een taak. De Heer stelt intussen geen organisaties op aarde samen, die vooral op vlees blijken te worden gebouwd en waaraan menselijke redeneringen ten grondslag liggen. Terwijl gelovigen, zoals eens de Korinthen, beter zouden moeten weten…. “Want niemand kan een ander fundament leggen dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Christus Jezus.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A595.mp3

Kwalijk bidden (Jak.4:5) Menen dat men door bidden alles kan krijgen wat de oude mens nodig acht, is verkeerd bidden. ‘Kwalijk bidden’, noemt Jakobus het. De mens stelt er eigen plannen mee boven die van God en tracht Hem in feite te onderwerpen aan zichzelf, in plaats van omgekeerd. De tekst dat men in de naam van de Heere Jezus Christus álles kan vragen wat men maar wil, vereist wel kennis van wat vandaag Zijn plan en werk in de Gemeente is. Al kunnen gelovigen de zichtbare wereld niet ontvluchten, hun nieuwe leven hoort er niet thuis. Dat wordt gevoed door de Waarheid van het Woord. De wereld wil die in leugen onder houden. Strijden tegen die wereld is nu nog niet de bediening van gelovigen. De wereld negeren en de Heer dienen wel, in de wetenschap dat de tijd komt dat zij met Hem zullen heersen. Dan zal Hij alles wat in deze wereld ‘hoog’ lijkt vernederen. Door zich aan Hem te onderwerpen, hun leven te offeren, hun hemelse positie in te nemen, wederstaan gelovigen de duivel. “Vertrouw op de Heere met uw ganse hart.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A596.mp3

Bron van leven (Fil.2) Zoals Izak door de Filistijnen dicht gegooide bronnen opende, deed ook de Heer dat. Maar de natuurlijke mens maakt die dicht. De gelovige zou daaruit leven, in een hemelse positie, onderworpen aan Hem. Dat heeft uitwerking in het praktische leven, mits hij iets dóét met wat in hem kwam wonen. Loon ontvangen gelovigen op grond van hun wandel op aarde. Zij mogen alles hier doen als voor de Heere. De bede van christenen zou moeten zijn betrokken te mogen raken in het werk voor Hem. Dat is een dienende functie, naar het Voorbeeld van de Heere Jezus Christus. Hij werd ten diepste vernederd, maar zag op de verhoging die hem daarna ten deel zou vallen, Zich vastklampende aan het Woord van Zijn Vader. Nu is Hem alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. In die positie komt Hij weldra de Zijnen halen, degenen die zijn onderworpen aan Zijn genade. Waar gelovigen zich voeden met Zijn Woord, kan Hij Zijn werk in hen doen. “Laat ons met lijdzaamheid lopen de loopbaan die ons is voorgesteld.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A597.mp3

Babylonische mosterd Toen Jeruzalem en daarmee in feite de Joodse staat was verwoest, vroeg de door Nebukadnezar in ballingschap weggevoerde Daniël hoe het verder moest met zijn volk. In de door Daniël uitgelegde droom van Nebukadnezar (over een beeld met een gouden hoofd) zag die achtereenvolgens over Jeruzalem heersende wereldrijken, die tenslotte door de Steen, Christus, worden verwoest. Na de 70ste week uit Daniël 9 komt er een Israëlitisch rijk. Volkeren vinden hun oorsprong in Babel, symbool van religie en straks weer hoofdstad van een wereldrijk. Dat is er als Christus weerkeert, hangt de godsdienst van de antichrist aan, maar zal zich aan Hem onderwerpen. Sommigen menen dat een groeiende kerk de wereld moet beheersen, maar mosterdzaad is klein. Als het uitgroeit tot een boom, als een tot Babel verworden christendom, gaat er wat mis. Er ontstaat een christelijk instituut met ook economische en politieke macht. Daarover spreken door velen niet begrepen gelijkenissen in het Nieuwe Testament. Maar gelovigen past als klein, niet in de wereld thuis horend mosterdzaad, nederigheid en gehoorzaamheid aan het Woord Gods. “Het koninkrijk der hemelen is gelijk aan het mosterd- zaad.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A598.mp3

Migratie Een essentiële eigenschap van Israël is dat het als priesterlijk volk over heel de aarde werd verspreid. Keer op keer verhuisde het. Omdat het in feite boven andere volken staat, waarboven de Heer troont, is het hier vreemd. Met als functie het rechtstreeks van God ontvangen Woord door te geven. Migratie is daarom inherent aan Israël. Wie tegen dat volk is, heeft ook iets tegen zijn Godsdienst. Dat verklaart ten diepste de agressie van Mohammed en zijn volgelingen, die nu het Midden-Oosten en Afrika hebben veroverd, jegens Joden en christenen. Die laatsten vormen nu het volk dat de Heer verzamelt voor Zijn naam en hier eigenlijk allochtonen zijn. Het is in feite niet normaal dat zij in alle vrijheid bijeen kunnen komen, want zij horen in deze wereld, als burgers van een hemels rijk, niet thuis. De gebeurtenissen in het Midden-Oosten wijzen op de spoedige komst van de antichrist, waaraan gelovigen – vreemdelingen op aarde – niets kunnen veranderen. “En gij zult Mij een priesterlijk koninkrijk, een heilig volk zijn.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A599.mp3

De Gemeente, een volk van priesters. (Ef.2) Kwam de Gemeente van Christus in de plaats van Israël? Over het antwoord op die heikele vraag wordt men het in christelijke kring vaak niet eens, omdat men de status van de Gemeente niet goed kent. Zij is het huis, de tempel – soms ook het Lichaam genoemd – van Christus, die als Hogepriester sinds zijn opstanding het Hoofd ervan is. Wie tot geloof komt, op basis van een persoonlijke keuze, wordt aan dat priesterlijke volk toegevoegd. Als stenen aan het huis, of leden aan het Lichaam. Over functioneren als priester daarin, lijken sommigen te denken dat het neerkomt op bezoeken van een wekelijkse eredienst op zondag. Hoewel met die eredienst niets mis is, betekent christen zijn veel méér. Gelovigen zijn 24 uur per etmaal zowel priesters als koninklijk en mogen verkeren bij de troon van Zijn genade. In die zin heeft de Gemeente de plaats van Israël als koninklijk priesterlijk en uitverkoren volk overgenomen. Dat uitverkoren zijn in Christus heeft nu eenmaal grote gevolgen. “In Wien wij ook het erfdeel ontvangen hebben, waartoe wij tevoren bestemd waren.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A600.mp3

Geld en hemels goed (Jak.5) In het Oude Testament komt men meer met materiële rijkdom gezegende gelovigen tegen dan in het Nieuwe, waarin de nadruk ligt op de hemelse positie van wie sinds de opstanding van Christus tot geloof kwamen en de Gemeente vormen. In feite schrijft ook Jacobus niet specifiek daarover. Aardse rijkdom, zoals bezit van veel geld, is op zichzelf niet verkeerd, maar heeft geen eeuwigheidswaarde. Rijk willen zijn in deze wereld, waar gelovigen uit getrokken zijn, komt in feite neer op verzamelen, een eigenschap die kennelijk in de mens zit. De Schrift houdt hemelburgers voor niet gericht te zijn op het vergaren van schatten op aarde, maar in de hemel. Bij de wederkomst van de Heer zal Hij overigens ook het nu geldende aardse systeem van bezitvorming veranderen. Wie zich nu verlustigen in wereldse zaken, geldelijk rijk willen worden bijvoorbeeld, vallen in verzoeking. Omdat geld geen doel op zich is, maar hooguit een middel. Gierigheid is de wortel van alle kwaad. “Vergadert u geen schatten op de aarde, maar in de hemel.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A601.mp3

De lankmoedigheid des Heeren Wie Schrift met Schrift vergelijkt, komt steeds meer tot de conclusie dat daarin genoemde feiten zéér vast zijn. Logisch, want er is maar één Auteur, Die door Zijn Geest mensen inspireerde tot schrijven. Zodat wie buigen voor dat profetische Woord, geen fabelen hoefden te volgen, maar zouden wéten en de heerlijkheid des Heeren zien. De leer van valse profeten is daarentegen op de mens gericht, die willens en wetens tegenspreekt dat alles door Gods Woord is ontstaan. Daarmee houden zij de waarheid in leugen ten onder en verdween ook het zicht op typologie. En op het oordeel over de nu bestaande schepping. De door gelovigen verwachte komst van de Heer in kracht en heerlijkheid wordt door spotters ontkend. Maar God werkt Zijn plan uit, waarin geen sprake is van vertraging, maar van lankmoedigheid. Met Zijn geduld geeft Hij nog velen de kans zich tot Hem te wenden. Maar er komt een einde aan. Intussen past ook wie geloven Zijn lankmoedigheid. Geen wraak, want die komt alleen Hem toe, zegt hij. “Want wij zijn geen kunstelijk verdichte fabelen nagevolgd.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A602.mp3

Verlost en onderweg (Heb.4) Zoals Israël destijds wel uit Egypte was getrokken, maar in de woestijn nog niet op de bestemming (Kanaän) aangekomen, zijn wedergeboren christenen weliswaar verlost, maar nog op weg naar de erfenis. Dat zijn twee verschillende dingen. Het Nieuwe Verbond, aangekondigd onder het Oude, is dat van Melchizedek, met Christus als de Hogepriester. Het Nieuwe Testament is gebaseerd op uitspraken in het Oude en geeft daarop licht. Omdat zij in feite niet weten om te gaan met de vrijheid die geloof in Christus biedt, kiezen christenen vaak voor wet en Joodse gebruiken. En daarmee voor religie, die op vlees en verbetering van de wereld gerichte traditie is. De Korintiërs liepen blijkbaar gevaar daar terecht te komen en Paulus waarschuwde dat zij, begonnen in de Geest, in het vlees dreigden te eindigen. Dat is niet de route van de gelovige, die uit de wereld is gegaan, als het ware een nieuw paspoort kreeg. Hij is in het gezin van de Heer, op Wie hij vertrouwt, geplaatst en wordt geacht dienstbaar te zijn aan Hem. Dat is iets anders dan bezig zijn met de tijdgeest, de waan van de dag die in de wereld heerst. Gelovigen zijn geroepen tot erfenis. “Ziet toe op uzelven, dat wij niet verliezen, hetgeen wij gearbeid hebben, maar een vol loon mogen ontvangen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A603.mp3

Twee werelden De ‘zalige hoop’ verwachtend, zijn gelovigen wel uit deze wereld getrokken, maar zij wachten nog op de verlossing van hun lichaam. Zij worden, levend in wat de ’tegenwoordige eeuw’ heet, in zekere zin beperkt doordat de god dezer eeuw die beinvloedt. Satan wil het licht van het Evangelie wegnemen, juist bij wedergeborenen. Maar zij hebben een hemelse positie, delen in Christus’ heerlijkheid en leven daarmee al in de toekomende eeuw. In feite dus in twee werelden (eeuwen) tegelijk: Lichamelijk in de tegenwoordige en geestelijk in de toekomende, in het koninkrijk dat met Christus’ opstanding begon. Hij beloofde gelovigen altijd bij hen te zijn, maar werd door de wereld, waar God het licht uit deed, verworpen. Die het licht schuwende wereld heeft wegens het doden van de Vorst des Levens geen recht op bestaan en moet dan verdwijnen. Maar er komt een nieuwe. En ‘nieuwe hemelen’. Aan die toekomst hebben gelovigen nu al deel. “Wandel dan waardig den roeping met welke gij geroepen zijt.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A604.mp3

De Zoon en de Zeventigste Week Doordat veel christenen zich in feite laten inkapselen door – op het houden van regels gerichte – religie, missen zij in de praktijk het profetische Woord over de toekomst. Die blijft voor hen beperkt tot de Jongste Dag. De Bijbel gaat over wat Gód zegt, over Zíjn plannen, maar velen zijn voornamelijk geïnteresseerd in eigen leven. In Daniël 9 geeft de Heer zicht op de nog komende laatste Joodse jaarweek. Wat daarin gebeurt, is te ontdekken door veel teksten in de Schrift naast elkaar te leggen. En op weg erheen staat de klok voor het Joodse volk stil. Aan de huidige chaos in de wereld maakt straks de antichrist een einde, maar halverwege die 70e week verandert hij van gedaante en volgt de grote verdrukking. De Islam leert dat op het hoogtepunt van de chaos de laatste Imam verschijnt. De Gemeente is dan opgenomen in de hemel, maar heel de westerse wereld – niet alleen de twee stammen van het Joodse rijk, maar ook de andere tien van Israël – gaat ten onder. Maar als mannelijke zoon zal de Gemeente helpen bij de opbouw van Christus’ koninkrijk op aarde.” En zo zullen wij altijd met de Heere wezen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A605.mp3

Het gebed van Elia (Jak.5) Terwijl de mens zingeving zoekt in het op zich zinloze, ijdele aardse bestaan, mogen gelovigen als vreemdelingen in deze wereld uitgaan naar Christus. Hij is hun Voorloper, Die door lijden en verdrukking en dood heen, tot heerlijkheid kwam. Tot hen richt Hij Zich door Zijn Woord, in de wereld zwijgt God nog steeds. Daarom zijn er in deze tijd geen profeten. Hij spreekt tot degenen die daarop acht willen slaan door Zijn Woord, wat een uitwerking zal hebben op hun praktische leven. Zijn verborgen werk doet God in deze dagen via Zijn Gemeente. En dát werkt zegen uit voor de wereld, in die zin dat men Zijn Woord kan horen. Een gelovige kan in de wereld wel afdwalen, maar dat is niet de bedoeling. Hij mag leven en vrucht dragen op basis van de geestelijke zegeningen, die hem zijn geschonken. Dat is iets totaal anders dan doen als de in de Bijbel voorkomende Demas, die de tegenwoordige wereld lief kreeg. Zoals de tabernakel stond buiten de legerplaats, is ook de gelovige uit de wereld getrokken, om als bijwoner klaar te worden gemaakt voor de toekomst die hem wacht. “Weest lankmoedig, verstrekt uw harten, want de toekomst des Heeren genaakt.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A606.mp3

Stage lopen Door het Evangelie los te laten en, zoals in de Gemeente te Korinthe, vleselijk te leven, raakt de christen zaligheid kwijt. Niet het eeuwige leven, maar wel loon na de opname, als het oude lichaam door een verheerlijkt wordt vervangen. In die lichamelijke opstanding ging Christus ons voor. Op weg er heen loopt de gelovige nu stage, bekwaam gemaakt om vrucht te dragen als dienaren van het Nieuwe Verbond, in alle nederigheid. Dat heeft te maken met het praktische leven. Eeuwig leven kan men niet verdienen, maar de zaligheid van de ziel wel. Het loon daarvoor wordt uitgedrukt in het nieuwe lichaam dat de gelovige ontvangt. Paulus spreekt over naakt, bekleed en overkleed worden. Dat beoordeelt Christus naar de mate waarin de gelovige op aarde trouw bleef en zich stelde onder Gods Woord. Niet allen zijn straks gelijk, zoals nu ook niet binnen de Gemeente. Dat staat haaks op de wereldse gedachte omtrent gelijkheid. Het nieuwe komt voort uit het oude. In die zin is voor de gelovige niet alles ijdel, voor de oude mens wel, zoals Prediker zegt. “De arbeider is zijn loon waardig.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A607.mp3

De Enige en Eerste Eersteling Zoals voorheen de eerste garven uit de vroege oogst naar de tempel moesten worden gebracht, waar de priester die ‘bewoog’ (ophief), behoren nu de tot de Gemeente behorenden tot de eerstelingen. Zij zijn dat alleen omdat zij behoren bij dé Eersteling, Christus, die in Gods plan het eerstgeboorterecht verkreeg. Hij is als Eersteling van tussen de doden opgewekt, zegt 1 Korinthe 15:20. De gemeente bestaat uit de ‘eerstelingen Zijner schepselen’, die nu en in de toekomst bij Christus horen. Hij heeft het eerstgeboorterecht en is daarmee de Erfgenaam, in Wiens erfenis de Zijnen delen. In die zin zou het woord geboorte voor verwarring kunnen zorgen, omdat de erfgenaam ook in het Oude Testament niet altijd ook degene was die als eerste in een gezin op de wereld kwam. God heeft Christus in het erfrecht gesteld, na Zijn verhoging (en opstanding) tot Messias. Aan dat recht hebben de leden van Zijn Lichaam deel gekregen. Het is de bedoeling dat hun wandel in overeenstemming is met die hoge roeping. “Christus is opgewekt uit de doden en de Eersteling geworden dergenen die ontslapen zijn.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A608.mp3

Eigen volk eerst Omdat Christenen in de Bijbelse betekenis niet verantwoordelijk zijn voor de wereld, maar wel voor hun eigen huis, is ‘Eigen volk eerst’ eigenlijk hun principe. De ‘huisgenoten des geloofs’ zijn hun broeders en zusters. De Schrift leert dat God Zich een volk verzamelt voor Zijn naam. De wereld legt haar lot in handen van de staat. Het is de bedoeling dat christenen hun leven aan de Heer overgeven, daarna verantwoordelijk zijn voor (mede) huisgenoten en verder een bestaan leiden in een vijandige wereld. In het licht van de Bijbel is het fenomeen ‘wereldburger’ een dwaasheid. Een gelovige is primair een hemelburger en het is Gods bedoeling dat vreemdelingen in het land dat ook worden, zoals buitenstaanders destijds eerst Israëliet moesten worden om aan het Pascha te kunnen deelnemen. Voor een christen is belangrijk te weten wie zijn broeder en zijn vijand is. De met andere goden naar Israël komende vreemdeling mocht zich niet in het land vestigen. Dat is een voorbeeld voor de Gemeente van Christus. “Laat ons goed doen aan allen, meest aan de huisgenoten Gods.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A609.mp3

Via Troas naar Beréa (Hand.16, 17) Het Evangelie is van de twee (Juda) naar de tien stammen (Efraïm) gegaan, waaruit de Gemeente voortkwam. De boodschap over Christus viel bij de Joden in feite in verkeerde aarde, maar bij het andere – inmiddels naar het westen getrokken – deel van Israël wel goed. Dat was in het Oude Testament al voorzien en met zijn zogenoemde zendingsreizen trad Paulus, de ‘Christus de Schriften’ predikend, als het ware in het voetspoor van die tien. Uit het door Israëlieten gestichte Troas vertrokken er velen onder meer naar Brittannië en het christendom veranderde de voorheen door de duivel beheerste Keltische cultuur. Bij de Joden werd, overeenkomstig het Oude Testament, jaloersheid gewekt door Efraïm. Het eerstgeboorterecht gaat naar de uit dat deel van het volk Israël voortgekomen Gemeente van Christus, een hemels volk, dat geacht wordt als de gelovigen in Berea de Schriften te onderzoeken. De beloofde toekomst van Israël is aards. “Onderzoekt de Schriften, de zijn het die van Mij getuigen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A610.mp3

Volharden in de Leer (Hand.2) In feite is Christus’ Gemeente niet op de eerste Pinksterdag geboren, zoals algemeen wordt aangenomen, maar 50 dagen eerder, bij Zijn Opstanding als haar Hoofd. Uit Petrus’ toespraak in Handelingen 2 blijkt dat de Heere Jezus als Eerste de Heilige Geest ontving en daardoor opstond uit de dood. Wie ook die Geest wil ontvangen en daardoor wordt wedergeboren, moet geloven in Zijn dood en opstanding. Door de manifestatie op de Pinksterdag weten we dat de Geest is uitgestort. Dat hoeft dus niet te worden herhaald. De komst van de Messias, in Wie de Geest kwam, werd in het Oude Testament door God beloofd, onder meer als Zaad van de vrouw, Abraham en David. In Christus zijn alle beloften vervuld. In Jeruzalem begon via Petrus de prediking in vele talen aan heel de wereld over Gods grote werken. Een boodschap voor de Gemeente, die een hemelse positie heeft. Het is de bedoeling dat zij bij die leer der apostelen blijft. Bij Gods onveranderlijke leer dat iedere gelovige aan Christus wordt toegevoegd. Gelovigen zijn één in Hem en voeden zich met Zijn woord. “Wat u komt de belofte toe.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A611.mp3

Bewaarders van het Woord (Rom.3) Aan Israël vertrouwde God Zijn Woord toe, waaraan Hij Zelf trouw bleef, in tegenstelling tot dat volk. Daarom staat het – volgens onder meer Romeinen 9 tot en met 11 – niet meer in die positie en is dat Woord aan een ander volk, de Gemeente uit de heidenen, gegeven. Die is in deze tijd het volk des Heeren. Wie nu de waarheid zoekt, moet niet bij de Joden zijn, die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden. Overigens lijkt ook in christelijke kring weinig van het zicht op het Woord over gebleven, terwijl in de wereld en bij het Jodendom het licht sinds de opstanding van Christus uit ging. De Gemeente heeft de opdracht evenwel trouw te blijven aan Gods beloften, die te bewaren en ervan te getuigen. Dat is de verantwoordelijkheid van de christenen. Zij vormen de Geestelijke tempel en het priesterschap onder het Nieuwe Verbond. Dat is iets anders dan mensen behagen, waaraan ook de Heere Jezus niet deed. God betrekt gelovigen bij de uitwerking van Zijn plan. “Doet handeling totdat Ik kom”. https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A612.mp3

De ondeelbare wet Hoewel de Bijbel talloze teksten over het einde van de (exclusief aan Israël gegeven) wet bevat, blijft die in het christendom gehandhaafd. Onder meer maakt men een – nergens in Gods Woord voorkomend – verschil tussen ceremoniële en morele wetgeving, waarbij men zich aan de laatste zou moeten houden. Hetgeen sommigen er weer niet van weerhoudt het toch wel degelijk ceremoniële Loofhuttenfeest te vieren. Regels zijn werelds en religieus. Gelovigen hebben die niet, maar wel normen en waarden, waaruit zij leven om in vrijheid Christus te eren en te dienen. In de wetenschap dat iedereen individueel verantwoordelijk is voor eigen daden. De opvatting dat Christus verloste van de vloek der wet, maar niet van de wet zelf, is onhoudbaar. Omdat de Schrift die scheiding niet maakt. Terwijl de Bijbel nadrukkelijk zegt dat er door Christus een einde aan de wet kwam, houden veel christenen aan die regelgeving vast, wegens niet kennen van het door God geboden alternatief: De vrijheid der genade als in Zijn Woord vastgelegd levensbeginsel. “Christus is uw ijdel geworden, die door de wet gerechtvaardigd wilt worden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A613.mp3

Een heilige familie (1Thes) Niet om een beter mens te worden, maar omdat zij behoren tot de Koninklijke familie die Gemeente heet, zouden de op de toekomst gerichte gelovigen wandelen overeenkomstig hun hoge roeping. Die houdt de heerlijkheid van Christus in. Gods koninkrijk is van het Joodse volk weggenomen en aan de Gemeente gegeven. In tegenstelling tot Joden, die Hem nog verwachten, gelooft de christen dat de Messias is gekomen en in heerlijkheid zal terugkeren. De gelovige is vreemdeling in de wereld, zoals ook Hij die losliet, maar Zijn licht geeft aan degenen die – ook onderling – tot één (Zijn) familie behoren. Die is onttrokken aan de over de wereld gekomen duisternis, waarin ook Israël nu leeft. Als de Messias verschijnt, zal hun traditie Joden in de weg staan om Hem te ontvangen. Er is noch bij hen noch in de rest van de wereld liefde voor de waarheid. Het resultaat daarvan is in die wereld ook zichtbaar. “Zo zijt gij niet meer vreemdelingen, maar huisgenoten Gods.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A614.mp3

Het doel der wet (Gal.3) Met het Nieuwe Verbond, ontstaan door de opstanding van Christus, ging de aan Abraham gedane belofte in vervulling. Diens geloof werd hem tot gerechtigheid gerekend. Veel later kwam de wet erbij, niet om het aantal misdaden te verminderen, integendeel. Wet doet zonde toenemen en behoort tot het Oude Verbond. Hoe goed die eens aan Mozes gegeven wet op zichzelf ook is, de mens is slecht en kan die niet dragen. Was in het oude (voor Israël geldende) verbond Mozes de middelaar, in het nieuwe is Christus dat. Hij realiseerde een beter verbond dan er voortijds was, doordat de Heere Jezus trouw was aan het Woord van God, en daarmee de zaligheid voor wie – in navolging van Hem – geloven. Dat is iets anders dan religie, zoals men ons nu wijs wil maken. Wie gelooft in dood en opstanding van de Heere Jezus heeft deel aan wat God aan Abraham beloofde en leeft niet onder de wet, die slechts een illustratie was en symbolische betekenis had. “De wet is onze tuchtmeester geweest tot Christus.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A615.mp3

Het Hierbovenmaals Anders dan gelovigen in het Oude Testament, leven leden van de Gemeente van Christus in de (derde) hemel. Nergens in de Bijbel staat dat zij tot na het sterven daarop moeten wachten. De ecclesia heeft een bijzondere positie, die er voor de opstanding van Christus niet was. Daarom bevonden de rijke man en de arme Lazarus uit de gelijkenis zich beiden in het dodenrijk, maar wel op verschillende plaatsen. Eeuwig leven is aan oudtestamentische gelovigen wel beloofd en de realisatie daarvan vindt plaats op de nieuwe aarde. De hemelse positie van de Gemeente – het unieke Lichaam van Christus in een dito bedeling – berust op wedergeboorte en eerstgeboorterecht, waarin Christus voorging. Hij deelt zijn positie met degenen die bij Hem horen, is één Plant met hen geworden en hun Hogepriester. Daarom hebben zij toegang tot de genadetroon. Na de opname zullen leden van de Gemeente, die nu in principe nog verborgen is voor de wereld, met Hem openbaar worden. Door de hoge roeping van hemelburgers worden zijn geacht de dingen van boven te zoeken. “Hij heeft ons ons mede opgewekt en mede gezet in de hemel.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A616.mp3

Zo Vader zo Zoon (Joh.5) Over de begrippen Vader en Zoon wordt veel gezegd in Johannes 5. Daar blijkt uit dat die twee niet gelijk zijn, maar er – anders dan de leer van de Drie-eenheid zegt – een zekere hiërarchie bestaat. De Vader staat boven de Zoon, maar het is onmogelijk Jezus wel en God niet te kennen. Bij Zijn opstanding werd die Eerste tot Zoon aangesteld en aan Hem is het eeuwige leven gegeven, alsmede het oordeel over de schepping. Dat eeuwige leven geeft Hij in de Heilige Geest ook door aan gelovigen, die Zijn – een uitzonderlijke positie innemende – Gemeente vormen. De Heere Jezus Christus is de Beelddrager van de onzienlijke God. Uit Zijn uiteenzetting in Johannes 5 blijkt dat Zijn tijdgenoten het op Hem wijzende Gods Woord niet goed kenden, een euvel dat trouwens ook goeddeels de hedendaagse mens treft. Terwijl toch de bedoeling is dat men Christus door dat Woord leert kennen. Dat de Messias zowel Zoon van David als van God is, lijkt men veelal niet beseffen. Terwijl de Joden het tweede zijn kwijt geraakt, missen veel christenen zicht op het eerste. “Want de Vader heeft de Zoon lief en toont Hem alles.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A617.mp3

De wil van God; uw heiligmaking Christenen zijn op weg naar hun openbaring als zonen Gods en zouden dat moeten beseffen. De gemeente (ecclesia), die zij vormen als eerstgeborenen, is geroepen tot dragen (en doorgeven) van de aan haar gegeven Waarheid. En zij vormt Zijn huis. Gelovigen zijn geroepen heiligen om de Heer te dienen en ontvingen daartoe via wedergeboorte de zalving in God door de Heilige Geest. Heilig zijn is hun status, maar de vraag is altijd of zij in overeenstemming daarmee wandelen en zich niet ‘onbekwaam’ gedragen, terwijl de Heer hen bekwaam wil maken als ‘krijgsknechten’, c.q. dienstknechten. Einddoel van gelovigen is het volle loon te ontvangen dat voor hen is bestemd. Het betekent dat nu alles wat zij doen voor de Heer geschiedt en niet voor mensen. Zij zijn de door de Koning verzamelde uitgeroepenen, sinds de opstanding van Christus. Om Hem te behagen. “Want dit is de wil van God, uw heiligmaking.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A618.mp3

Wel ín, maar niet ván deze wereld Met de veel gehoorde kreet dat iedereen zijn eigen waarheid heeft, probeert de mens daarover te heersen. De wijsheid van God is evenwel geenszins die van de wereld, maar een variant daarvan drong Nederland en ook het christendom binnen. Die komt er op neer dat Hij Zich naar de mens moet voegen, hem dienen en hooguit nog een adviserende rol mag spelen. Maar het is een misverstand dat de Schepper zich ondergeschikt maakt aan het schepsel. Dat lijkt op een geregeld ook in het Oude Testament voorkomend Godsbeeld, aangepast aan tijd en omstandigheden. Een door de mens gemaakte religie, die inhoudt dat eigen ideeën boven de wijsheid van Hem worden gesteld. Dat is filosoferen bij een gesloten Bijbel. Wie de wijsheid van de Heer volgt, kan Zijn werk leren kennen, maar niet zelf uitvinden. God werkt Zijn eigen plan uit, dat een duistere wereld, die wacht op het openbaar worden van Zijn zonen, niet ziet. Het uit die zonen bestaande volk wordt nu door Christus verzameld. Zij zijn uit de wereld en haar zogenoemde wijsheid gestapt en kozen voor die van Hem. En daarmee voor Hemzelf. “Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A619.mp3

Gegarandeerde erfenis Het praktische leven van de gelovige wordt in bijvoorbeeld de brief aan Thessalonicensen heiliging genoemd. Het wil zeggen dat gelovigen daarmee geschikt worden gemaakt voor dienst aan God, door naar Zijn Woord te luisteren en het door te geven. Door Zijn spreken schiep Hij de wereld en schept Hij ook de eerstelingen, die op weg zijn naar hun erfenis. Hen wacht de heerlijkheid, een kroon als loon. Maar op grond van wedergeboorte verwacht de Heer ook iets van de Zijnen. Heiligen en reinigen houden met elkaar verband. De gelovige ontving nieuw leven en het is de bedoeling dat het groeit. Die heiligmaking is overigens niet zijn eigen werk, maar dat van de Heilige Geest ofwel Christus in hem. Het houdt in dat de mens niet zelf kan werken om heilig te worden, maar dat een christen de Geest de ruimte geeft om Zijn werk in hem of haar te doen. Daarvoor is voeding door de Bijbel onontbeerlijk. Het kan helpen als iemand de gelovige daar leidt. “Want dit is de wil van God, uw heiligmaking.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A620.mp3

Te veel dak op het huis Omdat de schare hem verhinderde door de deur te gaan, kwam de verlamde uit Marcus 2 via het dak persoonlijk aan de voeten van de Here Jezus. Uniformiteit is dan ook niet christelijk. Het Evangelie is geen boodschap voor het collectief, maar voor de enkeling, die een individuele keuze moet maken. Hij komt daardoor buiten de wereld, menselijke systemen en de wet te staan. Op het dak moesten de vrienden van de verlamde tichelen – een beeld van de wet – wegnemen om de doorgang naar de Heere Jezus open te breken. In zowel het Oude als het Nieuwe Testament treft men daken en plaveisel aan als typen van de wet en sociale conventies. Door een individuele beslissing wordt de gelovige onderdeel van een collectief dat Gemeente heet, maar waarbinnen de Heer aan ieder van Zijn kinderen persoonlijke gaven en mogelijkheden geeft. Gelovigen vinden elkaar buiten de legerplaats, het wereldse systeem. In Zijn lichaam geeft de Heer hen een plaats. “Kies dan heden wie gij dienen zult.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A621.mp3

De vliegende engel (Op.14) Het boek Openbaring moet in samenhang met andere delen van de Bijbel worden bestudeerd. Zo is bijvoorbeeld hoofdstuk 7, waar wordt gesproken over 144.000 verzegelden uit de twaalf stammen van Israël, niet los te zien van Daniël 9. Aan het einde van de zogenoemde 70e week van Daniël is het land Israël verwoest, maar de Heer maakt een nieuw begin. In die periode wordt ook het koninkrijk van de satan, met Babel als residentie, openbaar. Tegelijk prediken de 144.000 evangelisten het Evangelie, waarmee Mozes en Elia (de twee getuigen) in Jeruzalem al zijn begonnen. Daarbij is de Gemeente van Christus, als eerstgeborene voortkomend uit Israël en als (vliegende) engel in Openbaring aangeduid, betrokken in de vorm van sturende kracht. Het betekent dat zij in hiërarchie met Christus boven Israël staat. Zoals God het Hoofd van Christus is en Christus het Hoofd van de Gemeente. Op aarde zal de zaligheid van de volken tot stand komen door het boven hen staande Israël. “Honderd vier en veertig duizend waren verzegeld uit alle geslachten der kinderen Israëls.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A622.mp3

Het Vaderhuis (Joh.14) Dat gelovigen na het sterven van hun aardse lichaam naar de hemel gaan, staat nergens in de Bijbel. Zij zijn er al en het is de bedoeling dat zij die hemelse positie innemen. Dat is ook niet overeenkomstig de vaak binnen het christendom voorkomende opvatting dat de Heer oordeelt op de zogenoemde Jongste Dag. Dan laat men heel veel van de heilsgeschiedenis weg. De Heer was onmiddellijk na zijn opstanding nog niet in de hemel en had aan de met hem gekruisigde moordenaar ook beloofd ‘heden’ met hem in het Paradijs, de goede kant van het dodenrijk, te zijn. Daarom mocht men Hem ook nog niet aanraken, maar later die dag wel. Toen was Hij tot Zijn bestemming gekomen, die niet tot de zichtbare schepping behoort. Daar zijn ook de leden van Zijn Lichaam, de Gemeente. Zij volgden Hem Die de ware, levende Weg is naar het heiligdom. Ontbonden en met Christus te zijn, vond Paulus verreweg het beste, maar zelfs in zijn aardse lichaam had hij al een hemelse positie en – zoals alle gelovigen – een erfdeel. “Opdat gij ook zijn moogt waar Ik ben.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A623.mp3

Verkondigt de dood des Heeren (1Kor.11) Het zogenoemde ‘Heilig Avondmaal’, een term die overigens in de Bijbel niet voorkomt, wordt ten onrechte door velen in kerkelijke kring beschouwd als een beeld van het lijden van de Heere Jezus. In plaats daarvan refereert de viering rond Brood en Beker geenszins aan lijden en dood, maar juist aan leven. Brood moet weliswaar worden gebroken om het te delen, maar dat onderstreept de gemeenschap van het Lichaam van Christus, de Gemeente. En wijn verwijst altijd naar leven. Dat kwam door de Geest van Christus in gelovigen en is daar ook als zij géén Avondmaal vieren. De dood van de Heer maakte een einde van het Oude Verbond en met Zijn opstanding begon het Nieuwe, waarin Hij het Brood des Levens is. Door Hem leven de Zijnen nu in de vrijheid van Zijn genade. In deze bedeling is Hij voor de wereld afwezig, maar weten gelovigen dat Hij leeft, doordat Hij opstond uit de dood. Daarvan vormen Brood en Beker een symbool. “Houd in gedachtenis dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A624.mp3

Onvermogende offers (Heb.10) Blijkbaar zijn er altijd christenen geweest die Joodse wetten hanteerden en daarmee in feite het door Christus teweeg gebrachte Nieuwe Verbond negeerden. Aan hen is onder meer de brief aan de Hebreeën geschreven, net als andere brieven in het Nieuwe Testament. De wet bevat zowel geboden als onderwijzing, maar kan geen zonden wegnemen, omdat hij op een niet deugende mens is gelegd. De wet laat hem zien hoe zondig hij is. De Bijbel zegt dat wet zonde doet toenemen. Vergeving bracht alleen de Heere Jezus Christus, die een levende Weg introduceerde. De inzettingen en rituelen uit het Oude Testament verwezen naar wat komen zou, maar hebben zelf geen praktisch nut. Gelovigen zijn het nieuwe leven ingegaan, waar destijds de hogepriester naar wees als hij op Grote Verzoendag met bloed van een bok het heilige der heiligen in mocht. Dat was een illustratie van de Nieuwtestamentische waarheid dat men voor altijd gereinigd wordt door het bloed van Christus. Dat van stieren en bokken kon die vergeving niet brengen. “En daarom is Hij de Middelaar des Nieuwen Testaments.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A625.mp3

Geen water bij de wijn (1Kor.2) Als om de eigen kerk of organisatie overeind de houden een evangelie wordt gebracht waarin de mens en diens goede gevoel centraal staat, een religieus eigen welbevinden, kan veel van de Bijbel worden geschrapt en vervangen door op eigen inzichten gebaseerde schrifturen. In steeds meer boeken vindt men van een christelijk sausje voorziene wereldse ideeën. Daarbij zijn vaak het oude en nieuwe verbond door elkaar gehaald om een zgn. ‘verbondstheologie’ te ontwikkelen. Paulus maakte duidelijk dat men niet dienaar van de oude wet én van de nieuwe in de harten van gelovigen gegraveerde kan zijn. Maar zijn apostelschap werd al door de Korintiërs betwijfeld, omdat zij zijn boodschap van genade – die zich niet met wet verdraagt – niet wensten. Dat weerhield hem er niet van Gods boodschap van het nieuwe verbond te prediken. Als dienstknechten van de Heere Jezus is het de opdracht voor gelovigen dat voorbeeld te volgen. De mens verandert alleen door de waarheid van Gods Woord, geenszins door de wet, die ook Israël in feite niets heeft gebracht en dat volk verhinderde tot geloof te komen. “De Heere nu is de Geest; en waar de Geest des Heeren is, aldaar is vrijheid.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A626.mp3

Tekenen der tijden De blijde boodschap van de Bijbel is dat God deze oude schepping zal vervangen voor een nieuwe door nieuw leven te geven. De grote fout van religie is dat de mens de oude schepping wil verbeteren, wat nooit zal lukken. Gelovigen zijn op aarde dienstknechten van de Heer en onderweg naar Christus’ wederkomst. Voordat Hij naar de aarde komt wordt Zijn gemeente opgenomen, ver voor de zogenoemde Jongste Dag. Hoelang het nog duurt voordat de Heer Zijn koninkrijk op aarde zal oprichten, is niet te zeggen. Er zijn wel tekenen der tijden maar het is onzin die in het firmament te zien, terwijl men geen inzicht heeft in de sterrenhemel. Men kan er ook geen kalender naast leggen, maar wel een samenhang van gebeurtenissen in de wereld herkennen, zoals de ondergang van de tien stammen, christelijk geloof en de Joodse natie. Daarover heeft alleen het profetisch Woord informatie. Het leert dat de duivel op aarde wordt geworpen en een verbond met de antichrist wordt gesloten. Maar de gemeente is dan al opgenomen en zal zien wat 2000 jaar christendom heeft gebracht. “Want gij weet zelven zeer wel dat de dag des Heeren komen zal, gelijk een dief in de nacht.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A627.mp3

Wij bevestigen de Wet (Rom.3) Christenen die niet onder de wet leven bevestigen die wel degelijk. Door genade werd juist de juridische rechtvaardigheid van God geopenbaard. Dat lijkt voor de mens moeilijk te aanvaarden en ook christelijke theologie is geneigd menselijke rede over Gods Woord heen te leggen. Maar Hij rekent alleen geloof tot rechtvaardigheid. Dat is iets anders dan religie, die altijd eigen ‘werken der wet’ centraal stelt. Kern van de boodschap van Maarten Luther was dat men terug moest naar wat God Zélf in de Bijbel zegt. Christenen zijn met Jezus voor wet en wereld gestorven. Die wet was wel goed, maar leidde niet tot de zaligheid naar Gods plan en was een schaduw van de toekomst. Daarom laat het Nieuwe Testament zien hoe het Oude is vervuld. Christus stond op uit de dood, vervulde de wet en gaf aan wie geloven nieuw Leven. Hij is de Losser van de mensheid, die Hij vertegenwoordigde, vervulde op wettige wijze de wet opdat genade nu zou heersen. “Ik ben door de wet der wet gestorven.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A628.mp3

Gisteren en heden Dezelfde Zoals aan het einde van andere brieven, laat Paulus ook in Hebreeën 13 zien wat de praktijk uit in de vorige hoofdstukken vermelde theorie voor gelovigen inhoudt. Levend onder de genade, dus niet meer onder de wet, krijgen zij een eigen verantwoordelijkheid en geldt als criterium of iets tot eer van de Heer is of niet. Dat is iets anders dan vrijheid in feite misbruiken door er op los te leven. Christenen mogen zijn gericht op de ‘vergelding des loons’, hun erfenis. Met het oog daarop geeft Paulus concrete aanbevelingen. Buiten de legerplaats is Christus de Helper van gelovigen en hen tot Voorbeeld, niet als ‘goed’ mens, maar door Zijn trouw aan Gods Woord. Daarin is Hij onveranderlijk. Het wil niet zeggen dat Hij nu hetzelfde dóét als onder het Oude Verbond, van vóór Zijn opstanding. De tekenen en wonderen die Hij tijdens Zijn aardse rondgang deed, waren uitbeeldingen van wat Hij nu doet en waarvan gelovigen mogen leren. “Zo laat ons dan tot Hem uitgaan buiten de legerplaats.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A629.mp3

Gedenkt uw voorgangeren Niet gemeenteleden stellen volgens de Schrift voorgangers aan, maar de Heilige Geest. Van de ‘kudde’ wordt alleen instemming gevraagd, de erkenning dat herders dat ambt bekleden. Hun taak is Gods Woord te onderwijzen, trouw te zijn aan Hem en dienstbaar aan de gemeente. Hun voorbeeld is de Heere Jezus zelf, de Opperherder, die trouw was aan Wie Hem aanstelde als Hoofd. Hem volgend mogen ook zij functioneren tot opbouw van de gemeente. Dat wil zeggen: Voorgaan in luisteren naar wat de Heer wil openbaren. Dat vergt onderwerping aan dat gelovigen voorgehouden Woord. Degenen die onderwijzen moeten volgens de Bijbel ook door de gelovigen in materiële zin worden onderhouden, zodat zij zich geen zorgen hoeven te maken over levensonderhoud. Als voorgangers zuchten, is de oorzaak daarvan dat veel gelovigen in de praktijk niet verder komen. Dat is geenszins tot nut van de gemeente. “De kudde, over dewelke de Heilige Geest u tot opzieners gesteld heeft.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A630.mp3

Troost, troost, Mijn volk De vaak wegens de nu bestaande Joodse staat misbruikte woorden ’troost, troost mijn volk’ uit Jesaja 40:1, verwijzen niet – zoals vaak wordt gezegd – naar het daar wonende Juda. ‘Troost’ is de vertaling van het Hebreeuwse ‘nacham’, wat in wezen ‘verandering van relatie’ inhoudt. In Genesis 6 is hetzelfde Hebreeuwse woord vertaald met ‘berouw’ van God. Dat wil geenszins zeggen dat Hij ergens spijt van heeft, maar ook daar wordt verandering in Gods handelen bedoeld. Er is in feite geen goed Nederlands woord voor ‘nacham’. Een ingrijpende verandering vond plaats toen het Nieuwe Verbond het Oude verving. Op verborgen wijze wordt in het Oude Testament al de verlossing door Christus aangekondigd, die pas in het licht van Nieuwe zichtbaar is. Hij zal de Trooster van Juda zijn als dat tot geloof komt, maar nu nog niet Zijn volk is, een term die heden alleen van toepassing is op de uit de tien stammen voortgekomen Gemeente. Via de twee stammen wordt bij de wederkomst van Christus Zijn nu nog verborgen koninkrijk openbaar. “En de heerlijkheid des Heeren zal geopenbaard worden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A631.mp3

Filadelfia De brieven in Openbaring aan de zeven gemeenten gaan over diverse perioden in de kerkgeschiedenis. Alleen die aan Filadelfia is positief, omdat er broederlijke liefde heerst en men buigt voor het Woord van God. In die aan Sardis kan men de periode na de Reformatie herkennen. Luther bracht de Bijbel bij mensen terug, maar hij en de kerk sloten een huwelijk met de staat. Het Evangelie, gepredikt o.a. door Moody, deed gelovigen uit de geïnstitutionaliseerde kerken stappen. Zij werden in feite leden van de Algemene Christelijke Kerk, maar ook zij vormden weer denominaties. En veel theologen maken, net als de wereld, Gods Woord ondergeschikt aan menselijke ratio. Filadelfia onttrekt zich blijkbaar daaraan. God zegt tegen die gemeente: “Gij hebt Mijn woord bewaard.” Het koninkrijk op aarde Zal Christus Zelf bouwen, niet een kerk. Voor die tijd wordt de Gemeente weggerukt, om als Zijn lichaam weer te keren. Nu nog leeft zij in de ure der verzoeking, vooraf gaande aan de Grote Verdrukking. “Het Woord van God is niet gebonden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A632.mp3

Rechtvaardiging door geloof Beloften staan boven de wet. Dat bleek onder meer uit het verschijnen van Melchizedek in Genesis 14, die eerder aan Abraham gedane beloften herhaalt. Abraham geloofde en het werd hem tot gerechtigheid gerekend. Iets anders dan geloof was niet nodig. Dat geldt in het Nieuwe Verbond voor alle mensen, ontdekte ook Maarten Luther, wat de grootste kerkhervorming in de geschiedenis tot gevolg had. Dat Melchizedek de koning van Jeruzalem was, zoals vaak wordt gezegd, is onjuist. Hij was volgens Hebreeën 7:2 de ‘koning des vredes en der gerechtigheid’ en daarmee een beeld van de Heer. Hij verdwijnt, wordt pas 1000 jaar later genoemd in een Psalm van David. En niet eerder daarna dan over de Here Jezus wordt gezegd dat hij Hogepriester is naar de ordening van Melchizedek, een mysterieuze koning, met wie in feite een precedent werd geschapen. Aan die mystieke persoonlijkheid was Abraham ook ondergeschikt. Het is de bedoeling dat geloof ook uitwerking heeft in het praktische leven van de gelovige, die ooit voor de rechterstoel van Christus zal verschijnen waar zijn loon wordt bepaald. Ook dat is rechtvaardiging. “En Abraham geloofde God en het is hem gerekend tot rechtvaardigheid.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A633.mp3

Zaligheid Soteriologie, de leer omtrent de zaligheid, is een basisbegrip in de Bijbel. Men kan onder meer de woorden verlossing, behoudenis en redding er voor gebruiken. Wie tot geloof komt, wordt verlost van de duivel, de heerschappij van de dood, maar ook van de wet. Maar het is de bedoeling dat zaligheid ook een uitwerking heeft in het praktische leven van de gelovige. Die leert de beginselen van de Schrift kennen en gaat daarna daaruit ook leven. Dat is niet onder de wet, maar de vraag rijst in hoeverre men daarvan los komt door de vernieuwing van denken, gebaseerd op Gods Woord. Zalig worden is het begin, maar daarna zalig leven is iets anders. Centraal in de zaligheid staat de Zaligmaker, de Heiland, die door het Joodse volk werd afgewezen, hoewel het Woord over de ‘lossing’ door Hem daaraan werd gegeven. Nu verzamelt de Heer Zich eerst een volk voor Zijn naam, bestaande uit degenen die als dienstknechten van Christus zijn geworden. “De zaligheid is in geen Anderen; want er is onder de hemel geen andere Naam door Welken wij moeten zalig worden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A634.mp3

Kribbe en Kroon Gelovigen leven eigenlijk altijd in adventstijd. Zij verwachten niet het Kindeke Jezus, maar de grote Koning, Die bij Zijn wederkomst Zijn troon ook op aarde zal opeisen als Zoon van David. Overdrachtelijk ging alles bij Zijn geboorte in Bethlehem over Zijn wederkomst. Terwijl velen de Here Jezus het liefst zien als een arm in een stal geboren Kindje, blijkt uit de Bijbel dat Hij de Erfgenaam van de troon van David is. Volgens Zijn geslachtsregister in Matthéüs is Hij de door God Gezalfde, de Christus, maar ook de Zoon des mensen (als erfgenaam van Abraham en Adam) en de Zoon van David. In de lofzang van Zacharias (Lukas 1:67-79) na de geboorte van diens zoon, Johannes de Doper, gaat het in feite over de toekomst van de Heere Jezus Christus en niet over Diens geboorte als Kind. De hoorn der zaligheid, waarover Zacharias sprak, staat voor Zijn koningschap. De kruik daarentegen, waarmee Saul (symbool van de wet) werd gekroond, is een beeld van de mens als aardewerk. De kruik breekt en sterft. “Want Hij heeft bezocht en verlossing te weeg gebracht Zijn volke.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A635.mp3

Verlost en afvallig Alles wat God zondaren gaf, wordt aangeduid met het begrip ‘zaligheid’. Dat heeft een drievoudige toepassing, namelijk voor verleden, heden en toekomst. Wedergeboorte brengt verandering van denken teweeg, die als het goed is doorwerkt in het praktische leven. Het sterfelijke lichaam van de christen, waarmee hij God mag dienen, wordt straks vervangen door het verheerlijkte. Als in Hebreeën 6 staat dat er geen bekering is voor hen die, hoewel verlicht geweest, afvallig werden, slaat dat niet op ‘afval der heiligen’ van wedergeborenen (die zo eeuwig leven weer zouden verliezen), maar op afdwalen in de wandel. Men neemt geen verantwoording in dienst van God en groeit niet door voeding met Zijn Woord. Zo ’n gelovige heeft geen zalige wandel naar het zoonschap. Hij koos er voor af te haken. Hoort officieel wel tot de familie, maar praktiseert die relatie niet. Paulus verweet de Galaten dat zij weliswaar op de door de Heilige Geest gewezen weg van genade waren begonnen, maar daarna goeddeels tot de wet – en daarmee tot het vlees – terug gekeerd. Gelovigen zijn geroepen tot praktisch leven in dienst van God en niet te verachteren van de genade. “Toeziende dat niet iemand verachtere van de genade Gods.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A636.mp3

Heiliging in drievoud (1Thes.5) Heiliging betreft geest, ziel en lichaam. Die is dus drievoudig en heeft te maken met verlossing van gelovigen, geboren uit de Heilige Geest, nu nog gehuld in een vleselijk lichaam (waarvan zij t.z.t. verlost worden) en van wie de ziel hun praktische leven is. Als eerstelingen zijn zij op weg naar de zoonstelling en verkregen hemels burgerschap. Van hen wordt een daarmee in overeenstemming zijnde levenswijze verwacht. Heiligmaking is niet dat zij heiligen worden, maar dat zij heilig leven. Dat betekent volkomen overgave aan God, in de Bijbel ‘bidden zonder ophouden’ genoemd. Door zich daar niet aan te houden, kunnen gelovigen de Geest uitblussen. Kwaad schuilt in het loslaten van de Bijbel en ook de wereld is er vol van. De Gemeente van Christus wordt vóór de zeventigste week van Daniël opgenomen en heeft een hemelse bestemming; zowel gelovigen uit het Oude Testament als zij die na de opname tot geloof komen een aardse. “Onthoudt u van alle schijn des kwaads.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A637.mp3

Troas en Europa Het vooral in de Griekse overlevering genoemde, maar al ruim vóór David ook werkelijk bestaande (en verwoeste) Troje (of Tros, Troas), wordt sinds onheuglijke tijden beschouwd als de stad van waaruit Europa is bevolkt geworden. In een jongere versie van deze stad ontving de apostel Paulus in een visioen de oproep: ‘Kom over en help ons’. Het had tot gevolg dat nu vanuit datzelfde Troas/Troje ook het Evangelie verspreid werd door Europa. Troje was ooit primair gebouwd door Israëlieten. Toen in nieuwtestamentische tijd Juda het Woord afwees, ging dat naar Efraïm, de tien stammen, buiten het land van Judea. Bij het aanbreken van het Nieuwe Verbond vond het Evangelie in het verlengde daarvan een vruchtbare boden in de Angelsaksische landen. Uit Efraïm kwam de Gemeente van Christus voort. In de Bijbel waren het trouwens dikwijls eilanden die een rol speelden. Telkens weer klinken de woorden: ‘Sta op’ in de Bijbel. Opdat banden breken en gelovigen vrij worden. “Alzo zal Mijn woord, dat uit Mijn mond uitgaat niet ledig tot Mij wederkeren.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A638.mp3

Getuigen van toen (Heb.12:1) Rolmodellen voor gelovigen van nu zijn die van voorheen, in zowel het Oude als het Nieuwe Testament. De gelovigen in het Oude Testament vormen de ‘wolk der getuigen’ uit Hebreeën 12. Er is intussen wel een verschil. De nieuwtestamentische gelovigen zijn door de opstanding van Christus erfgenamen van een beter verbond en krijgen deel aan de aan Abraham gedane beloften en hebben hemels burgerschap. Alle anderen – nu in het dodenrijk verkerenden – zullen voor de Grote Witte Troon (op de Jongste Dag) worden geoordeeld met als criterium het Boek des Levens. Komen zij daarin voor dan zullen zij leven op de nieuwe aarde (niet in de hemel). Christus Zelf is voor gelovigen het doorslaggevende voorbeeld als Hoofd van Zijn gemeente en Eersteling van een nieuwe schepping. Het is de bedoeling dat kinderen Gods ook zonen worden, langs de weg van de genade en niet die van de wet. Leven uit genade houdt in dat lang niet alles nuttig is en in de Bijbel voorkomende gelovigen zijn daarin tot voorbeeld gesteld. “Alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A639.mp3

De Gemeente, een uitzonderlijk volk De Gemeente van Christus bestaat pas sinds Zijn opstanding en is dus niet, zoals vaak wordt gezegd, ‘de kerk van alle eeuwen’, die sinds Adam en Eva al zou zijn gevormd. In het Oude Testament hadden gelovigen nog niet de Heilige Geest in zich, zoals nu de eerstelingen van een nieuwe schepping. De gelovigen onder het Nieuwe Verbond volgen de Eersteling, Die was beloofd aan de vaderen en het Beeld is van de onzienlijke God. Met Christus, de Hogepriester van Zijn Gemeente, zijn de eerstelingen ook erfgenamen. Zij vormen Zijn lichaam, waarin ieder lid een functie heeft. De leden samen vormen dus het lichaam van de Heer, dat een tempel is. Omdat lichaam en Hoofd een geheel vormen, komt Hij daarmee ook weder, nadat de Gemeente door de opname met Hem is verenigd. De Gemeente is dus een selectieve groep van (uit) geroepenen, om de heerlijkheid met Hem te delen. “Gij zijt ge- komen tot het hemels Jeruzalem.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A640.mp3

Aan tafel Omdat Israël noch de wereld de waarheid wilde horen, werd destijds de zogenoemde ‘intocht in Jeruzalem’ van de Heer voor Hem een allerminst feestelijke gebeurtenis. Hij weende op de Olijfberg, nabij Jeruzalem, over die stad. Daarna vond de tempelreiniging plaats, want men dreef in Gods tempel handel. En iedere avond keerde Hij naar die berg terug. Na Zijn opstanding vertrok Hij van diezelfde Olijfberg – buiten de stad – naar de hemel. Dáár zal hij weerkomen om alsnog die Israëlitische hoofdstad in te trekken. Maar nu gaat wat Hem betreft alles, sinds er een einde kwam aan Zijn aardse loopbaan, buiten Jeruzalem om. Met Hem zijn gelovigen erfgenamen, die nu al maaltijd met Hem houden in de Opperzaal van de hogere dingen (waarover religie een sluier legt), die een regelrecht gevolg zijn van Zijn verrijzenis. Zijn koninkrijk is nu nog niet op aarde gevestigd, maar in de hemel. En van het nieuwe leven onder het dito Verbond zijn de tekenen van brood en wijn een uitbeelding. Omdat gelovigen bij Hem aan tafel mogen zitten. “Hem zij de heerlijkheid in de Gemeente.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A641.mp3

Het doel van de roeping Omdat Israël zich aan de Steen stootte en daarmee ongehoorzaam werd aan de opdracht een zendingsvolk te zijn, ging het Woord van God naar de Gemeente van Jezus Christus. Die is nu het uitverkoren volk, niet het Joodse, zoals sommigen zeggen, en kreeg van God Zelf Zijn Woord. De leden van dat Lichaam van Christus, zoals de gemeente ook heet, vormen samen een tempel van geroepenen, ofwel de ecclesia. Die roeping heeft een doel, namelijk het zoonschap en de hoop daarop. Wie bij de gemeente horen, zijn ook geroepen tot gemeenschap met de Zoon van God, met Wie zij één plant zijn geworden in Zijn dood en opstanding, en tot in genade Die te openbaren. De roeping van de heiligen betreft ook vrede, heiligmaking en een wandel in het licht, als geroepen uit de duisternis. Ofwel: het gaat om een hemelse roeping tot heerlijkheid, waar een deugdzame weg heen leidt. In de zekerheid dat de Heer Zelf een erfenis bewaart voor degenen die Hij Zijn broeders noemt. “Die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A642.mp3

Geloven en lijden (2Thes.1) Het Evangelie omvat alles wat God heeft beloofd. Dat is méér dan het bericht dat de mensen Jezus nodig hebben. Niet dáár zou de prediking over moeten gaan, maar over wat God doet. Daarbij heeft Hij mensen niet nodig, maar gebruikt hen wel en toont daarin Zijn genade. In het Nieuwe Verbond wordt gelovigen “genade en vrede” aangereikt. Hun geloof en liefde groeit naarmate zij Zijn betrouwbare Woord beter leren kennen. Paulus roemde de Thessalonicenzen omdat zij, ondanks vervolging, trouw bleven aan het Woord, dat gelovigen leert in het Koninkrijk Gods waardig te wandelen. Wie aan het Woord geen gehoor geeft, zal worden geoordeeld als Christus met Zijn Gemeente, na haar opname, wederkeert. Dat gebeurt nadat de antichrist zich keert tegen God en gelovigen, leest men o.a. in 2Thes.1. Het Woord van God spreekt maar over één Gemeente, die nog steeds wordt uitgebreid en Zijn huis is. En al zijn beloften gingen al gedeeltelijk, en wat daarvan overblijft gaat nu en in de toekomst in vervulling. “Want u is uit genade gegeven in de zaak van Christus niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A643.mp3

Zonden niet gedenken (1Joh.1) Dat de Heere Jezus Christus het Hogepriesterschap onder het Nieuwe Verbond kreeg na Zijn opstanding uit de dood, staat in Hebreeën duidelijk en in andere Schriftgedeelten verborgen, zoals in Johannes 13, waar de voetwassing aan de orde komt. Als Hogepriester doet Hij een werk aan Zijn volk, de Gemeente, die deel heeft aan Zijn priesterschap. Hij doet een verzoenend werk en is trouw aan Zijn huis, zoals Mozes destijds aan het zijne. Toen de Heere Jezus de wereld met God verzoende, was dat geen hogepriesterlijk werk. Dat kwam pas daarna, een Bijbelse waarheid die men helaas kwijt raakte. Door wat Christus als Hogepriester nu doet, worden gewetens van gelovigen gereinigd. Het betekent dat God door het werk van de Hogepriester hun zonden niet meer gedenkt en zij Hem mogen dienen. Dat niet doen, omdat men in zondige staat verkeert, is een drogreden. Veel christenen blijken, anders dan Hij, hun zonden nog wel te gedenken. Hun lichaam ten dienste van Hem stellend, ontmoeten gelovigen elkaar bij de troon van Zijn genade. “En Hij begon de voeten der discipelen te wassen en af te drogen.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A644.mp3

Rijzen en dalen (Joh.1) De ladder naar de hemel uit de droom van Jacob, waarop engelen opklommen en daalden, was een profetische verwijzing naar Christus en Zijn Gemeente, die uit boden (engelen) bestaat en de lang verwachte boodschap heeft te vertellen. Voordat de Zoon des Mensen (weergegeven als ladder van Steen) wederkomt, zal Hij gelovigen tot Zich nemen om later met hen naar de aarde te komen. Dat is een zaak van opklimmen en nederdalen, zoals via de Jacobsladder. De Gemeente, waaraan nu het Woord Gods is toevertrouwd, is nu al in de hemel geplaatst, maar heeft – Christus vertegenwoordigende – nog de taak op de aarde dat Woord te verkondigen. Door haar hemelse positie staat zij ook in de toekomst boven Israël, dat een aardse roeping heeft. De hemel is niet het hiernamaals, zoals vaak wordt gezegd, maar heeft een hoger niveau dan de wereld en is het domicilie van gelovigen, die overigens nog wel bij de aarde zijn betrokken. “Maar gij zijt gekomen tot den berg Sion en de stad des levenden Gods.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A645.mp3

Wil de échte bruid opstaan? Geloof in de opname van de Gemeente verdraagt zich niet met de opvatting dat die de (reine) bruid van Christus is. Omdat men niet weet dat de Gemeente der eerstelingen Zijn lichaam is, waarbij gelovigen van vóór Zijn opstanding niet kunnen horen, komt men tot de vreemde conclusie die nergens in de Bijbel wordt getrokken. Er ligt een vervangingsleer aan ten grondslag, waarin de Gemeente de voortzetting van Israël is. In Efeze 5, waaraan men de opvatting soms ontleent, worden de woorden bruid en bruidegom niet gebruikt en gaat het om de gemeenschap van man en vrouw. De bruid daarentegen is verloofd, maar niet gehuwd, al is er wel een belofte van trouw. Dat was het geval met Jozef en Maria. Over haar was gezegd dat de maagd een mannelijke zoon zou baren, de uit Israël voortgekomen Gemeente, met een hemelse bestemming. Die heeft gemeenschap met de Heer en kan alleen daarom al niet de bruid zijn, die Israël heet en straks op aarde regeert. Als Christus met Zijn lichaam, de Gemeente, weerkomt ontmoeten twee volken elkaar: de Gemeente en het gezochte Israël: Christus’ bruid. “Want wij zijn leden Zijns lichaams.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A646.mp3

Wederkomst van de Gemeente (2Thes.1) Zeven jaren voordat Christus Zijn koninkrijk op aarde vestigt, zoals nu in de hemel, is Zijn gemeente al weggevoerd. De eerstgeborenen gaan collectief Hem tegemoet. Hij komt dus nog niet naar de aarde om hen te halen. Bij Zijn wederkomst vormen die heiligen, zoals zij in de Schrift worden genoemd, Zijn lichaam. Volgens Openbaring volgen zij Hem op witte paarden. De Gemeente is er bij betrokken als de Zoon zijn rechten op aarde opeist. Gelovigen zijn dan van kinderen gegroeid tot zonen. Op weg naar die toekomst, Zijn komst met de Gemeente in heerlijkheid, is hun opdracht nu waardig aan hun hoge roeping te wandelen, opdat zij te Zijner tijd daarmee in overeenstemming worden geacht. In de periode tussen opname van de Gemeente en de wederkomst van Christus zullen twee getuigen het Evangelie prediken en daarna de 144.000 uit Israël. Door lijden heen wordt de Gemeente, zoals het met haar Heer ging, verheerlijkt. “Dan zal de Heere, mijn God, komen en al de heilige engelen met U, o Heere…” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A647.mp3

Trofimus en Sergius Paulus Nadat Paulus en Bárnabas hun eerste zendingsreis naar Cyprus maakten, zoals beschreven in Handelingen 13, volgden velen hun voorbeeld. Barnabas had van oorsprong de naam Jozef en is een type van de tien stammen. Die namen de prediking van de woorden Gods over van de tot ongeloof vervallen Joden (twee stammen). In het midden van dat ándere deel van Israël werd een priesterlijk en koninklijk volk, de Gemeente, geboren. Veel van de voortgang van de prediking van het Evangelie blijkt uit ongewijde geschiedenis, die niet met de voltooiing van de Bijbel ophield. In Zuid-Frankrijk en Klein Azië (Galatië) ontstonden al vroeg christelijke gemeenten. Daarheen en naar Engeland werd het Evangelie door apostelen gebracht. En vandaar over heel de wereld. In Rome, door Paulus evenals Spanje en Londen bezocht, leerde hij aan Joden – die onder de Messias het Davidische koninkrijk op aarde verwachtten – dat het koninkrijk Gods verborgen zou zijn in de hemel. Het is de boodschap die in Gods Woord is te vinden, dat wij zouden onderzoeken om – in tegenstelling tot wereldse religie – als gelovigen te weten wat ons door Hem is geschonken. “Zondert Mij af beiden Bárnabas en Paulus tot het werk, waartoe Ik hen geroepen heb.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A648.mp3

De Ruiter op het witte paard (Op.19) Met Christus zal Zijn lichaam, de gemeente, verschijnen op aarde. De gelovigen zag Johannes, in een van de visioenen die hij voor het schrijven van Openbaring kreeg, op witte paarden en in dito linnen klederen, die verwijzen naar priesterschap en rechtvaardigheid. Ook de Heer Zelf rijdt op een wit paard. Wat Hij ontving deelt Hij met de Zijnen. Onder aanvoering van een der twee beesten willen legers van machthebbers oorlog voeren tegen Hem. Het andere beest is de antichrist, die zichzelf als God wil laten aanbidden, maar beide worden in de ‘poel des vuurs’ geworpen kort voor de jongste dag. Voor die tijd wordt de duivel voor duizend jaar gebonden, waarna hij korte tijd weer vrij komt en tenslotte diens uiteindelijke oordeel krijgt. Over gelovigen zal géén oordeel meer komen, want het ligt achter hen. Zij ontvingen in Christus’ opstanding eeuwig leven. Het boek Openbaring kent nauwelijks een chronologische volgorde en bestaat uit een verzameling van visioenen, die de vervulling van eerdere profetieën inhouden. “Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A649.mp3

Onésimus, de slaaf (Fmn) De mens is altijd een dienstknecht, c.q. slaaf. De brief aan Filémon, waarin Paulus de slaaf Onésimus naar de geadresseerde terugzendt, bevat alleen daarom al veel symboliek. De mens wordt geacht de Heer te dienen, zoals Onésimus (type van zowel heel de mensheid als de tien stammen), nadat die door Paulus’ boodschap tot geloof was gekomen. De natuurlijke mens leeft in slavernij, onttrekt zich aan God, gaat massaal niet in op Jezus’ roepstem en verbergt zich voor Hem, zoals eens Adam. Hoewel die tenminste nog reageerde op Gods stem, toen Hij riep: ‘Adam, waar zijt gij.’ Geenszins is de moderne opvatting juist dat ieder mens een parel in Gods hand is. Maar Hij roept hem wel op tot Christus te komen en zich nuttig voor Hem te maken, Wiens juk zacht en Wiens last licht is. De Bijbel leert dat de tien stammen wegliepen, maar eens, zoals Onésimus, terug zouden keren. Dáár werd geloofd in het aan Abraham beloofde Zaad, Christus, terwijl de Joodse overheid (twee stammen) ook na Diens opstanding Hem niet als de Messias wilde. “Maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestalte van een dienstknecht aangenomen hebbende, en den mensen gelijk geworden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A650.mp3

M/V Met de ‘eenheid in verscheidenheid’, die de Schepper aan mannen en vrouwen gaf, is de mensheid het niet eens. Die wil af van God, Diens scheppingsorde en het gezag van Zijn Woord, waardoor wie daaraan vasthoudt ‘achterlijk’ heet. Evenwel wordt alom in de wereld vrouwelijk en mannelijk getoond, overeenkomende met respectievelijk schepping en Schepper. Doordat men God als Gever en het mannelijke niet wil, blijft alleen het vrouwelijke (de schepping), de ontvanger, over. Daaruit kwam de natuurlijke mens voort, omdat het zaad van Gods Woord in het stof viel. Uit de gelijkenis van de zaaier blijkt dat slechts een gelovig overblijfsel vrucht draagt. Waar het schepsel zich openstelt voor God en Zijn Woord, ontstaat door wedergeboorte nieuw leven. Terwijl God zegt dat alle mensen zondaars zijn, lijkt een groeiende lhbti-gemeenschap trots op zonde te zijn, hetgeen in wetten wordt vastgelegd. De wereld is zwanger en in barensnood, maar bij de Gemeente, op weg naar zoonschap, begint de nieuwe schepping. Daarna volgen Israël en de volken. Tenslotte een nieuwe wereld. “Het schepsel, als met opgestoken hoofde, verwacht de openbaring der kinderen Gods.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A651.mp3

Bedekking en Verzoening Wat uit het Hebreeuws wordt vertaald met Grote Verzoendag (Jom Kippoer), grootste feest volgens de Mozaïsche wet, zou eigenlijk Grote Bedekkingsdag moeten heten. Maar onder het Nieuwe Verbond gaat het niet alleen om het bedekken van zonden, maar om een totaal veranderde relatie met de Heer. Daar wordt ook naar verwezen in het Nieuwe Testament via de oorspronkelijk Griekse woorden allasso en (nadrukkelijker) katallasso of zelfs apokatallasso. De gelovige is met God in een totaal andere – een nieuwe – relatie gebracht, die geenszins herstel van een vroegere is. Verzoening van gelovigen is nu ingrijpender dan alleen bedekking van het conflict met de Schepper. Wie is wedergeboren kwam in een compleet andere positie dan de Mozaïsche wet, waarvan hij juist werd verlost, kon voortbrengen. Door Christus Jezus gaat men ook niet terug, zoals sommigen denken, naar het Paradijs, waarin ooit Adam leefde, die een zondaar was. Wedergeboorte plaatst de gelovige in een nieuwe situatie, dankzij de Tweede Adam. “En Hij heeft u, die eertijds vervreemd waart, en vijanden door het verstand in de boze werken, nu ook verzoend.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A652.mp3

Fabels of waarheid? (2Pet.1) Omdat men de Bijbel – en daarmee de waarheid – dicht deed, loopt de mensheid goeddeels achter sprookjes aan. Dat is een probleem van het westen, waar men menselijk denken boven God en Zijn Woord heeft geplaatst. Petrus zei, mede sprekend namens alle apostelen, geen fabelen – hoe kunstig die ook in elkaar zitten – te zijn nagelopen, maar het Woord van de Schepper als maatstaf te hebben geloofd. Dat is iets anders dan de bewering van wereldse filosofen dat God niet bestaat. Zij trappen in wat de leugenaar van den beginne hen voorhoudt. De tegenwoordige waarheid is het werk van Christus, Die Zijn gemeente bouwt. Naar haar toekomstige positie verwees wat de verheerlijking op de berg wordt genoemd, met Mozes, Elia, Christus en drie discipelen. Christus’ boodschap heeft de Gemeente nu uit te dragen. De wereld wil daar niet aan en bouwt een utopie door de aarde te willen klaar maken voor komende generaties, terwijl men mensen van vroeger onderontwikkeld vindt. Essentieel bleef voor Bijbelstudie dat men Gods Woord als één geheel accepteert en vers na vers bestudeert. “Want wij zijn geen kunstelijk verdichte fabelen nagevolgd.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A653.mp3

Op weg naar de erfenis (1Pet.1) De Gemeente van Christus, in haar hemelse positie, bestaat uit wie door wedergeboorte met Hem zijn opgestaan en daardoor delen in het eerstgeboorterecht. Petrus, Paulus en Jacobus spreken allen over diezelfde waarheid. Na met Jezus te zijn gestorven en begraven, ontvingen wedergeboren bij Zijn verrijzenis de Heilige Geest, Die zij in praktische levenswandel (de ziel) met zich omdragen in een sterfelijk lichaam, dat bij de opname van de Gemeente wordt verheerlijkt. Wedergeboorte is het begin van het nieuwe, dat uit het oude voortkomt. Het blijft de taak van de christen in geloof verantwoordelijkheid te dragen. In de hemel wordt een schat, de erfenis van het Koninkrijk, voor hem bewaard. Omdat vlees en bloed de hemel niet kunnen ingaan, zal lichamelijke verandering plaatsvinden. Dat is de levende (!) hoop van de gelovige, waaraan de ‘Hoopgever’ Zich houdt. Door verzoekingen, die beproevingen van het geloof uitwerken, oefent de Heer de Zijnen in hun geloofsleven, met de ‘kroon des levens’ in het verschiet. Overigens kan men van dat loon verliezen door in de praktijk de loopbaan niet te lopen overeenkomstig Gods Woord. “Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft weder- geboren tot een levende hoop.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A654.mp3

De wet is voor kinderen (Gal.3, 4) De door God via Mozes gegeven wet, beëindigde Hij bij de dood van de Here Jezus. Door Diens opstandig als de Gezalfde werd een Nieuw Verbond van kracht, waarin de genade heerst en niet meer de ’tuchtmeester’, de wet voor het Joodse volk, die tot op Christus was en niet na Zijn verrijzenis. Paulus legt dat uit in Galaten 4. Terwijl een wet is voor kinderen, is de bedoeling dat het Nieuwe Verbond leidt tot geestelijke volwassenheid, waarin kinderen Gods, zonen in wording, verantwoordelijkheid in vrijheid dragen. Die zoonstelling geschiedt bij de opname van de Gemeente, maar wie daarvóór in feite geen zoon was, zal het ook daarbij niet zijn. De gelovige zou nú al daartoe opgroeien en de daarvoor benodigde voeding tot zich nemen uit het Woord der Waarheid. Onder het oude verbond gold de slavernij van de wet, maar wie in Christus gelooft, is met Hem erfgenaam en dus naar erfenis op weg. De Heilige Geest is in hem uitgestort, Die hem doet getuigen dat God zijn vader (Abba) is. “Opdat, gelijk de zonde heeft geheerst tot den dood, ook de genade zou heersen tot eeuwig leven.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A655.mp3

Opgestaan! Terwijl sommige hedendaagse theologen niet in Christus’ opstanding geloven en ook The Passion niet verder komt dan het lijden en sterven aan het kruis van de Heer, is Pasen toch het belangrijkste feest voor de gelovige. Het is het feest van zijn overwinning op de dood, niet op basis van Jezus’ goede werken maar op die van Zijn geloof. Hij wist wat Hem aan lijden stond te wachten, maar ook van de heerlijkheid daarna. Door Zijn opstanding werd Hij de Eerstgeborene van een nieuwe schepping, die geen enkele religie kent. Daarheen zijn christenen, op aarde als het ware nog stage lopend, op weg en krijgen zij straks een functie. Maar nu al verkeren zij in de opperkamer, waar Hij aan Zijn tafel brood en wijn uitdeelt. Aan het kruis heeft Jezus een einde gemaakt aan de wet en de zonde. Omdat Hij daar stierf is ieder mens voor God dood. Maar door Zijn opstanding is er nieuw leven voor wie gelooft. Daarom is Pasen in feite het enige christelijke feest. “Gij zijt in Hem volmaakt, Die het Hoofd is van alle overheid en macht.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A656.mp3

Ware vrijheid Hoger dan wat men op aarde vrijheid noemt is die waarvoor de Heere Jezus zijn leven gaf. De leugen regeert in de wereld, waarin de mens slaaf van de zonde, wet en dood is. Om daarvan verlost te worden is wedergeboorte, door aanvaarding van Gods Woord, nodig. Echte vrijheid is buiten de legerplaats, waar men terecht komt door zich op de Heer en wat ‘boven’ is te richten. Hebreeën zegt dat de positie van gelovigen áchter het voorhangsel – de hemel – is. Daardoor komen zij buiten de samenleving te staan. Hun vrijheid is iets anders dan bandeloosheid, want zij zijn vrij om Christus en Zijn gerechtigheid te dienen. Volgens Exodus 32 was het gouden kalf toen reeds in de legerplaats te vinden en ‘de tent der samenkomst’ daarbuiten. Dat wierp een profetische schaduw vooruit. In het heiligdom, bij Christus, zouden gelovigen zich verzamelen. Met als gevolg dat zij in de praktijk buiten de wereld, ook de zogenaamd vrije maar in wezen onvrije westerse, komen te staan. “En de waarheid zal u vrij maken.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A657.mp3

De gevangenis gevangen (Ef.4) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A658.mp3

Geen peptalk, maar Evangelie Geloof in de opgestane Christus is geen religie en het Evangelie is geen middel om de wereld te verbeteren. Dat Evangelie is niet altijd een Blijde, maar wel een verwachte boodschap, op basis van Gods plan, dat Hij door de geschiedenis heen uitvoert. In het Oude Testament was de Zoon beloofd, Die voortkwam uit het zaad van David. Dat Hij eens zal zitten op de troon van David, om te regeren over Israël en de wereld, weten veel christenen niet eens. Uit de diverse Nederlandse vertalingen van de Schrift blijkt een vooroordeel, omdat de christelijke leer voorschrijft dat de Zoon zowel God als mens was. Helaas leert men dat de Zoon en het Zoonschap altijd al een hoedanigheid van de Godheid was. De boodschap van de Bijbel gaat over de Schepper en is geen peptalk, te gebruiken om het leven van mensen en de wereld te verbeteren. De mens bevindt zich toch op een zinkend schip, maar hij kan deel uitmaken van Gods plan als hij wil. Dat is iets anders dan een religie, waarin de sterveling zijn best moet doen om, de wereld verbeterend (wat niet lukt), te boven te komen. Christendom ontleent zijn naam aan Christus, Die alleen geloof vraagt. Ook de joodse religie staat daar haaks op. Want die wenst Hem niet te zien als Messias. Er bestaat niet zoiets als een Joods-Christelijk geloof, wel een christelijk. Beleden door christenen. “De Heere heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A659.mp3

De leugen regeert (2Thes.2) Omdat de zonder het licht van de waarheid verkerende wereld in de macht van de duivel ligt en gevangen zit in een net van leugens, roept de Heer gelovigen daaruit om Hem te dienen. Het is hoogmoed van de mens te menen dat die de wereld, bijvoorbeeld het klimaat, kan redden. De Bijbel leert dat de gemeente niet door de Grote Verdrukking zal gaan, maar veel christenen ontkennen dat, omdat zij het profetische woord in feite niet kennen, zodat zij ook niet weten wat het lichaam van Christus eigenlijk is. Paulus leerde uit de wet van Mozes en de profeten dat Jezus de beloofde Christus is. Die staat centraal in het Evangelie, maar in wereldse en veel christelijke kringen blijkt dat de mens. Dat sluit aan op de antichrist, die zich weldra zal openbaren, maar nu al verborgen actief is. Voordat hij zich openbaart, wordt de Gemeente opgenomen, de verzameling van na Christus’ opstanding tot geloof gekomen eerstelingen, waarvan Hij het Hoofd is. Met Zijn Gemeente komt Hij straks naar de aarde om daar Zijn koninkrijk te stichten. Die gedachte is bij velen onbekend, omdat men ervan uitgaat dat de Kerk het koninkrijk is. Nu staat de wereld er slecht voor, maar christenen hebben niet de opdracht de situatie te verbeteren. Er is namelijk een strikte scheiding tussen waarheid en leugen. En dus tussen waarheid en wereld. “Ontvangt met zachtmoedigheid het Woord, dat in u geplant wordt, hetwelk uw zielen kan zaligmaken.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A660.mp3

Profetische feesten Zowel Abraham als (later) het uit de slavernij in Egypte verloste Israël ging op weg naar het beloofde land. Het volk -niet alleen de Joden (twee stammen) dus – werd geacht Gods Woord te volgen, toen het 40 jaar lang (40 is beeld van de tijdelijkheid oude wereld) door de woestijn trok. In het Nieuwe Testament wordt de Gemeente in het Nieuwe Verbond waarschuwend herinnerd aan die dagen van Mozes. Ook gelovigen zijn in de woestijn van de wereld op weg naar de heerlijkheid van het beloofde land. De in opdracht van de Heer door Mozes ingestelde feesten hadden een profetisch karakter. Zo verwijst de dag van het Pascha naar de dood van de Here Jezus, het feest van de ongezuurde broden naar zijn opstanding en het bewegen van de garf der eerstelingen naar Zijn hemelvaart. Dat een volkomen lam moest worden geofferd is, behalve een herinnering aan het lam dat moest worden geslacht vlak voor de uittocht uit Egypte, in onze tijd een type van Christus. Het wekenfeest verwees destijds al naar het tegenwoordige werk van Christus, sinds de geboorte van de Gemeente. Op Gods agenda staat nog Christus’ wederkomst, na de opname van die Gemeente aan het begin van de door Daniel genoemde laatste jaarweek. In de daarop volgende 33 jaar zal Israël zich bekeren, waarvan Jom Kippoer (grote verzoendag) een beeld is en waarna het Loofhuttenfeest, oftewel het 1000-jarige rijk volgt. “En deze dingen zijn geschied ons tot voorbeelden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A661.mp3

Jesaja vandaag Gods Woord, Zijn eeuwig plan weergevend, is er altijd geweest. Zowel Jesaja als Paulus spraken er over. Het boek Jesaja bevat profetieën over de oordelen over de volkeren én de zegeningen onder het Nieuwe Verbond. Ook hoe God de Gemeente uit de tien stammen van Israël liet ontstaan, omdat de twee (Juda), niet wilden geloven in wat Hij door Christus deed. De Schepper heeft de volgende fase van Zijn plan, dat ver voor de huidige schepping al vast stond, altijd van tevoren bekend gemaakt, zoals ten tijde van Noach en Abraham. Daartoe behoren ook de beloften voor de Gemeente van Christus, die al aan gelovigen in het Oude Testament werden gedaan, maar waarvan die de vervulling nog niet zagen. Door Zijn Woord maakt Hij ons ook nu Zijn (verdere) plannen bekend en van ons wordt verwacht daarnaar te luisteren. Wij kunnen van Hem leren, weten wat Hij deed, zal doen en waarom. Het boek Jesaja bevat veel profetieën de niet gaan over de tijd van die profeet, maar over de toen nog verre toekomst. Bijvoorbeeld over de eerste komst van de Heer en Zijn wederkomst, als Hij zich wederom een gelovig overblijfsel zal verwerven. Het profetische Woord van God heeft in het verleden bewezen volkomen juist te zijn. Er is geen enkele reden om er aan te twijfelen voor zover het heden en toekomst betreft. Hij voert nu Zijn plan uit door de Gemeente. “Alzo is er dan ook in dezen tegenwoordigen tijd een overblijfsel geworden, naar de verkiezing der genade.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A662.mp3

Oud nieuws (1Joh.1) Altijd is het licht des levens er geweest, maar onder het Oude Verbond was dat nog niet zichtbaar. Daarom moet het Oude Testament worden gelezen in het licht van het Nieuwe, waarvan de waarheid al vast ligt op de eerste bladzijde van de Bijbel. De boodschap was ooit niet voor mensen openbaar, maar is geenszins veranderd. Altijd werd gezegd dat de Zelf ook onveranderlijke God uit de oude schepping een nieuwe zou maken. Van die realiteit heeft Jezus, Wiens kruisiging al in het Oude Testament werd aangekondigd, de bedekking weggenomen. Ook nu gaat het nog steeds om het Woord van God, dat er van den beginne was en waarin Hij Zijn eeuwige plan – ook wat de toekomst betreft – aangeeft. Centraal in dat plan staat Jezus Christus, Die de zonden van de mensheid droeg aan het kruis en nu, in heerlijkheid opgewekt, leeft voor God. Aan Hem toegevoegd mogen ook gelovigen in het nieuwe leven wandelen, heel het principe van zonde achter zich latend. Dat geloof valt niet onder religie, die zegt dat de mens iets moet doen om van zijn schuldgevoel af te komen. De relatie van gelovigen met de Vader loopt via de ene Middelaar: de mens Jezus Christus. Hij is de enige Weg om te wandelen als kinderen van God en niet langer bij de dwalende schapen in diepe duisternis te horen, bij een wereld waarover Zijn eeuwige Woord binnenkort een oordeel zal brengen. “We hebben het profetisch woord dat zeer vast is.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A663.mp3

Ai Omdat alles wat gebeurde met het volk Israël voorbeelden voor de Gemeente zijn, geldt dat ook voor de inname van Jericho, dat 400 meter onder zeeniveau ligt en een beeld van de hedendaagse schepping is. En voor de op een heuvel gelegen stad Ai, die staat voor het nieuwe, eeuwige leven. Omdat Israël zich bij de inname van Jericho, zonder zelf te hoeven vechten, toch niet geheel aan Gods Woord had gehouden (het mocht niets meenemen), werden de 3000 krijgers van het volk bij Ai verslagen met 36 gesneuvelden als gevolg. Voor eeuwig leven moet men zich uit de oude schepping (Jericho) terug trekken, want dáár ligt niet de ‘buit’ van christenen. De afstammeling Achan van Juda bleek destijds te hebben geroofd uit Jericho. Nog steeds geeft het Joodse volk meer om rituelen dan om Gods Waarheid. Eeuwig leven is wel voor iedereen beschikbaar, maar men moet het wel willen grijpen. Wie als christen in deze wereld wil leven, vol uiterlijkheden en religie, is volgens Paulus niet gericht op Christus. “En deze dingen zijn geschied ons tot voorbeelden.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A664.mp3

Rolmodellen Dat onder de wet – volgens Paulus een ondraaglijk juk – het natuurlijke leven van de mens tot niets leidt, bewees het Jodendom. Wedergeboren mensen leven uit genade. Dat levert een probleem op voor de zogenoemde christelijke ethiek, die tóch in feite een wet is, omdat wordt voorgeschreven wat de mens wel en niet zou doen. Evenals religie is dat gebaseerd op menselijke hoogmoed. Maar christenen zouden zich nederig onderwerpen aan Gods Woord. Daaraan onderwierp Zich ook de Heere Jezus, Die dienend in vernedering de vreugde zag die Hem was voorgesteld. Voor onder genade levende christenen is niet de vraag of iets wel of niet mag, maar of het nuttig is, zegt Paulus. Het gaat om wat men is, niet om wat men doet. Daarvoor hebben christenen rolmodellen, zoals de gelovigen uit Hebreeën 11. Terwijl religieuze leiders op vlees vertrouwen, staat niets tussen de gelovige en God in. Christus is Voorbeeld van de christenen en in een lagere rangorde is Paulus dat. “Dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Je- zus was.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A665.mp3

De deur door Hoewel het christendom er nauwelijks meer in gelooft of het zélf wil bouwen, is het Koninkrijk van Christus het centrale thema van de Bijbel. Daar komt men alleen door wedergeboorte in. De geboorte van een kind, dat uit vruchtwater komt, is het beeld van zowel de oorsprong van de wereld als van Gods Woord, waardoor volgens Johannes 1:3 alle dingen zijn gemaakt. Sinds de kruisiging van Jezus ligt de wereld onder Gods toorn en oordeel, maar aan wie in Christus gelooft, gaat dat oordeel voorbij. De natuurlijke mens, in strijd met Gods norm handelend, heeft geen enkel recht bij God, week af en is voor Hem ‘onnut geworden’. Alleen door genade werd de gelovige zalig en hoort hij in deze bedeling bij de door de Goede Herder naar grazige weiden geleide kudde van Hem, Die zegt ook de Deur te zijn naar een nieuwe, gereinigde wereld. Zoals bij de ark van Noach sluit Hij die zelf af. Wedergeboren christenen zijn met hun Heer opgewekt en worden geacht te zoeken wat boven is. “Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A666.mp3

Het Lichaam van de Hogepriester (Heb.10) https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A667.mp3

De tegenwoordige boze eeuw (Gal.1) Het Evangelie geeft geen instructies voor gedrag in de wereld, maar voor dat in de gemeente. Hele kerkscheuringen ontstonden doordat men het onderscheid niet kende tussen het kruis van de Heer voor alle mensen en Zijn opstanding voor de uitverkorenen. Men weet niet wat Christus in deze bedeling doet, zoals Paulus in Galaten 1 laat zien. God blijft wel Dezelfde, maar dóét – een plan uitwerkend – niet steeds hetzelfde. Zijn Woord niet goed kennend, denken velen dat men Hem moet overhalen iets te doen. Gelovigen hebben geen plaats in de wereld, waarvan duisternis het kenmerk is, waarmee God Zich niet bemoeit en die door de duivel wordt geregeerd. Christendom is doordrenkt met de gedachte dat men zich daarin een plaats moet verwerven. Dat dacht ook Constantijn de Grote, die het christelijke geloof leidend in die wereld wilde maken. Dat ging mis, zoals hij door de Bijbel had kunnen weten. Mensen worden geroepen uit een dode en dwaze wereld tot leven uit genade te komen, zonder de wet, ook al lijken veel kerken meer gediend van regels. “Want het woord des kruizes is degenen die verloren gaan een dwaasheid, maar ons, die behouden worden, een kracht Gods.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A668.mp3

Onvoltooide Reformatie Vrij zijn om de Heer te dienen, is de Bijbelse boodschap. Maar in de christenheid, verdeeld in vele kerken, werd voor en na de Reformatie toch weer de wet gehuldigd. Daarmee begaf men zich op het terrein van de wereld, die vrij wil zijn, maar het niet is. Kerken creëren steeds weer wetten. Gelovigen die zich onttrekken aan een politiek systeem, worden bedreigd. Maar voor liefde voor Christus, Zijn Woord en elkaar heeft men geen regels nodig. Doordat gelovigen vrij zijn van de wet, zijn zij dat ook van religie, een alternatief voor geloof. Daaraan gingen de Dordtse leerregels ook voorbij. Die zeiden geen woord over bijvoorbeeld de Maranatha-boodschap, het Messiaanse rijk, de 1000 jaren, de volwassendoop en de bruid van Christus. De Reformatie, waarmee wij overigens blij mogen zijn, kwam in wezen aan de vrijheid van christenen om de Heer te dienen niet toe. Dat gelovigen langs politieke weg een betere wereld willen scheppen, is niet Bijbels. Gelovigen zijn juist getrokken uit die wereld vol duisternis. “Staat dan in de vrijheid, met welke ons Christus vrijgemaakt heeft.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A669.mp3

Achtervolgd door de wet Alle brieven in het Nieuwe Testament zijn gericht aan gelovigen, die onder meer van Paulus de waarschuwing krijgen zich vooral niet onder wet de laten plaatsen, maar hun positie in de genade van Christus te kiezen. Het betekent dat ook hun erediensten niet overeenkomstig wettische statuten plaatsvinden, maar het Woord Gods daarin centraal staat. Paulus kreeg na zijn bekering zicht op het Evangelie der Genade, terwijl hij voor die tijd volledig het Judaïsme diende, een volgens zijn brief aan Timotheüs ongezonde leer. Hij begreep dat demonen de wereld wetten willen opleggen. Na zijn omwenteling noemde Paulus alles wat hij geleerd had omtrent de wet ‘schade en drek’. De Bijbelse boodschap is dat het aardse (zienlijke) leven voorbijgaat, maar dat God eeuwig leven geeft. In de Bijbel vindt men geen voorschriften voor onze samenkomsten, noch over statuten der talloze kerken. De basis van christelijke ethiek is niet de wet maar genade alleen. “Indien ik nog mensen behaagde, zo ware ik geen dienstknecht van Christus.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A670.mp3

Een vol loon De collectieve opname van de gemeente doet niets af aan de individuele verantwoordelijkheid van de gelovige voor zijn praktische levenswandel. Die heeft met loon te maken. Het hemelse lichaam zal niet voor iedereen hetzelfde zijn. Bij de rechterstoel van Christus, tegelijk met de opname, wordt de één overkleed en de ander alleen bekleed of zelfs naakt. Er is verband tussen het loon en het overvloedig zijn in het werk des Heeren. De opdracht voor gelovigen is dat zij, levend en dienstbaar als priesters onder de genade en niet onder de wet, trouw zijn aan Gods Woord. Hoewel vlees en bloed niet het nog verborgen Koninkrijk zullen beërven, gaan zij dat rijk wel in. Het gaat om erven, omdat christenen zijn geroepen tot zoonstelling. Praktische levenswandel heeft waarde voor de Heer en gelovigen. Wie meent dat die er niets mee heeft te maken, omdat God alleen de nieuwe mens ziet, las helaas de Bijbel niet goed, waarin staat dat de arbeid wordt beloond voor wat werd gedaan op ieders plaats in het lichaam van Christus. “Zijt standvastig, onbewegelijk, altijd overvloedig zijnde in het werk des Heeren.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A671.mp3

Pasen, de omkeer Omdat de opstanding van onze Heer op de dag na Sabbat plaats vond (de eerste dag der week), vieren wij ook Pasen na het Joodse Pesach. Dat in wezen bijvoorbeeld The Passion niet verder komt dan de kruisiging, mag dan een algemeen aanvaard christelijk principe zijn, tragisch blijft het wel. Opstanding is ook de essentie van alle brieven in de Bijbel: Christus overwon daarmee de dood. Hij werd een nieuw Schepsel, als Eersteling van de Gemeente en Stichter van een Nieuw Verbond. Dat was in het Oude Testament al sinds Adam beloofd. God had er al rekening mee gehouden dat het mis met hem ging, omdat hij uit de aarde aards en niet de Beelddrager Gods was, Die later zou komen. Adamitisch-, Abrahamitisch- en Davidisch verbond verwijzen alle naar Christus. En zoals Mozes getrouw was over diens huis, is Christus het over het Zijne: de Gemeente. Hij is onze Hogepriester naar de ordening van Melchizedek, die oudere rechten had dan Mozes en niet een aardse priester was (en is). De opstanding van Christus is de grote omkeer in de geschiedenis. “Gij zijt priester voor eeuwig naar de ordening van Melchizedek.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A672.mp3

Het teken van Thomas Zoals veel gebeurtenissen in de Schrift had ook het aanvankelijke ongeloof van Thomas en diens aanvaarding van de Opstanding van de Heer een profetische functie. Slechts tien van de twaalf discipelen waren in de opperzaal toen de Heere Jezus daar verscheen en zij de Heilige Geest ontvingen. Thomas en Judas niet, als typen van de Joodse twee stammen. Die tien discipelen staan voor de tien stammen, waaruit de Gemeente voortkwam. Pas op de achtste dag, dus na de sabbat, kwam de Heer weer naar de opperzaal en toen riep Thomas ‘mijn Heere en mijn God’. Als het Joodse volk na de 70ste week van Daniël had hij gezien Wie doorstoken was. Juda zal eens belijden dat Jehovah, Wiens Naam nu door Joden niet genoemd mag worden, de Messias is. Nu bouwt Hij in het verborgene Zijn gemeente, die Hem niet ziet, maar toch liefheeft. Het licht ging uit bij de twee, maar op bij de tien stammen. Iedere gelovige is een ‘visser van mensen’ geworden, zoals de Heer dat eens tegen Zijn discipelen zei. “In Denwelken gij nu, hoewel Hem niet ziende, maar gelovende, u verheugt met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A673.mp3

Het Evangelie van de Zoon Dat God een rechtvaardig oordeel over Zijn zondige schepping bracht, is de kern van het Evangelie, waarin het plan van God is geopenbaard. In die ‘verwachte boodschap’ staat Jezus Christus centraal, die al sinds Adam werd aangekondigd. Adam is dan ook een type van Wie komen zou. In Hem kregen alle beloften uit het Oude Testament gestalte en zij zijn vervuld in Diens Opstanding en worden straks geopenbaard in Zijn wederkomst. Hij werd bevestigd Gods Zoon te zijn door Zijn opstanding, is tot Messias gezalfd en naar het vlees Davids Zoon in diens koninklijke lijn, waardoor Hij ook de aardse troon zal beërven. Ook is Hij een natuurlijke nazaat van Abraham, die van koninklijke afkomst was (Genesis 10 t/m 12). De mens, vol zonde en leugen, is afhankelijk van de rechtvaardige God, Die afrekende daarmee in de kruisiging en opstanding van Christus. In Diens wederkomst zal het Koninkrijk Gods door ‘de Leeuw van Juda’ geregeerd worden. Op weg daarheen mogen gelovigen worden geleid door Zijn Woord der Waarheid. “Zovele beloften Gods als er zijn, die zijn in Hem ja, en zijn in Hem amen, Gode tot heerlijkheid door ons.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A674.mp3

De Staat Israël Hoewel men in christelijke kringen vaak het tegendeel beweert, is Juda niet hetzelfde als de in 1948 uitgeroepen staat Israël, de naam die trouwens aan het tien-stammen-rijk werd gegeven en niet aan de twee. Het daartoe behorende Joodse volk nam Gods land in volkomen ongeloof in bezit, maar zal eens in het buitenland tot geloof komen. Degenen die menen dat Israël (de twaalf stammen) hetzelfde is als Juda gebruiken veelal Ezechiël 37 en gaan ervan uit dat het eerst ten onrechte in het land gekomen volk daar in de toekomst zal worden begoten met Gods Geest, c.q. dat de situatie van nu een voorbereiding is op de wederkomst van Christus. Maar dat staat nergens in de Bijbel. Bekering in het buitenland (Petra) gaat in de zeventigste week van Daniël vooraf aan het onder leiding van Christus beërven van het land. Overigens betreft het ‘dal van dorre doodsbeenderen’, waarover de levend makende Geest wordt uitgestrekt, héél Israël en niet slechts de twee Joodse stammen. “En ik zal Mijn Geest in u geven en gij zult leven”. https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A675.mp3

De Geest der zoonstelling https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A676.mp3

De voorgestelde loopbaan Terwijl alle religies de religieuze mens plaatsen in de wereld, zegt Christus juist dat wij die onverbeterlijke ‘legerplaats’ moeten verlaten om als Hij een loopbaan te gaan. Een vorm van christelijk humanisme is ‘lief en aardig zijn’ voor alle mensen, wedergeboren of niet. In wezen zet men daarmee Christus buiten het christendom, want Die past niet in het godsbeeld dat men zelf heeft gecreëerd, terwijl God dat volgens de Bijbel Zelf doet. Gedurende zijn loopbaan draagt een gelovige zelf verantwoordelijkheid voor de keuzes die hij maakt en is hij geen marionet in Gods handen. Te zeggen dat iemand op een bepaalde wijze krachtens zijn geloof moet leven is in feite een wet. De Bijbel reikt alleen rolmodellen aan, zoals Paulus. Het is niet de bedoeling de wereld te verbeteren, wat nog nooit is gelukt, maar uit die duisternis te trekken en in Zijn Licht te wandelen. En ons te onderwerpen aan Gods Woord. “Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A677.mp3

Anders denken Terwijl wetten en regels van religie zijn neergelegd op tijdelijk vlees, waarvan het in de Babylonische ballingschap ontstane Judaïsme een voorbeeld is, zegt Gods Woord dat de mens een hooguit aan de buitenkant wit te pleisteren hol vat is. Men is massaal afgeweken van het geloof en koos voor ijdele (lege) prediking. Symbolisch gaan de wetten in het Oude Testament over de Heere Jezus Christus en daarin wordt al op verborgen wijze gesproken over het Nieuwe Verbond. Wet is voor God een afgedane zaak, want Zijn Lam nam die weg. Christenen zijn dood en door Christus’ opstanding verlost van de wet. Saulus praktiseerde die, maar kwam tot geloof. Aan hem en aan iedere gelovige is de gezonde leer toevertrouwd, als orgaan van Christus’ Lichaam, onder leiding van het Hoofd. De organen hoeven dat niet te organiseren, het Hoofd doet dat. Van gelovigen wordt alleen verwacht dat zij trouw blijven aan Zijn waarachtige Woord en Hem dienen. “Want ik ben door de wet voor de wet gestorven, opdat ik Gode leven zou.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A678.mp3

Niet om uwentwil Terwijl veel predikers doen alsof God een soort wegenwacht is, die te hulp schiet als wij in de problemen komen, is dat geen Bijbelse waarheid. De mens staat in de hedendaagse prediking steeds weer centraal. Christelijke ethiek, waarop men onder meer het zich wel of niet laten vaccineren baseert, komt men in de Bijbel niet tegen. Het verzoeningswerk van Jezus Christus was op God Zelf en niet op de mens gericht, die al sinds de schepping in zes dagen zondigde en Hem van nature niet kan eren. Adam was een type van de zondeloze Tweede Adam, de Heere Jezus Christus, centraal in Gods plan. Daarin kunnen gelovigen een plaats krijgen, op weg naar een nieuwe wereld en niet ter verbetering van deze schepping. Dat is een aards niveau, waarmee alleen afgoden zich bezighouden. Er komt een wereldregering onder leiding van de duivel, nadat de gemeente is weggenomen. Maar die zal overwonnen worden door Christus zelf. “Ik doe het niet om uwentwil, spreekt de Heere HEERE, het zij u bekend.” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A679.mp3

Welriekende reuk Een ‘welriekende reuk’ voor de Vader bracht Christus na Zijn opstanding, toen Hij Zijn Gemeente offerde, naar de typen in de Oude Testament van dank-, spijs- en brandoffer. De kruisdood van Jezus betekende anderzijds Zijn ultieme vernedering. Typen daarvan in het Oude Testament zijn het schuld- en zondoffer, die geen ‘welriekende reuk’ voor God waren. Na Zijn opstanding doet Hij een werk dat volgens Romeinen 5:8 en 9 ‘meer’ is dan Zijn dood, waarmee niets af wordt afgedaan van wat Hij in Zijn aardse omwandeling deed. Maar na Zijn vernedering werd Hij verhoogd en bood Hij Zich opnieuw aan bij God, Die Hem tot Hoofd van de Gemeente maakte. Christus offert die vandaag. Dat heeft niets te maken met zijn kruisdood. Zijn tegenwoordige werk als Hogepriester bestaat uit de verzameling, heiliging, opbouw en stichting van Zijn Gemeente, Zijn Lichaam. Daartoe behoort de Nieuw Testamentische gelovige, die met Christus in de hemel is gezet. En die ontvangt een erfenis. De omvang daarvan wordt bepaald door zijn praktische leven. “Zie, Ik kom, om Uw wil te doen, o God!” https://bijbelshandboek.nl/datacenter/MP3/A/A680.mp3